Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Intrekkingswet Wet regeling onderwijs van Rijkswege in beeldende kunsten

 

Wet van 22 december 1999, houdende intrekking van de wet van 26 mei 1870 tot regeling van het onderwijs van Rijkswege in de beeldende kunsten (Stb. 78)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wet van 26 mei 1870 tot regeling van het onderwijs van Rijkswege in de beeldende kunsten (Stb.78) in te trekken in verband met de privatisering van de Rijksakademie van beeldende kunsten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
a
de wet van 26 mei 1870: de wet van 26 mei 1870 tot regeling van het onderwijs van Rijkswege in de beeldende kunsten (Stb. 78);
b
de Rijksakademie: de Rijksakademie van beeldende kunsten, genoemd in artikel 1 van de wet van 26 mei 1870.

Artikel 2
De wet van 26 mei 1870 wordt ingetrokken.

Artikel 3
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met het privaatrechtelijk beheer van de museale verzamelingen of museale voorwerpen die eigendom zijn van de Staat dan wel aan de zorg van de Staat zijn toevertrouwd en die tot het tijdstip van intrekking van de wet van 26 mei 1870 in beheer waren bij de Rijksakademie.

Artikel 4
De docenten en de directeur van de Rijksakademie, die ingevolge artikel 5 van de wet van 26 mei 1870 de titel hoogleraar voeren, blijven daartoe gerechtigd voor de periode dat zij in dezelfde functie hun dienstverband voortzetten bij de rechtspersoon die is opgericht ter voortzetting van de activiteiten van de Rijksakademie.

Artikel 5
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 22 december 1999
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, F. van der Ploeg
Uitgegeven de vijfentwintigste januari 2000
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals