Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Luchtvaartwet

 

Artikel 77a
1
De heffing wordt door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat geheven.
2
Onverminderd het overigens in dit artikel bepaalde wordt de heffing geheven met overeenkomstige toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301), met dien verstande dat van die wet buiten toepassing blijven, de artikelen 2, vierde lid, 37, 38, 47a, 48, 52, 53 en 54 alsmede 68 tot en met 88.
3
De bevoegdheden en de verplichtingen van de hierna vermelde, in de Algemene wet inzake rijksbelastingen genoemde functionarissen gelden met betrekking tot de geluidsheffing burgerluchtvaart voor de daarachter genoemde functionarissen:
a
Onze Minister van Financiën: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
b
de inspecteur:
1
ten aanzien van burgerluchtvaartterreinen: de door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat daartoe aan te wijzen functionaris van de exploitant van een luchtvaartterrein;
2
ten aanzien van militaire luchtvaartterreinen: de door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister van Financiën aan te wijzen ambtenaar van de Dienst der Domeinen.
4
In afwijking van het derde lid, onderdeel b, onder 1°, treedt voor de toepassing van hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat aan te wijzen ambtenaar in de plaats van de inspecteur. Voorts treedt voor de toepassing van artikel 28, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Onze Minister van Verkeer en Waterstaat in de plaats van Onze Minister van Financiën.
5
De heffing wordt geheven bij wege van aanslag. Zij wordt geheven over een bij ministeriële regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat te bepalen tijdvak.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •