Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Luchtvaartwet

 

Artikel 28
1
Ten behoeve van overleg en voorlichting omtrent de milieuhygiëne rond het luchtvaartterrein kan Onze Minister een commissie instellen. De instelling van deze commissie geschiedt in elk geval bij een luchtvaartterrein waarvoor een geluidszone als bedoeld in de artikelen 25a, 25b en 25c is vastgesteld.
2
De commissie kan worden gehoord inzake de vaststelling van het handhavingsvoorschrift bedoeld in artikel 30a en de vaststelling van het gebruiksplan bedoeld in artikel 30 b. Onze Minister kan de commissie in de gelegenheid stellen advies uit te brengen over alle maatregelen en voorschriften met gevolg voor de geluidsbelasting rond het luchtvaartterrein alsmede over de wijze van handhaving van deze maatregelen en voorschriften.
De commissie is bevoegd Onze Minister ongevraagd voorstellen terzake te doen.
3
Onze Minister stelt bij de instelling van een commissie als bedoeld in het eerste lid nadere regels vast omtrent de taak en de samenstelling na overleg met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en na overleg met Gedeputeerde Staten van de provincies en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, bedoeld in artikel 19. In de commissie hebben zitting:
a
één vertegenwoordiger van elke provincie als bedoeld in artikel 19;
b
twee vertegenwoordigers van elke gemeente als bedoeld in artikel 19, waarvan tenminste één als vertegenwoordiger van in die gemeente woonachtige omwonenden van het luchtvaartterrein kan worden beschouwd;
c
ten hoogste twee vertegenwoordigers van de exploitant van het luchtvaartterrein;
d
ten hoogste twee vertegenwoordigers van de gebruikers van luchtvaartuigen, welke geregeld op het luchtvaartterrein landen en daarvan opstijgen;
e
ten hoogste twee door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan te wijzen vertegenwoordigers;
f
één vertegenwoordiger van rechtspersoonlijkheid bezittende milieuorganisaties;
g
indien sprake is van burgerluchtvaart, een door Onze Minister aan te wijzen vertegenwoordiger;
h
voor zover dit op het betreffende luchtvaartterrein van toepassing is één vertegenwoordiger van de verkeersleidingsdienst.
4
Onze Minister kan na overleg met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op verzoek van een ander land ten hoogste twee vertegenwoordigers van de grensregio van dat land aanwijzen als lid of als waarnemer van een commissie als bedoeld in het eerste lid.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •