Overleveringswet
Artikel 39
1
De opgeëiste persoon die overeenkomstig artikel 4, eerste of tweede lid, is gesignaleerd ter fine van aanhouding met het oog op zijn overlevering of ten aanzien van wie een Europees aanhoudingsbevel is ontvangen, kan, uiterlijk op de dag voorafgaande aan die welke overeenkomstig artikel 24 is bepaald voor zijn verhoor door de rechtbank, verklaren dat hij instemt met zijn onmiddellijke overlevering.
2
Een verklaring overeenkomstig het eerste lid kan op het moment van inverzekeringstelling worden afgelegd voor elke officier van justitie. Nadien kan de verklaring uitsluitend worden afgelegd ten overstaan van de officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam of de rechter-commissaris. De afgelegde verklaring kan niet worden herroepen.
3
De opgeëiste persoon kan zich bij het afleggen van de verklaring doen bijstaan door een raadsman. Hierop wordt, zo hij zonder raadsman verschijnt, zijn aandacht gevestigd door de justitiële autoriteit, bevoegd tot het in ontvangst nemen van de verklaring.
4
Voordat hij de verklaring aflegt, wordt de opgeëiste persoon op de mogelijke gevolgen daarvan, in het bijzonder het bepaalde in artikel 43, derde lid, gewezen. Van de verklaring wordt proces-verbaal opgemaakt.
5
De rechter-commissaris ten overstaan van wie de verklaring is afgelegd, zendt het proces-verbaal daarvan onverwijld aan de officier van justitie.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.