Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Luchtvaartwet

 

Artikel 77b
1
De heffing wordt ingevorderd door de door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat aan te wijzen functionaris van de exploitant van een luchtvaartterrein, door de door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister van Financiën aan te wijzen ambtenaar van de Dienst der Domeinen en door de ontvanger, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990.
2
Onverminderd het overigens in dit artikel bepaalde wordt de heffing ingevorderd met overeenkomstige toepassing van de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen (Stb. 1969, 83), met dien verstande dat van de Invorderingswet 1990 buiten toepassing blijven de artikelen 9, eerste tot en met negende lid, 59 en 62. Voorts blijven bij de toepassing van artikel 66 van die wet de artikelen 76, 80, tweede, derde en vierde lid, 82, 84, 86 en 87 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen buiten toepassing.
3
Met betrekking tot de invordering geldt vervolgens dat:
a
de belastingaanslagen terstond en tot het volle bedrag invorderbaar zijn;
b
wat betreft de toepassing van artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 uitsluitend bevoegd is de functionaris of ambtenaar bedoeld in het eerste lid. De in de artikelen 11, 12 en 15, onderdeel a, van de Invorderingswet 1990 bedoelde bevoegdheden komen uitsluitend toe aan de functionaris of ambtenaar bedoeld in het eerste lid. De in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 bedoelde bevoegdheid komt uitsluitend toe aan de door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat aan te wijzen ambtenaar, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 26 van die wet de door Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing zijn;
c
de overige bij de invordering van toepassing zijnde bevoegdheden, met uitzondering van die bedoeld in de artikelen 24, tweede en derde lid, 25 en 58 van de Invorderingswet 1990, uitsluitend toekomen aan de ontvanger bedoeld in het eerste lid;
d
de bevoegdheid bedoeld in artikel 24, tweede en derde lid, van de Invorderingswet 1990 zowel toekomt aan de functionaris of ambtenaar bedoeld in het eerste lid als aan de ontvanger bedoeld in het eerste lid;
e
de bevoegdheden bedoeld in artikel 25 en artikel 58 van de Invorderingswet 1990 toekomen, indien de functionaris of ambtenaar bedoeld in het eerste lid met de invordering is belast, aan deze functionaris of ambtenaar en indien de ontvanger bedoeld in het eerste lid met de invordering is belast, aan de ontvanger.
4
In het kader van het verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel moet in artikel 17 van de Invorderingswet 1990 voor "de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd" telkens worden gelezen: de met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel belaste ontvanger.
5
Betaling van de heffing dient te geschieden aan de functionaris of ambtenaar bedoeld in het eerste lid. Na de betekening van het dwangbevel dient te worden betaald aan de ontvanger bedoeld in het eerste lid die is vermeld op het dwangbevel.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •