Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jachtwet

 

Wet van 3 november 1954, houdende bepalingen betreffende de jacht
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe bepalingen vast te stellen inzake de jacht en daarbij nieuwe regelingen te treffen met betrekking tot schade door wild en het behoud van een wildstand, welke met de belangen van de landbouw verenigbaar is;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Titel I. Algemene bepalingen

Artikel 1
1
Deze wet verstaat onder:
"Onze Minister": Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
"jagen": het opsporen, bemachtigen of doden van wild en het doen van pogingen daartoe;
"jachthouder": degene, die overeenkomstig het in de artikelen 4 en 6 bepaalde het gehele of gedeeltelijke genot heeft van de jacht;
"landbouw": akkerbouw, weidebouw, tuinbouw, bosbouw, teelt van griendhout, veeteelt, pluimveeteelt en visserij;
"grondgebruiker": degene, die gerechtigd is de grond te gebruiken, hetzij als eigenaar, hetzij krachtens een zakelijk recht, hetzij krachtens een pachtovereenkomst;
"jachtopzichter": degene, die is belast met de bescherming van de jachtbelangen van een jachthouder en buitengewoon opsporingsambtenaar is;
"kooiker": degene, die ingevolge artikel 39 als zodanig is geregistreerd;
"wildhandelaar": ieder, die als ondernemer handel drijft in wild;
"verzekerde": hij, wiens aansprakelijkheid overeenkomstig de bepalingen van deze wet is gedekt;
"benadeelde": hij die schade heeft geleden, welke grond oplevert voor toepassing van de artikelen 12a en 12b van deze wet alsmede zijn rechtverkrijgenden.
2
Deze wet begrijpt onder:
"grond": water;
"veld": stranden, schorren, gorzen, kwelders, slikken, wadden, binnenwateren en territoriale wateren, alsmede wegen en paden, voorzover deze geacht kunnen worden deel uit te maken van een tot jachtbedrijf bestemd of geschikt terrein;
"eieren": schalen van eieren;
"dood wild": dood wild en delen van wild al dan niet geprepareerd of op andere wijze geschikt gemaakt om duurzaam te worden bewaard;
"produkten van wild": al hetgeen afkomstig is van wild en al hetgeen geheel of gedeeltelijk is vervaardigd uit wild of uit delen daarvan alsmede alle goederen waarvan uit een begeleidend document, de verpakking, een merk of etiket of enige andere omstandigheid blijkt dat zij afkomstig zijn van of geheel of gedeeltelijk vervaardigd zijn uit wild of uit delen daarvan.

Artikel 2 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 2bis [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 3 [Vervallen per 01-04-2002]

Titel II. Vervallen

Artikel 4 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 5 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 6 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 7 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 8 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 9 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 10 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 11 [Vervallen per 01-04-2002]

Titel III. Vervallen

Artikel 12 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 12a [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 12b [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 13 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 13a [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 14 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 15 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 16 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 16a [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 17 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 18 [Vervallen per 01-04-2002]

Titel IV. Vervallen

Artikel 19 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 20 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 21 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 22 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 23 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 24 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 25 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 26 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 27 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 27a [Vervallen per 01-04-2002]

Titel V. Het Jachtfonds

Artikel 28
1
Er is een openbaar lichaam, genaamd Jachtfonds, hetwelk tot taak heeft het in stand houden te bevorderen van niet tot het in artikel 8, eerste lid, genoemd wild behorende wildsoorten, welker handhaving in de vrije natuur waardevol is en de belangen van de landbouw met betrekking tot de jacht te dienen.
2
Het Jachtfonds tracht het in het eerste lid omschreven doel te bereiken door het ter hand nemen of bevorderen van wetenschappelijk onderzoek, het bevorderen van voorlichting en opleiding, het bevorderen van maatregelen tot voorkoming van schade door wild en door het treffen van andere maatregelen, welke voor de verwezenlijking van het in het eerste lid omschreven doel van belang kunnen zijn. Deze maatregelen kunnen ook bestaan in het verlenen van tegemoetkomingen in door wild aangerichte schade, met inachtneming van door Onze Minister te stellen regelen.
3
Het Jachtfonds is rechtspersoon en heeft zijn zetel te 's-Gravenhage.

Artikel 29
1
Het bestuur van het Jachtfonds bestaat uit negen leden.
2
Onze Minister benoemt de voorzitter en twee leden van het bestuur.
3
De overige zes leden van het bestuur worden benoemd door de door Ons aan te wijzen representatieve organisaties op het gebied van de landbouw, de jacht en de natuurbescherming.
4
Elk der in het derde lid bedoelde organisaties benoemt twee leden.

Artikel 30
Het bestuur regelt zijn werkwijze bij een reglement, hetwelk de instemming behoeft van Onze Minister. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 31
Onze Minister kan bepalen, dat de bestuursleden volgens door hem te stellen regelen een vergoeding genieten.

Artikel 32
Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen vastgesteld betreffende het nemen van besluiten door het Jachtfonds, zijn dagelijkse leiding, zijn secretariaat, zijn vertegenwoordiging in en buiten rechte en zijn boekjaar.

Artikel 33
1
Jaarlijks vóór 1 september dient het bestuur bij Onze Minister een begroting van inkomsten en uitgaven voor het volgend boekjaar in. Deze begroting behoeft de instemming van Onze Minister.
2
Heeft Onze Minister niet ingestemd met de begroting vóór de aanvang van het boekjaar, waarvoor zij moet dienen, dan is het bestuur bevoegd tot het innen van inkomsten en het doen van uitgaven, in de begroting voorzien, voorzover Onze Minister daartegen geen bezwaren heeft gemaakt.
3
Onze Minister is bevoegd de begroting vast te stellen, indien daaromtrent met het bestuur geen overeenstemming wordt verkregen.

Artikel 34
Jaarlijks vóór 1 mei dient het bestuur bij Onze Minister een financieel verslag in over het afgelopen boekjaar met daarbij behorende balans en verlies- en winstrekening. Dit verslag behoeft de instemming van Onze Minister.

Artikel 35 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 36 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 37
Ten behoeve van het Jachtfonds kan het Rijk een bijdrage verlenen.

Titel VI. Vervallen

Artikel 38 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 39 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 40 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 41 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 42 [Vervallen per 01-04-2002]

Titel VII. Vervallen

Artikel 43 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 44 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 45 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 46 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 47 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 48 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 49 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 50 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 51 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 52 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 53 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 54 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 55 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 56 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 57 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 58 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 59 [Vervallen per 01-04-2002]

Titel VIII. Vervallen

Artikel 60 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 61 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 62 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 63 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 64 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 65 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 66 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 67 [Vervallen per 01-04-2002]

Titel VIIIA. Vervallen

Artikel 68 [Vervallen per 01-04-2002]

Titel IX. Vervallen

Artikel 69 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 70 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 71 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 72 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 73 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 74 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 75 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 76 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 77 [Vervallen per 01-04-2002]

Titel X. Vervallen

Artikel 78 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 79 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 80 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 81 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 82 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 83 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 84 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 85 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 86 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 87 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 88 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 89 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 90 [Vervallen per 01-04-2002]

Artikel 91 [Vervallen per 01-04-2002]
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Amsterdam, 3 November 1954
juliana
De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening,
mansholt
De Minister van Financiën,
VAN DE KIEFT.
De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen a.i.,
beel
De Minister van Justitie,
l
A. DONKER.
Uitgegeven de derde December 1954.
De Minister van Justitie,
l
A. DONKER.