Faillissementswet
Artikel 212g
1
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
a
kredietinstelling: een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
b
liquidatieprocedure: een collectieve procedure, het faillissement daaronder begrepen, geopend in een lidstaat, die het te gelde maken van de activa van een kredietinstelling en het op toepasselijke wijze verdelen van de opbrengst onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden behelst, en die noodzakelijkerwijs een optreden van administratieve of rechterlijke instanties behelst, daaronder begrepen de collectieve procedure die wordt afgesloten met een gerechtelijk akkoord of een andere maatregel van dezelfde strekking;
c
lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132);
d
lidstaat van herkomst: ingeval de kredietinstelling een rechtspersoon is, de lidstaat waarin aan een kredietinstelling haar zetel heeft, dan wel, ingeval de kredietinstelling geen rechtspersoon is, de lidstaat waar zij haar hoofdbestuur heeft;
e
bevoegde instanties: de administratieve of rechterlijke instanties die bevoegd zijn ter zake van liquidatieprocedures;
f
toezichthoudende autoriteit: de instantie die in een lidstaat bij of krachtens de wet met het toezicht op het kredietwezen is belast;
g
curator: de curator of elke andere persoon of ander orgaan, aangewezen door de bevoegde instanties van een andere lidstaat dan Nederland of door een bestuursorgaan van de kredietinstelling om de liquidatieprocedure uit te voeren;
h
financiƫle instrumenten: instrumenten, bedoeld in deel B van de bijlage bij richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141).
2
Voor de toepassing van deze afdeling is een kredietinstelling gevestigd in:
a
de staat waar de statutaire zetel is, indien het een rechtspersoon betreft die overeenkomstig het toepasselijke recht een statutaire zetel heeft; en
b
de staat waar haar zij haar hoofdbestuur heeft en zij feitelijk werkzaam is, indien het een andere kredietinstelling betreft dan de kredietinstelling, bedoeld in onderdeel a.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.