Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Vorderingswet

 

Artikel 18
1
Het bedrag van de in artikel 17 bedoelde schadeloosstelling wordt door de rechter vastgesteld op verzoek van de rechthebbende, van degene, te wiens behoeve de vordering is geschied of van Onze Minister, die de vordering heeft gedaan. Het geding wordt door de verzoeker aanhangig gemaakt bij een in drievoud ingediend verzoekschrift, waarin de namen en adressen van de overige in dit lid bedoelde partijen zijn vermeld, alsmede het bedrag van de schadeloosstelling, waarvan vaststelling wordt verlangd.
2
Indien het verzoekschrift aan de kantonrechter is gericht, bepaalt deze de dag en het uur waarop de zaak ter terechtzitting zal dienen; indien het aan de rechtbank is gericht, bepaalt de rechtbank de dag waarop de zaak ter rolle zal worden uitgeroepen. Bedoelde dag zal niet later mogen worden gesteld dan drie weken na die, waarop het verzoekschrift ter griffie is ontvangen.
3
De griffier geeft bij aangetekende brief van deze dagbepaling kennis aan de verzoeker en aan de overige partijen. Tussen de dag, waarop deze kennisgeving is verzonden en de in het tweede lid bedoelde dag moeten tenminste veertien dagen verlopen. Bij de kennisgeving aan de overige partijen wordt een afschrift van het verzoekschrift gevoegd.
4
De in het derde lid bedoelde kennisgeving heeft ten opzichte van partijen de kracht van een dagvaarding.
5
Tegen het vonnis is uitsluitend beroep in cassatie toegelaten.
6
De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn op het geding van toepassing voor zover daarvan bij deze wet niet is afgeweken.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •