Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Kadasterwet

 

Artikel 14b
1
Voor een inschrijving als bedoeld in artikel 14 wordt vereist, indien het oorspronkelijke stuk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, een hernieuwd verzoek tot inschrijving dat in elk geval vermeldt het stukidentificatienummer van het oorspronkelijk aangeboden stuk en is voorzien van een elektronische handtekening. Indien artikel 11b, vijfde lid, tweede zin, toepassing heeft gevonden en indien in het geval, bedoeld in de eerste zin, stukken die deel uitmaken van het oorspronkelijk ter inschrijving aangeboden stuk in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden, wordt tevens vereist de hernieuwde aanbieding van diezelfde stukken voorzien van de door de bewaarder bij de oorspronkelijke aanbieding daarop gestelde gegevens, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onverminderd het tweede lid. Artikel 11b, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2
Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot:
a
de vorm en inhoud van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en van wiens elektronische handtekening dat verzoek wordt voorzien, en
b
de gevallen waarin een hernieuwde aanbieding als bedoeld in het eerste lid, tweede zin, achterwege kan blijven.
3
De inschrijving geschiedt in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, eerste zin, door in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers de voorlopige aantekening door te halen en door het plaatsen bij het stuk van een aantekening waaruit blijkt het tijdstip van de hernieuwde aanbieding en dat het stuk de status ?ingeschreven? heeft, en, in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, door tevens op de stukken die deel uitmaken van het in elektronische vorm aangeboden stuk, een aantekening te plaatsen ten aanzien waarvan het bepaalde omtrent de in dit lid eerstgenoemde aantekening van overeenkomstige toepassing is. Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de aantekeningen, bedoeld in de eerste zin.
4
Artikel 13, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bewaarder in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, op de stukken die deel uitmaken van het in elektronische vorm aangeboden stuk, een aantekening plaatst ten aanzien waarvan artikel 13, eerste lid, van overeenkomstige toepassing is.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •