Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Telecommunicatiewet

 

Artikel 3.10
1
Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, toestemming geven tot een gebruik van de frequentieruimte dat afwijkt van het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk, wanneer dit noodzakelijk is ter beëindiging van strafbaar gedrag jegens een persoon.
2
Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderscheidenlijk Onze Minister van Defensie, toestemming geven tot een gebruik van de frequentieruimte dat afwijkt van het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk, wanneer dit noodzakelijk is ter uitvoering van de aan de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst onderscheidenlijk Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst opgedragen taken in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.
3
In overeenstemming met Onze Minister van Justitie onderscheidenlijk Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of Onze Minister van Defensie, kan bij ministeriële regeling van het toestemmingsvereiste, bedoeld in het eerste of tweede lid, vrijstelling worden verleend onder bij die regeling te stellen voorschriften.
4
In afwijking van het eerste lid is gebruik van frequentieruimte dat afwijkt van het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk eveneens mogelijk wanneer dit nodig is teneinde toepassing te kunnen geven aan de strafvorderlijke bevoegdheden tot het onderzoek van telecommunicatie, mits:
a
dit gebruik plaatsvindt met behulp van apparatuur die voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen eisen en door bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ambtenaren;
b
daartoe een last wordt verstrekt door een tot het onderzoek van telecommunicatie bevoegde autoriteit, en
c
dit plaatsvindt met het doel de gegevens, bedoeld in artikel 13.4, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 13.4, tweede lid, te achterhalen en het door de aanbieder voldoen aan de vordering van deze gegevens onvoldoende het belang van de strafvordering dient.
5
De Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de voorbereiding, totstandkoming en tenuitvoerlegging van een besluit, genomen bij of krachtens het eerste tot en met derde lid.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •