Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Mijnbouwwet

 

Artikel 143
1
Als opsporingsvergunning wordt beschouwd:
a
een vergunning verleend krachtens artikel 2 van de Wet opsporing delfstoffen;
b
een opsporingsvergunning verleend krachtens artikel 2 van de Mijnwet continentaal plat;
c
een ontheffing verleend krachtens artikel 2 van de Mijnwet continentaal plat, indien deze uitsluitend betrekking heeft op onderzoekingen die kunnen leiden tot het aantonen van de aanwezigheid van delfstoffen.
2
Als winningsvergunning wordt beschouwd:
a
een concessie verleend krachtens artikel 5 van de wet van 21 april 1810 (Bulletin des Lois no. 285);
b
een aanwijzing van een mijn bij of krachtens de wet van 24 juni 1901, betreffende exploitatie van Staatswege van steenkolenmijnen in Limburg (Stb. 170), de wet van 18 juni 1918 tot ontginning van steenzout bij Buurse (Stb. 421) of de wet van 27 september 1920 tot uitbreiding van het Staatsmijnveld (Stb. 752);
c
een winningsvergunning verleend krachtens artikel 2 van de Mijnwet continentaal plat;
d
een ontheffing verleend krachtens artikel 2 van de Mijnwet continentaal plat, indien deze betrekking heeft of mede betrekking heeft op het winnen van delfstoffen.
3
De voorwaarden, beperkingen of voorschriften, verbonden aan een besluit als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c, gaan gelden als aan de opsporingsvergunning verbonden beperkingen of voorschriften. De voorwaarden, beperkingen of voorschriften, verbonden aan een besluit als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, gaan gelden als aan de winningsvergunning verbonden beperkingen of voorschriften.
4
In afwijking van artikel 3 is de houder van een vergunning die ingevolge het tweede lid, aanhef en onderdeel a of b, als een winningsvergunning wordt beschouwd, voor het tijdvak waarvoor de vergunning geldt eigenaar van de mijn waarop zij betrekking heeft.
5
Als mijnbouwmilieuvergunning wordt beschouwd:
a
een goedkeuring verleend overeenkomstig artikel 4.6 of 5.7 van de Regeling vergunningen en concessies delfstoffen Nederlands territoir 1996, of een soortgelijke goedkeuring op basis van voor de inwerkingtreding van die regeling verleende vergunningen of concessies;
b
een vergunning verleend krachtens artikel 30a van het Mijnreglement continentaal plat.
6
In afwijking van het vijfde lid wordt de goedkeuring of de vergunning die betrekking heeft op een inrichting waarop bij de inwerkingtreding van deze wet hoofdstuk 8 van de Wet milieubeheer van toepassing is, niet beschouwd als een mijnbouwmilieuvergunning maar als een milieuvergunning als bedoeld in dat hoofdstuk. Deze milieuvergunning wordt, indien artikel 153, derde lid, op de inrichting van toepassing is, samen met de in dat lid bedoelde milieuvergunning als één milieuvergunning beschouwd.
7
De beperkingen of voorschriften die aan een goedkeuring of een vergunning als bedoeld in het vijfde lid zijn verbonden, gaan gelden als aan de mijnbouwmilieuvergunning of aan de milieuvergunning verbonden beperkingen of voorschriften.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •