Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Postwet

 

Artikel 4
1
De houder van de concessie kan toestaan dat de uitoefening van het exclusieve recht krachtens de concessie en van de terzake van de uitoefening op hem ingevolge deze wet rustende verplichtingen geheel of gedeeltelijk geschiedt door een andere rechtspersoon, indien de desbetreffende rechtspersoon:
a
is opgericht in overeenstemming met het recht van een der Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen,
b
het recht tot de uitoefening van het exclusieve recht krachtens de concessie feitelijk uitoefent door middel van een onderneming die in Nederland gevestigd is of in Nederland een nevenvestiging heeft in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Handelsregisterwet 1996,
c
een geplaatst kapitaal heeft dat voor ten minste 51 procent wordt verschaft door de houder van de concessie dan wel door een rechtspersoon die voldoet aan het onder a tot en met d bepaalde, en
d
een rechtspersoon is waarin de houder van de concessie dan wel de rechtspersoon, bedoeld onder c, de bevoegdheid heeft de meerderheid van de bestuurders te benoemen, te schorsen en te ontslaan.
2
Onze Minister kan aan de houder van de concessie, op diens verzoek, ontheffing verlenen van de in het eerste lid, onder c en d gestelde eisen waaraan de in dat lid bedoelde andere rechtspersoon moet voldoen. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend en daaraan kunnen voorschriften worden verbonden.
3
In geval van toepassing van het eerste of tweede lid, is de houder van de concessie jegens het college verantwoordelijk. De rechtspersoon, bedoeld in het eerste of tweede lid, is jegens de houder van de concessie verplicht tot naleving van de ingevolge deze wet op de houder van de concessie rustende verplichtingen. De houder van de concessie geeft aan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste of tweede lid, daartoe de nodige instructies die deze gehouden is op te volgen.
4
Ingeval van toepassing van het eerste of tweede lid, geldt het in de artikelen 2b, 7, 8, 11 en 13 met betrekking tot de houder van de concessie bepaalde mede ten aanzien van de rechtspersoon die krachtens de toepassing van het eerste of tweede lid het exclusieve recht als daar bedoeld uitoefent.
5
De houder van de concessie deelt het college voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid, schriftelijk mede welke rechtspersoon het in dat lid bedoelde exclusieve recht zal uitoefenen. Het college kan de houder van de concessie te allen tijde verzoeken hem informatie te verstrekken over de wijze waarop de houder van de concessie heeft verzekerd dat wordt voldaan aan het bepaalde in het eerste lid.
6
In de statutaire omschrijving van het doel van de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, wordt aangegeven welke concessietaken door de desbetreffende rechtspersoon zullen worden vervuld.
7
Onder toestaan als bedoeld in het eerste lid wordt tevens begrepen het verlenen van medewerking aan overgang onder algemene titel.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •