Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Kernenergiewet

 

Artikel 17
1
Op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een vergunning krachtens artikel 15 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing en zijn paragraaf 8.1.3.2 en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarbij hetgeen in de artikelen 17a tot en met 20a van deze wet is bepaald, in acht wordt genomen.
2
In afwijking van het eerste lid zijn de in dat lid genoemde onderdelen van de Wet milieubeheer en van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de voorbereiding van beschikkingen op de aanvraag om een vergunning krachtens:
a
artikel 15, onder a, voor het vervoeren, het voorhanden hebben bij opslag in verband met het vervoer, dan wel het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van splijtstoffen of ertsen;
b
artikel 15, onder a, voor het voorhanden hebben van splijtstoffen in een inrichting of uitrusting, ten aanzien waarvan een vergunning krachtens artikel 15, onder b of c, is vereist, dan wel voor het zich ontdoen van splijtstoffen die rechtstreeks afkomstig zijn uit een zodanige inrichting of uitrusting;
c
artikel 15, onder a, voor het voorhanden hebben of zich ontdoen van splijtstoffen in gevallen als bedoeld in het derde lid;
d
artikel 15, onder b of c, indien al eerder een vergunning met betrekking tot dezelfde inrichting, onderscheidenlijk uitrusting was verleend en naar het oordeel van Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alsmede van Onze Ministers wie het mede aangaat, niet te verwachten is dat door gebruikmaking van de gevraagde vergunning nadeliger gevolgen voor mensen, planten, dieren en goederen kunnen worden veroorzaakt dan bij de eerder verleende vergunning in aanmerking zijn genomen;
e
artikel 15, onder c, in gevallen waarin de uitrusting slechts buiten Nederland in werking zal worden gebracht of gehouden.
3
Gevallen als bedoeld in het tweede lid, onder c, zijn die gevallen:
a
waarin het voorhanden hebben van splijtstoffen of het zich daarvan ontdoen geschiedt:
1
in een voertuig of aan boord van een vaartuig of van een luchtvaartuig;
2
op steeds wisselende plaatsen, indien die gevallen behoren tot een bij algemene maatregel van bestuur aangegeven categorie waarin het belang van de toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet opweegt tegen de daaraan verbonden bezwaren;
3
indien al eerder een overeenkomstige vergunning met betrekking tot dezelfde plaats was verleend aan de aanvrager of aan degene wiens vergunning ingevolge artikel 70 voor hem geldt, en naar het oordeel van Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet te verwachten is dat door gebruikmaking van de gevraagde vergunning nadeliger gevolgen voor mensen, dieren, planten en goederen kunnen worden veroorzaakt dan bij de eerder verleende vergunning in aanmerking zijn genomen;
b
waarin bij algemene maatregel van bestuur aangegeven splijtstoffen op een daarbij aan te geven wijze hetzij zijn opgenomen in vaste stoffen die geen ioniserende straling uitzenden, hetzij zijn omgeven door een omhulsel;
c
behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie, waarin, gezien de wijze waarop de daarbij aangegeven splijtstoffen worden toegepast, het belang van de toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet opweegt tegen de daaraan verbonden bezwaren.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •