Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Telecommunicatiewet

 

Artikel 5.2
1
De rechthebbende op of de beheerder van openbare gronden is verplicht te gedogen dat ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk kabels in en op deze gronden worden aangelegd, instandgehouden of opgeruimd.
2
Voor zover het de aanleg, instandhouding of opruiming van andere dan lokale kabels betreft strekt de gedoogplicht zich tevens uit tot niet-openbare gronden, uitgezonderd tuinen en erven die met bewoonde percelen één geheel vormen.
3
Voor zover het voor het aansluiten van gebruikers op een openbaar elektronisch communicatienetwerk nodig is, strekt de gedoogplicht zich wat lokale kabels betreft tevens uit tot niet-openbare gronden, met inbegrip van tuinen en erven die met bewoonde percelen één geheel vormen.
4
Voor zover het voor het aansluiten van gebruikers op een openbaar elektronisch communicatienetwerk nodig is, is bovendien de rechthebbende op een gebouw verplicht de aanleg, instandhouding of opruiming van netwerkaansluitpunten en kabels in en aan dit gebouw te gedogen.
5
Indien ten behoeve van een andere toepassing dan elektronische communicatie bovengrondse ondersteuningswerken zijn of worden aangelegd waarmee ten behoeve van die toepassing bovengronds fysieke draden zijn of worden aangelegd, is de rechthebbende op of de beheerder van openbare of niet-openbare grond waarboven deze draden zijn of worden aangelegd, verplicht te gedogen dat met de uitsluitende gebruikmaking van deze bovengrondse ondersteuningswerken tevens kabels ten behoeve van een openbaar elektronisch communicatienetwerk boven de desbetreffende grond worden aangelegd, instandgehouden of opgeruimd. Voor de rechthebbende op of de beheerder van de genoemde bovengrondse ondersteuningswerken bestaat geen gedoogplicht voor het gebruik laten maken van deze werken.
6
Door de aanleg, de instandhouding en de opruiming van kabels wordt:
a
geen verandering teweeggebracht in de bestemming van hetgeen waarin, waarop, waarboven of waaraan de kabels zijn of worden aangelegd, en
b
zo min mogelijk verandering in de uiterlijke gedaante en zo min mogelijk belemmering in het gebruik ervan teweeggebracht.
7
Op verzoek van degene op wie de gedoogplicht rust, maakt de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk ter uitvoering van het zesde lid, onder b, gebruik van ondergrondse voorzieningen, die door degene op wie de gedoogplicht rust of een derde tegen een marktconforme prijs ter beschikking wordt gesteld, tenzij de aanbieder ingeval artikel 5.15 van toepassing is, aannemelijk kan maken dat medegebruik als bedoeld in artikel 5.12 op technische of economische gronden niet haalbaar is. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de aanleg en vorm van aan te leggen netwerken ingeval van gebruik van voorzieningen als bedoeld in de eerste volzin.
8
Aan de in het eerste tot en met het vijfde lid opgenomen verplichting om de instandhouding van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk te gedogen komt een einde wanneer de aangelegde kabels gedurende een aaneengesloten periode van tien jaar geen deel uitmaken van een openbaar elektronisch communicatienetwerk. In dat geval is de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk verplicht op verzoek van degene op wie de gedoogplicht rustte de kabels op te ruimen.
9
Het in of uit gebruik nemen van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk wordt door de aanbieder van het desbetreffende netwerk schriftelijk gemeld aan degene op wie de gedoogplicht rust. De bewijslast voor de ingebruikneming ligt bij de aanbieder.
10
Onverminderd dit artikel gelden de gegeven voorschriften bij of krachtens andere wetten terzake van het gebruik van deze gronden, gebouwen of wateren.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •