Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Gerechtsdeurwaarderswet

 

Artikel 26
1
Een gerechtsdeurwaarder kan, met goedkeuring van Onze Minister, een kandidaat-gerechtsdeurwaarder die op zijn kantoor werkzaam is, aanwijzen als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder.
2
Het verzoek om goedkeuring wordt ingediend door de gerechtsdeurwaarder en de kandidaat-gerechtsdeurwaarder gezamenlijk en bevat:
a
naam, voornamen, jaar, dag en plaats van geboorte van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder;
b
naam, voornamen en plaats van vestiging van de gerechtsdeurwaarder;
c
indien de kandidaat-gerechtsdeurwaarder reeds eerder als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam was, het tijdvak van deze werkzaamheden en de naam en de plaats van vestiging van de vorige gerechtsdeurwaarders aan wie hij was toegevoegd.
3
Een kandidaat-gerechtsdeurwaarder kan slechts worden aangewezen als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder indien hij in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
4
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de termijn waarvoor de goedkeuring geldt en het aantal toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders dat gelijktijdig onder verantwoordelijkheid van één gerechtsdeurwaarder werkzaam kan zijn.
5
De goedkeuring kan worden ingetrokken indien de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder in de uitoefening van zijn werkzaamheden handelt in strijd met het bij of krachtens de wet bepaalde of indien het aanzien of de vervulling van het gerechtsdeurwaardersambt daarbij wordt geschaad of belemmerd.
6
Op verzoek van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder wordt de goedkeuring ingetrokken.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •