Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Mijnbouwwet

 

Artikel 153
1
Degene die bij de inwerkingtreding van deze wet een mijnbouwwerk in stand houdt, waarvoor voor dat tijdstip geen goedkeuring of vergunning als bedoeld in artikel 143, vijfde lid, noodzakelijk was en waarvoor op dat tijdstip het verbod, bedoeld in artikel 40, tweede lid, is gaan gelden, verkrijgt op dat tijdstip van rechtswege een mijnbouwmilieuvergunning voor het mijnbouwwerk.
2
Degene die bij de inwerkingtreding van deze wet een mijnbouwwerk in stand houdt, waarvoor voor dat tijdstip het in artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer vervatte verbod niet gold noch een goedkeuring of vergunning als bedoeld in artikel 143, vijfde lid, noodzakelijk was en waarvoor het verbod op dat tijdstip is gaan gelden, verkrijgt op dat tijdstip van rechtswege een milieuvergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer voor de desbetreffende inrichting.
3
Een vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer die van kracht was voor de inwerkingtreding van deze wet voor een inrichting waarop wat betreft het ondergrondse deel hoofdstuk 8 van de Wet milieubeheer niet van toepassing was op grond van artikel 22.1, eerste lid, onderdeel a, van die wet, wordt geacht vanaf dat tijdstip ook te zijn verleend voor het ondergrondse deel.
4
Aan de in het derde lid bedoelde vergunning zijn vanaf de inwerkingtreding van deze wet de voorschriften verbonden die voor dat tijdstip op grond van de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming voor dit ondergrondse deel golden.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •