Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Luchtvaartwet

 

Artikel 77
1
Met betrekking tot de financiering en de bekostiging van:
a
de kosten van de uitvoering van de aanwijzing, de voorschriften en de maatregelen, bedoeld in artikel 26d, en
b
de kosten van de uitvoering van artikel 8.32 van de Wet luchtvaart, wordt onder de naam ?geluidsheffing burgerluchtvaart? een heffing geheven. Voor het luchtvaartterrein Schiphol wordt naast de geluidsheffing burgerluchtvaart een heffing geheven ter financiering van de kosten van de uitvoering van artikel 8.33 van de Wet luchtvaart, alsmede de kosten van het Schadeschap Luchthaven Schiphol en van zijn uitspraken voor zover deze betrekking hebben op de uitvoering van artikel 9, eerste lid, tweede lid, onderdeel a, en de leden 3a, 3f en 3g, van de Gemeenschappelijke regeling Schadeschap Luchthaven Schiphol.
2
De heffingen worden geheven ter zake van het landen met een burgerluchtvaartuig op een luchtvaartterrein tot het tijdstip waarop de kosten als bedoeld in het eerste lid voor dat luchtvaartterrein zijn voldaan.
3
De heffingen worden geheven van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die als eigenaar of houder van een burgerluchtvaartuig dit te zijner beschikking heeft en dit onder zijn verantwoordelijkheid laat deelnemen aan het luchtverkeer. De natuurlijke persoon of rechtspersoon, bedoeld in de eerste volzin, is in ieder geval belanghebbende bij een uitspraak van het Schadeschap Luchthaven Schiphol als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin.
4
De geluidsheffing burgerluchtvaart wordt geheven naar de geluidsproduktie van het burgerluchtvaartuig uitgedrukt in een aantal rekeneenheden.
5
De geluidsproduktie wordt bepaald met toepassing van de volgende formules:
a
voor burgerluchtvaartuigen met een startmassa van meer dan 390 kilogram doch niet meer dan 20 000 kilogram, met uitzondering van burgervliegtuigen met luchtschroefaandrijving met een startgewicht van meer dan 390 kilogram doch niet meer dan 6000 kilogram,: 0,20 + 0,04 * M;
b
voor burgerluchtvaartuigen met een startmassa van meer dan 20 000 kilogram, die blijkens een verklaring van het bevoegde gezag van de Staat van registratie van het burgerluchtvaartuig ten minste voldoen aan de in bijlage 16, deel I, van het Verdrag van Chicago (Trb. 1973, 109) vastgestelde geluidsnormen:
met dien verstande dat het aantal rekeneenheden ten minste op één wordt gesteld;
c
voor burgerluchtvaartuigen met een startmassa van meer dan 20 000 kilogram, andere dan die bedoeld in onderdeel b: k * M2/3, met dien verstande dat het aantal rekeneenheden ten minste op één wordt gesteld.
In de formules stellen voor:
M: de maximaal toegelaten startmassa van het burgerluchtvaartuig uitgedrukt in gehele eenheden van 1000 kilogram, waarbij een gedeelte van een eenheid geldt als een gehele eenheid;
n: de correctiefactor van geluidcertificatiemeetpunten en meetcondities met toepassing van de in het zesde lid opgenomen tabel;
Lr: de som van de geluidsniveaus op de geluidcertificatiemeetpunten;
k: de constante, aangegeven per vliegtuigtype en onderscheiden naar klassen van geschatte geluidsniveaus als opgenomen in een overeenkomstig het zevende lid vast te stellen tabel.
6
De correctiefactor n wordt vastgesteld met toepassing van de volgende tabel:
A
B
C
D
4-motorige vliegtuigen
1,05
0,85
1,0
0,85
3-motorige vliegtuigen
1,25
1,0
1,0
1,0
2-motorige vliegtuigen
1,50
1,0
1,0
1,0
Ingedeeld worden:
a
in kolom A: de luchtvaartuigen als aangegeven in hoofdstuk 2 van Bijlage 16, deel I, van het Verdrag van Chicago;
c
in kolom C: de "stage 2"-luchtvaartuigen als aangegeven in "Federal Aviation Regulations, part 36 (Noise Standards: Aircraft Type and Airworthiness Certification)", met inbegrip van amendment 36-12, in werking getreden op 1 augustus 1981;
d
in kolom D: de "stage 3"-luchtvaartuigen als aangegeven in "Federal Aviation Regulations, part 36" bedoeld in onderdeel c.
7
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat deelt de vliegtuigtypen op grond van de geschatte geluidsniveaus in de klassentabel, bedoeld in het vijfde lid, volgens de volgende tabel in.
Geluidsklasse
Geluidsniveau L
I
I L > Llim + 9dB
II
II Llim < L Llim + 9 dB
III
III Llim - 9 dB < L ? Llim
IV
IV Llim - 18 dB < L ? Llim - 9 dB
V
V L ? Llim - 18 dB
In de tabel stelt voor:
L: de som van de geschatte geluidsniveaus op de geluidcertificatiemeetpunten;
Llim: de som van de maximale geluidsniveaus op de geluidcertificatiemeetpunten volgens de formule Llim = 29.88logM + 251.22. In deze formule stelt voor:
M: de maximaal toegelaten startmassa van het burgerluchtvaartuig uitgedrukt in gehele eenheden van 1000 kilogram, waarbij een gedeelte van een eenheid geldt dit als een gehele eenheid.
8
Het tarief van de heffing per rekeneenheid geluidsproductie bedraagt in het jaar 2004 € 27,-. Het tarief van de heffing per rekeneenheid geluidsproductie wordt na 2004 met ingang van elk daaropvolgend kalenderjaar verhoogd met € 1,-.
9
Voor het luchtvaartterrein Schiphol wordt het tarief van de heffing per rekeneenheid geluidsproductie, bedoeld in het achtste lid, verhoogd met:
a
€ 98,50 tot het jaar 2010;
b
€ 40,- vanaf het jaar 2010, met dien verstande dat deze verhoging na het jaar 2010 met ingang van elk daaropvolgend kalenderjaar wordt vermeerderd met € 1,25.
10
Het tarief van de in het eerste lid, tweede volzin, bedoelde heffing bedraagt € 0,50 per ton van de maximale toegelaten startmassa van het luchtvaartuig.
11
De eigenaar of houder van een luchtvaartuig dient de ter bepaling van de geluidsheffing noodzakelijke gegevens ter beschikking van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat te stellen overeenkomstig door hem te geven regels.
12
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan bij de toepassing van het eerste lid een deel van de kosten buiten toepassing laten indien toepassing, gelet op het belang van de burgerluchtvaart zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •