Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Diergeneesmiddelenwet

 

Artikel 1
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
"Onze Minister": Onze Minister van Landbouw en Visserij;
"dierenarts": degene die is ingeschreven in het register van praktizerende dierenartsen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990;
?apotheker?: degene die is ingeschreven in het register van gevestigde apothekers, bedoeld in artikel 61, derde lid, van de Geneesmiddelenwet, alsmede de apotheker die in dienstbetrekking is bij de krijgsmacht, voor zover hij geneesmiddelen bereidt of ter hand stelt uit hoofde van die dienstbetrekking;
"registratiehouder": degene te wiens naam het diergeneesmiddel is geregistreerd;
"substantie": stof, of een mengsel van stoffen, van menselijke, dierlijke, plantaardige of chemische oorsprong, daaronder begrepen dieren, planten, delen van dieren of planten alsmede micro-organismen en virussen;
"diergeneesmiddel": substantie die bestemd is om al of niet na be- of verwerking, te worden gebruikt voor:
a
het genezen, lenigen of voorkomen van enige aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of gebrek van een dier;
b
net herstellen, verbeteren of wijzigen van het functioneren van organen van een dier;
c
het onderkennen van een ziekte of gebrek bij dieren door toepassing bij een dier;
bijwerking: reactie die schadelijk en ongewild is en die optreedt bij doses die normaal bij het dier voor preventie, voor het stellen van een diagnose, voor de behandeling van een ziekte of voor de wijziging van een fysiologische functie worden gebruikt;
"smetstof": elk micro-organisme of virus dat een infectieziekte, en elke parasiet die een parasitaire ziekte, bij dieren kan veroorzaken;
"serum": diergeneesmiddel dat bereid is uit bloed of lymphe van dieren, of dat afkomstig is uit dierlijke produkten, en dat - al dan niet vermengd met andere substanties - bestemd is voor gebruik ter voorkoming of genezing van een infectieziekte of een parasitaire ziekte bij dieren door passieve immunisatie;
"entstof": diergeneesmiddel dat bereid is uit of met behulp van micro-organismen, virussen of parasieten en dat - al dan niet vermengd met andere substanties - bestemd is voor gebruik ter voorkoming of genezing van een infectieziekte of een parasitaire ziekte bij dieren door actieve immunisatie;
"biologisch diagnosticum": diergeneesmiddel dat bereid is uit of met behulp van micro-organismen, virussen of parasieten en dat - al dan niet vermengd met andere substanties - bestemd is voor gebruik ter onderkenning van een ziekte of de immunologische status van dieren;
"partij van onderscheidenlijk een serum, entstof of biologisch diagnosticum": uit één uitgangsmassa in één bewerkingsgang bereide en als zodanig omschreven en gekenmerkte homogene en gelijkwaardig samengestelde hoeveelheid van onderscheidenlijk een serum, entstof of biologisch diagnosticum in de voor de gebruiker bestemde verpakking;
"gemedicineerd voeder": substantie die bestemd is om als zodanig aan dieren te worden vervoederd en waarin één of meer diergeneesmiddelen zijn verwerkt;
"recept": schriftelijke aanwijzing nopens de bereiding of de aflevering van een diergeneesmiddel of een gemedicineerd voeder, afgegeven door een dierenarts ten behoeve van één of meer dieren van een met name genoemde houder van die dieren;
"invoer": het anders dan in doorvoer brengen in Nederland;
"uitvoer": het anders dan in doorvoer brengen buiten Nederland;
"doorvoer": grensoverschrijdende goederenbeweging via Nederlands grondgebied met bestemming buitenland;
"houder van dieren": eigenaar, houder of hoeder van dieren;
bedrijfslichaam: een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de bedrijfsorganisatie.
2
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
a
met toepassing bij dieren gelijkgesteld toepassing bij materiaal van dierlijke herkomst uitgezonderd cel- of weefselcultures;
b
onder afleveren niet begrepen het bij dieren toepassen van een diergeneesmiddel;
c
onder diergeneesmiddel niet begrepen gemedicineerd voeder;
d
in hoofdstuk III onder diergeneesmiddel mede verstaan door Onze Minister bij ministeriële regeling aangewezen substanties die niet bestemd zijn maar wel kunnen worden gebruikt als diergeneesmiddel;
e
onder diergeneesmiddelen niet begrepen toevoegingsmiddelen die zijn toegelaten ingevolge richtlijn nr. 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in diervoeding (PbEG L 270).


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •