Gemeentewet
Artikel 13
1
Een lid van de raad is niet tevens:
a
minister;
b
staatssecretaris;
c
lid van de Raad van State;
d
lid van de Algemene Rekenkamer;
e
Nationale ombudsman;
f
substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;
g
commissaris van de Koning;
h
gedeputeerde;
i
secretaris van de provincie;
j
griffier van de provincie;
k
burgemeester;
l
wethouder;
m
lid van de rekenkamer;
n
ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;
o
lid van een deelraad;
p
lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;
q
ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.
2
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:
a
aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of
b
aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
3
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q, kan een lid van de raad tevens zijn:
a
ambtenaar van de burgerlijke stand;
b
vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;
c
ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.