Overleveringswet
Artikel 14
1
Overlevering wordt niet toegestaan dan onder het algemene beding, dat de opgeëiste persoon niet zal worden vervolgd, gestraft of op enige andere wijze in zijn persoonlijke vrijheid beperkt, ter zake van feiten die vóór het tijdstip van zijn overlevering zijn begaan en waarvoor hij niet is overgeleverd, tenzij:
a
de opgeëiste persoon, hoewel hij daartoe de mogelijkheid had, niet binnen 45 dagen na zijn definitieve invrijheidstelling het grondgebied van de lidstaat waaraan hij is overgeleverd, heeft verlaten of indien hij na dit gebied verlaten te hebben daarnaar is teruggekeerd;
b
de feiten niet zijn bedreigd met een vrijheidsstraf;
c
de strafvervolging niet leidt tot de toepassing van enige maatregel die de vrijheid beperkt;
d
het gaat om de tenuitvoerlegging van een andere dan een vrijheidsstraf, met inbegrip van een vervangende straf waaronder vervangende hechtenis;
e
de opgeëiste persoon na zijn overlevering uitdrukkelijk met een vervolging heeft ingestemd; of
f
daartoe voorafgaand toestemming aan de officier van justitie wordt gevraagd en deze is verkregen.
2
Overlevering wordt voorts niet toegestaan dan onder het algemene beding, dat de opgeëiste persoon niet ter beschikking zal worden gesteld van de autoriteiten van een andere lidstaat van de Europese Unie, ter zake van feiten die vóór het tijdstip van zijn overlevering zijn begaan, tenzij:
a
de opgeëiste persoon, hoewel hij daartoe de mogelijkheid had, niet binnen 45 dagen na zijn definitieve invrijheidstelling het grondgebied van de lidstaat waaraan hij is overgeleverd, heeft verlaten of indien hij na dit gebied verlaten te hebben daarnaar is teruggekeerd;
b
de opgeëiste persoon na zijn overlevering daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd; of
c
daartoe voorafgaand toestemming wordt gevraagd aan de officier van justitie en deze is verkregen.
3
De officier van justitie geeft op verzoek van de uitvaardigende justitiële autoriteit en op basis van het overgelegde Europees aanhoudingsbevel met bijbehorende vertaling de in het eerste lid, onder f, of het tweede lid, onder c, bedoelde toestemming ten aanzien van feiten waarvoor krachtens deze wet overlevering had kunnen worden toegestaan. De beslissing op een verzoek wordt in elk geval binnen dertig dagen na de ontvangst ervan genomen.
4
Overlevering wordt voorts niet toegestaan dan onder het algemene beding, dat de opgeëiste persoon niet ter beschikking zal worden gesteld van de autoriteiten van een derde staat, ter zake van feiten die vóór het tijdstip van zijn overlevering zijn begaan, tenzij daartoe voorafgaand toestemming wordt verzocht aan Onze Minister en deze is verkregen.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.