Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Schepenwet

 

Artikel 23
1
De Raad voor de scheepvaart is gevestigd te Amsterdam, maar is bevoegd bij uitzondering in andere gemeenten hier te lande te vergaderen.
2
De Raad bestaat uit een voorzitter en twee gewone leden. De gewone leden zijn een zeeofficier of oud-zeeofficier en een kapitein of oud-kapitein ter koopvaardij. De voorzitter moet op grond van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht om de titel meester te voeren hebben verkregen.
3
Verder worden benoemd de nodige buitengewone leden, van wie drie ondernemers of oud-ondernemers in de zeescheepvaart en drie kapiteins of oud-kapiteins, onderscheidenlijk van de groote vaart, de kleine vaart en de zeevisscherij, een registerloods of oud-registerloods, een werktuigkundige, een electrotechnicus, drie scheepsbouwkundigen, onderscheidenlijk bekend met den bouw van schepen voor de groote vaart, de kleine vaart en de zeevisscherij en een machinist of oud-machinist. De ondernemers en kapiteins van de groote vaart, de kleine vaart en de zeevisscherij nemen onderscheidenlijk zitting naar gelang het te behandelen geval behoort tot de groote vaart, de kleine vaart of de zeevisscherij. De overige buitengewone leden nemen zitting wanneer de voorzitter of de Raad van oordeel is, dat hunne tegenwoordigheid door den aard van het te behandelen geval wenschelijk wordt gemaakt. Ook de zitting nemende buitengewone leden nemen aan de stemmingen deel.
4
Voorts worden benoemd de noodige plaatsvervangende voorzitters en de noodige plaatsvervangende leden, die invallen bij ontstentenis van gewone of buitengewone leden. De plaatsvervangende voorzitters moeten op grond van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht om de titel meester te voeren hebben verkregen.
5
Aan den Raad worden een secretaris en een plaatsvervangende secretaris verbonden. De secretaris en de plaatsvervangende secretaris moeten op grond van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht om de titel meester te voeren hebben verkregen.
6
De in het tweede, derde, vierde en vijfde lid bedoelde personen worden door Ons benoemd, telkens voor den tijd van ten hoogste vier jaren.
7
Voor de toepassing van dit artikel wordt een directeur of oud-directeur van eene scheepvaartmaatschappij als ondernemer of oud-ondernemer in de zeescheepvaart aangemerkt.
8
Bij koninklijk besluit worden de werkkring en de bevoegdheden van de voorzitter, van de gewone en buitengewone leden, van de secretaris en van hun plaatsvervangers vastgesteld en worden de geldelijke schadeloosstellingen van de voorzitter, van de gewone en buitengewone leden en van hun plaatsvervangers geregeld, benevens de bezoldiging van de secretaris en de geldelijke schadeloosstelling van zijn plaatsvervanger.
9
Eveneens worden door Ons de werkkring en de bevoegdheden geregeld van het hoofd van de scheepvaartinspectie en van andere ambtenaren van de scheepvaartinspectie, in verband met hunnen arbeid bij den Raad voor de scheepvaart.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •