Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Pensioenwet

 

Artikel 60 Keuzerecht hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen
1
Indien een pensioenregeling op basis van een pensioenovereenkomst voorziet in de opbouw van een ouderdomspensioen en een partnerpensioen, biedt de pensioenregeling aan de deelnemer of gewezen deelnemer met betrekking tot perioden van opbouw vanaf 1 januari 2002, ongeacht zijn burgerlijke staat, het recht in elk geval met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan, in plaats van partnerpensioen te kiezen voor één van de volgende wijzigingen van het ouderdomspensioen:
a
een hoger ouderdomspensioen;
b
een eerder ingaand ouderdomspensioen; of
c
een hoger en een eerder ingaand ouderdomspensioen.
2
Het eerste lid is niet van toepassing op de aanspraak op bijzonder partnerpensioen van de gewezen partner.
3
Indien er in de pensioenovereenkomst geen recht op de keuzemogelijkheid als bedoeld in het eerste lid is opgenomen heeft de deelnemer of gewezen deelnemer het recht om te kiezen voor één van deze mogelijkheden.
4
De pensioenuitvoerder waarborgt dat bij gebruikmaking van het keuzerecht geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet.
5
De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet dat voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid hetgeen inhoudt dat de collectieve actuariële waarde van het ouderdomspensioen, bedoeld in het eerste lid, dat wordt gekozen in plaats van het partnerpensioen, bedoeld in het eerste lid, ongeacht de datum waarop de keuze wordt gemaakt, ten minste gelijkwaardig is aan de op dezelfde grondslagen berekende collectieve actuariële waarde van dat partnerpensioen.
6
Bij de keuze, bedoeld in het eerste of derde lid, is de toestemming vereist van de partner die begunstigde is voor het in het eerste lid bedoelde partnerpensioen.
7
Het vierde en vijfde lid zijn:
a
met betrekking tot uitkeringsovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2002 zijn opgebouwd;
b
met betrekking tot premieovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn opgebouwd.
8
Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die pensioenaanspraken worden opgebouwd, is het eerste lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2002.
9
In afwijking van het zevende lid kunnen het vierde en vijfde lid van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2002 respectievelijk 1 januari 2005 indien dit is overeengekomen in de pensioenovereenkomst.
10
Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.
11
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste tot en met het vijfde lid.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •