
Noodwet voedselvoorziening
Artikel 15
1
Ten aanzien van de uitoefening van bevoegdheden, welke hem toekomen ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet en de Distributiewet, kan Onze Minister de medewerking vorderen van een bestuur van een bedrijfslichaam. Artikel 6, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2
Indien de van het bestuur van het bedrijfslichaam gevorderde medewerking bestaat in het stellen van nadere regels bij verordening, behoeft zodanige verordening de goedkeuring van Onze Minister en indien het voorschrift waarbij de medewerking gevorderd is, door Onze Minister is vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, mede van die Minister.
3
Krachtens de verordening genomen besluiten behoeven, voor zover dit bij de vordering van de medewerking, bedoeld in het eerste lid, is bepaald, de goedkeuring van de daarbij aangewezen autoriteit.
4
Regelen, bedoeld in het tweede lid, en nadere regelen, bedoeld in het derde lid, zijn verbindend voor een ieder, voorzover daarbij niet anders is bepaald.
5
Besluiten zonder algemene gelding, tot het nemen waarvan medewerking is gevorderd, kunnen worden genomen ten aanzien van een ieder, voorzover bij die vordering niet anders is bepaald.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.