Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria

 

Wet van 7 februari 1996, tot tijdelijke regeling houdende beperking van de inkomensgevolgen door toepassing van arbeidsongeschiktheidscriteria voor personen in bepaalde leeftijdscategorieën
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voor personen in bepaalde leeftijdscategorieën die langdurig recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben gehad en door wijziging van een aantal wetten als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet terugdringing beroep arbeidsongeschiktheidsregelingen hun recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering verliezen dan wel voor een lagere arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking komen en voor personen die op het moment van inwerkingtreding van die wet 50 jaar of ouder waren en op grond van het arbeidsongeschiktheidscriterium zoals dat voor deze personen is gehandhaafd, hun recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering verliezen of hebben verloren dan wel voor een lagere arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking komen of zijn gekomen, de inkomensgevolgen te beperken en in verband hiermee een tijdelijke regeling te treffen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a
arbeidsongeschiktheidsuitkering: de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, zoals die wet luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, WAO-conforme uitkering, bedoeld in de Wet privatisering ABP of pensioen ter zake van ziekte of gebreken, bedoeld in de Algemene militaire pensioenwet dan wel pensioen ter zake van ziekte of gebreken, bedoeld in de op artikel 2, vijfde lid, van de Kaderwet militaire pensioenen berustende bepalingen;
b
werkloze persoon: de persoon, bedoeld in artikel 2, eerste en derde lid en de werknemer, bedoeld in artikel 2, tweede lid;
c
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 2
1
Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op de persoon die door de toepassing van artikel 5 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet of artikel 18 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, zoals die artikelen luiden na wijziging als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen, zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering verliest, dan wel voor een lagere arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking komt en die:
a
op 31 december 1986 de leeftijd van 35 jaar had bereikt en op die dag, alsmede op 31 juli 1993 recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;
b
op 31 december 1986 de leeftijd van 35 jaar had bereikt en op die dag, alsmede op 31 juli 1993 recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen; of
c
op 31 december 1986 de leeftijd van 35 jaar had bereikt en die op 31 juli 1993 recht had op een herplaatsingstoelage, herplaatsingswachtgeld of een invaliditeitspensioen op grond van de Spoorwegpensioenwet.
2
Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op de werknemer bedoeld in de Werkloosheidswet, die tevens persoon is als bedoeld in artikel XX, XXI, XXIV of XXV van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen en die op 31 december 1986 de leeftijd van 35 jaar had bereikt en
a
die door de conforme toepassing van artikel 18 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn recht op een WAO-conforme uitkering verliest, dan wel voor een lagere WAO-conforme uitkering in aanmerking komt; of
b
wiens recht op pensioen door toepassing van artikel E 6 van de Algemene militaire pensioenwet zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaande aan de intrekking daarvan of door toepassing van de daarmee overeenkomende bepalingen op basis van de Kaderwet militaire pensioenen en de daarop berustende bepalingen met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidscriterium op een lagere mate van arbeidsongeschiktheid wordt gebaseerd.
3
Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op de persoon die op 1 augustus 1993 de leeftijd van 45 jaar had bereikt en die op 31 juli 1993 recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen of een herplaatsingstoelage, herplaatsingswachtgeld of invaliditeitspensioen op grond van de Spoorwegpensioenwet en die vanaf 1 augustus 1993 door de toepassing van artikel 5 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet of artikel 18 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zoals deze artikelen voor deze persoon na de inwerkingtreding van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen zijn blijven luiden, zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering verliest of heeft verloren dan wel voor een lagere arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking komt of is gekomen.

Hoofdstuk 2. De uitkering
1
Algemene bepalingen

Artikel 3
1
Met inachtneming van dit hoofdstuk heeft de werkloze persoon recht op een uitkering.
2
De werkloze persoon heeft geen recht op een uitkering voor zover hij ter zake van de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
3
Voor zover in deze wet niet anders wordt bepaald, zijn de Werkloosheidswet en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing op de werkloze persoon die recht heeft op een uitkering.
4
Voor de toepassing van andere wetten en de daarop berustende bepalingen, wordt een uitkering op grond van deze wet aangemerkt als uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Werkloosheidswet.

Artikel 4
1
De uitkering gaat in op de eerste dag nadat als gevolg van de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, het einde van de duur van een daarop betrekking hebbende uitkering op grond van de Werkloosheidswet is bereikt.
2
Voor de werkloze persoon die, nadat hij als gevolg van de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering verliest dan wel voor een lagere arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking komt, geen recht op een daarop betrekking hebbende uitkering op grond van de Werkloosheidswet heeft, gaat de uitkering in op de eerste dag van werkloosheid.
3
Indien het recht op de uitkering geheel of gedeeltelijk is geëindigd of niet ingegaan wegens het verrichten van arbeid als werknemer en ter zake van die arbeid recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet is ontstaan, herleeft het recht op de uitkering geheel of gedeeltelijk respectievelijk gaat het recht op de uitkering in op de eerste dag nadat het einde van de duur van die uitkering op grond van de Werkloosheidswet is bereikt.
4
Indien het recht op de uitkering geheel of gedeeltelijk is geëindigd of niet ingegaan wegens het verrichten van arbeid als werknemer en ter zake van die arbeid geen recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet is ontstaan, herleeft het recht op de uitkering geheel of gedeeltelijk respectievelijk gaat het recht op de uitkering in op de eerste dag van werkloosheid.
5
In afwijking van het eerste en derde lid gaat de uitkering niet in indien zich onmiddellijk aansluitend aan het einde van de duur van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel e, g of j, van die wet of indien de werkloze persoon niet voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van die wet anders dan wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid, of indien zich een combinatie van de hier bedoelde omstandigheden voordoet en deze omstandigheid of omstandigheden aaneensluitend langer dan zes maanden hebben geduurd.
Indien deze omstandigheid of omstandigheden niet langer dan zes maanden aaneensluitend hebben geduurd, gaat de uitkering in op de eerste dag dat deze omstandigheden zich niet meer voordoen.
6
In afwijking van het tweede en vierde lid gaat de uitkering niet in indien tussen het moment waarop de werkloze persoon zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering verliest dan wel voor een lagere arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking komt respectievelijk ophoudt arbeid als werknemer te verrichten en de eerste dag van werkloosheid, een periode van meer dan 13 weken ligt. Bij het bepalen van deze periode worden perioden van ziekte en arbeidsongeschiktheid niet meegeteld.

Artikel 5
1
Het recht op uitkering wordt op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet vastgesteld.
2
Bij het vaststellen van het recht op uitkering zijn de artikelen 17, 17a, 42 en 42a van de Werkloosheidswet niet van toepassing. Het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Werkloosheidswet wordt verlengd tot drie jaar.
3
Aan de werkloze persoon wordt vakantiebijslag in de maand mei over de aan die maand voorafgaande 12 maanden uitbetaald, of indien het recht op uitkering eerder dan in de maand mei geheel eindigt, in de desbetreffende maand.

Artikel 5a
1
De uitkering bedraagt per dag 70% van het minimumloon.
2
Voor de werknemer die bij het ontstaan van zijn recht op uitkering zijn arbeidsuren, bedoeld in artikel 16 van de Werkloosheidswet, uit de dienstbetrekking waaruit hij werkloos werd niet volledig heeft verloren of wiens verlies van arbeidsuren tijdens de duur van de uitkering wijziging ondergaat, bedraagt de uitkering 70% van het minimumloon, vermenigvuldigd met het aantal uren werkloosheid per kalenderweek, gedeeld door het aantal arbeidsuren voorafgaande aan het intreden van het verlies van arbeidsuren waarnaar zijn recht is berekend. Het aantal arbeidsuren voorafgaande aan het verlies van arbeidsuren wordt bepaald met toepassing van artikel 16 van de Werkloosheidswet.
3
Voor de werknemer, die naast een uitkering op grond van deze wet een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten ontvangt, bedraagt de uitkering per dag 70% van een percentage van het minimumloon. Dat percentage is gelijk aan het verschil tussen 100 en het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse, waarin de werknemer is ingedeeld.
4
Op de herziening van de uitkering als gevolg van een wijziging van het minimumloon zijn de artikelen 3:41 en 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
5
De hoogte van de uitkering, bedoeld in artikel 4, derde en vierde lid, wordt niet anders vastgesteld dan dat deze na de eerste toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, is vastgesteld of zou zijn vastgesteld indien de werkloze persoon geen arbeid had verricht, tenzij de werkloze persoon als gevolg van een volgende toepassing als bedoeld in artikel 2, eerste, tweede, of derde lid, in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse wordt ingedeeld.

Artikel 5b
1
Indien de uitkering op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet berekend was naar een dagloon lager dan het minimumloon, bedraagt de uitkering per dag 70% van het dagloon.
2
De artikelen 45 en 46 van de Werkloosheidswet en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 5a, tweede lid, is van toepassing, met dien verstande dat in plaats van het minimumloon het dagloon in aanmerking wordt genomen. De eerste zin vindt geen toepassing voorzover bij de vaststelling respectievelijk herziening van het dagloon met de omstandigheden, bedoeld in artikel 5a, tweede lid, rekening is gehouden.

Artikel 6
De uitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand waarin de werkloze persoon de leeftijd van 65 jaar bereikt.
2
Bijzondere bepalingen

Artikel 7
Deze paragraaf is van toepassing op de werkloze persoon, op wie artikel 4, tweede lid, toepassing vindt of toepassing zou vinden indien artikel 4, derde, vierde of vijfde lid niet op hem van toepassing zou zijn.

Artikel 8
1
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt zo veel mogelijk overeenkomstig artikel 16 van de Werkloosheidswet en de daarop berustende bepalingen het aantal arbeidsuren, alsmede het aantal verloren arbeidsuren per kalenderweek vast.
2
De werkloze persoon wordt voor het aantal verloren arbeidsuren de hoedanigheid van werknemer in de zin van de Werkloosheidswet toegekend.
3
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt regels omtrent het aantal arbeidsuren en het aantal verloren arbeidsuren, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9
1
Het dagloon dat ten grondslag ligt aan de uitkering van de werkloze persoon aan wie op de dag voor de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste of derde lid, een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet wordt uitbetaald of, indien artikel 16, 19 of 21 van die wet op hem niet van toepassing was, zou worden uitbetaald, is gelijk aan de grondslag, berekend volgens de bij en krachtens die wet vastgestelde bepalingen. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op uitkeringen die als gevolg van de toepassing van artikel XIII, vijfde en zesde lid, of artikel XXIV, vijfde of zesde lid, van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen worden aangemerkt als een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2
Het dagloon dat ten grondslag ligt aan de uitkering van de werkloze persoon aan wie op de dag voor de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste of derde lid, een loondervingsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt uitbetaald of, indien artikel 25, 28, 30 of 33 van die wet op hem niet van toepassing was, zou worden uitbetaald, is gelijk aan het dagloon, berekend volgens de bij of krachtens die wet vastgestelde bepalingen.
3
Het dagloon dat ten grondslag ligt aan de uitkering van de werkloze persoon aan wie op de dag voor de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste of derde lid, een vervolguitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt uitbetaald of, indien artikel 25, 28, 30 of 33 van die wet op hem niet van toepassing was, zou worden uitbetaald, is gelijk aan het vervolgdagloon, berekend volgens de bij of krachtens die wet vastgestelde bepalingen.
4
Het dagloon dat ten grondslag ligt aan de uitkering van de werkloze persoon aan wie op de dag voor de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste of derde lid, een loondervingsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen wordt uitbetaald of, indien artikel 25, 28, 30 of 33 van Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering op hem niet van overeenkomstige toepassing was, zou worden uitbetaald, is gelijk aan het dagloon, berekend volgens de bij of krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen vastgestelde bepalingen.
5
Het dagloon dat ten grondslag ligt aan de uitkering van de werkloze persoon aan wie op de dag voor de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste of derde lid, een vervolguitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen wordt uitbetaald of, indien artikel 25, 28, 30 of 33 van Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering op hem niet van overeenkomstige toepassing was, zou worden uitbetaald, is gelijk aan het vervolgdagloon, berekend volgens de bij of krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen vastgestelde bepalingen.
6
Het dagloon dat ten grondslag ligt aan de uitkering van de werkloze persoon aan wie op de dag voor de toepassing, bedoeld in artikel 2, tweede lid, een WAO-conforme uitkering overeenkomstig de loondervingsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt uitbetaald of indien artikel 25, 28, 30 of 33 van die wet niet op hem van overeenkomstige toepassing was, zou worden uitbetaald, is gelijk aan het dagloon berekend volgens de bij of krachtens de Wet privatisering ABP vastgestelde bepalingen.
7
Het dagloon dat ten grondslag ligt aan de uitkering van de werkloze persoon aan wie op de dag voor de toepassing, bedoeld in artikel 2, tweede lid, een WAO-conforme uitkering overeenkomstig de vervolguitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt uitbetaald of indien artikel 25, 28, 30 of 33 van die wet niet op hem van overeenkomstige toepassing was, zou worden uitbetaald, is gelijk aan het dagloon berekend volgens de bij of krachtens de Wet privatisering ABP vastgestelde bepalingen.
8
Het dagloon dat ten grondslag ligt aan de uitkering van de werkloze persoon aan wie op de dag voor de toepassing, bedoeld in artikel 2, tweede lid, pensioen wordt uitbetaald uit hoofde van ziekte of gebreken op grond van de Algemene militaire pensioenwet, zoals deze op die dag luidde is gelijk aan de door 261 gedeelde uitkeringsgrondslag of vervolguitkeringsgrondslag waarnaar dat invaliditeitspensioen was berekend. Indien op het in de eerste volzin bedoelde pensioen ingevolge artikel F 7a van de Algemene militaire pensioenwet, zoals dat artikel met betrekking tot de uitbetaling van dat pensioen luidde een toeslag was verleend, wordt voor de vaststelling van het dagloon het bedrag van de grondslag verhoogd met die toeslag. Artikel 15 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is van toepassing op het dagloon, bedoeld in dit lid.

Artikel 10
1
De hoogte van de uitkering van de werkloze persoon die op de dag voor de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, 80% of meer arbeidsongeschikt was, wordt op grond van de artikelen 5a en 5b vastgesteld.
2
In afwijking van de artikelen 5a en 5b wordt de hoogte van de uitkering van de werkloze persoon die voor de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, minder dan 80% arbeidsongeschiktheid was, overeenkomstig de leden 3 tot en met 6 vastgesteld.
3
De uitkering bedraagt per dag 70% van een percentage van het minimumloon. Indien de werkloze persoon na de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering verliest, is dit percentage gelijk aan het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin de werkloze persoon is ingedeeld voor die toepassing. Indien de werkloze persoon na de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking blijft komen, is dit percentage gelijk aan het verschil tussen het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin de werkloze persoon is ingedeeld op de dag voor de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, en het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin de werkloze persoon is ingedeeld na die toepassing.
4
Indien de werkloze persoon op een tijdstip na de toepassing van het derde lid, wederom als gevolg van de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, wordt ingedeeld in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse, is het in de eerste volzin van het derde lid bedoelde percentage gelijk aan het verschil tussen het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin de werkloze persoon is ingedeeld op de dag voor de toepassing, bedoeld in het derde lid, en het midden van de nieuwe arbeidsongeschiktheidsklasse, waarin de werkloze persoon is ingedeeld na de hernieuwde toepassing.
5
Indien het dagloon, bedoeld in artikel 9, lager is dan het minimumloon wordt voor de toepassing van het derde en vierde lid het dagloon voor het minimumloon in de plaats gesteld.
6
In afwijking van het derde tot en met vijfde lid, wordt de uitkering voor de werkloze persoon die, voorafgaand aan de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering per dag van 70% of meer van het minimumloon had en als gevolg van die toepassing:
a
zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering verliest en recht krijgt op een uitkering per dag van minder dan 70% van het minimumloon, vastgesteld op 70% van het minimumloon;
b
recht krijgt op een uitkering en een arbeidsongeschiktheidsuitkering die tezamen per dag minder dan 70% van het minimumloon bedragen, zodanig vastgesteld dat deze uitkeringen per dag tezamen 70% van het minimumloon bedragen.

Artikel 11
De werkloze persoon, die recht heeft of heeft gehad op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en recht krijgt op een uitkering, is verzekerd bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 12
1
De op grond van deze wet te betalen uitkeringen en de aan de uitvoering van deze wet verbonden kosten worden ten laste van het Toeslagenfonds, bedoeld in artikel 31 van de Toeslagenwet, gebracht.
2
Het Rijk voorziet het Toeslagenfonds van de middelen tot dekking van de uitkeringen en kosten, bedoeld in het eerste lid.
3
De regels die op grond van artikel 122 van de Wet financiering sociale verzekeringen zijn gesteld over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de afdracht van gelden door het Rijk aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten gunste van het Toeslagenfonds plaatsvindt, zijn van overeenkomstige toepassing.
4
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beheert en administreert afzonderlijk de middelen tot dekking van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, in de vorm van een onderdeel van het Toeslagenfonds.

Artikel 13
[Bevat wijzigingen in deze regelgeving.]

Artikel 14
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.
Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari 1996, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 1996. Deze wet vervalt met ingang van 1 december 2016.

Artikel 15
Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 7 februari 1996
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
r
L. O. Linschoten
Uitgegeven de twintigste februari 1996
De Minister van Justitie,
w
Sorgdrager