Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Luchtvaartwet

 

Artikel 37b
1
De exploitant van een luchtvaartterrein wijst de delen daarvan aan:
a
die door het publiek slechts betreden mogen worden, indien de betrokken personen in het bezit zijn van een geldig reisbiljet of een daartoe afgegeven persoonsgebonden kaart;
b
die niet voor het publiek toegankelijk zijn;
c
die slechts voor een beperkte categorie van de op het luchtvaartterrein werkzame personen toegankelijk zijn;
d
die voor het publiek toegankelijk zijn.
2
Onze Minister van Justitie, in overeenstemming met Onze Minister, kan delen van het luchtvaartterrein aanwijzen die in ieder geval tot een van de in het eerste lid bedoelde delen behoren.
3
De exploitant van een luchtvaartterrein draagt er zorg voor:
a
dat een ieder die toegang heeft tot een van de in het eerste lid, onder b en c, bedoelde delen, over een door hem verstrekt of erkend toegangsbewijs beschikt, waaruit tevens duidelijk kenbaar is tot welke delen de drager toegang heeft;
b
dat een ieder die zich in een van de in het eerste lid, onder b en c, bedoelde delen bevindt, verplicht is het onder a bedoelde toegangsbewijs zichtbaar te dragen;
c
dat een ieder die zich in een van de in het eerste lid, onder a, bedoelde delen bevindt, verplicht is het onder a bedoelde toegangsbewijs dan wel een geldig reisbiljet of een daartoe afgegeven persoonsgebonden kaart bij zich te hebben en dit te allen tijde op verzoek van een lid van het beveiligingspersoneel ter inzage te geven;
d
dat voertuigen die worden gebruikt op de delen, bedoeld in het eerste lid onder b en c, zijn voorzien van een door de exploitant van een luchtvaartterrein afgegeven toegangsbewijs dat duidelijk zichtbaar is aangebracht en waarop duidelijk kenbaar is tot welke delen het voertuig toegang heeft.
4
De exploitant van een luchtvaartterrein schermt de in het eerste lid, onder b en c, bedoelde delen van het luchtvaartterrein zodanig onderling van elkaar af dat zij slechts op een beperkt aantal door beveiligingspersoneel of anderszins bewaakte plaatsen toegankelijk zijn na controle van het toegangsbewijs. Delen als bedoeld in het eerste lid, onder c, die voor onderscheiden categorieën personeel toegankelijk zijn worden daarbij als onderscheiden delen aangemerkt.
5
De plaatsen bedoeld in het vierde lid, dienen duidelijk gemarkeerd te zijn onder aanduiding van de categorieën personen die toegang hebben. De plaatsen dienen steeds helder verlicht en afsluitbaar te zijn.
6
Een ieder die op de plaatsen, bedoeld in het vierde lid, toegang zoekt tot of zich bevindt op een van de in het eerste lid, onder b en c, bedoelde delen, gedoogt dat vanwege de exploitant van een luchtvaartterrein onderzoek plaatsvindt aan zijn kleding, van voorwerpen die hij bij zich heeft of van het voertuig dat hij gebruikt.
7
De exploitant van een luchtvaartterrein draagt er zorg voor, dat personen die niet voldoen aan het derde lid, onder b en c, of het zesde lid, de verdere toegang tot de in het eerste lid bedoelde delen van het luchtvaartterrein wordt ontzegd.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •