Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Warenwet

 

Artikel 25
1
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet of van het bepaalde bij of krachtens deze wet met betrekking tot door Onze Minister aangewezen categorieën van waren zijn belast:
a
de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren;
b
de bij besluit van Onze Minister van Economische Zaken of Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen ambtenaren.
2
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens verordeningen van een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66, vierde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, als bedoeld in artikel 93 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, voor zover deze betrekking hebben op waren, zijn belast de ingevolge het eerste lid, onder a, door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen ambtenaren en de ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, onder b.
3
Onze Minister regelt in overeenstemming met Onze betrokken Ministers de taakverdeling tussen de ambtenaren, behorende tot de onderscheidene in het eerste en tweede lid bedoelde categorieën, en de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene douanewet.
4
Bij de taakverdeling, bedoeld in het derde lid, kan tevens worden bepaald op welke wijze het toezicht dan wel de douanecontrole wordt uitgeoefend. De wijze waarop het toezicht dan wel de douanecontrole wordt uitgeoefend kan inhouden dat de toezichthouder onderscheidenlijk de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene douanewet, op door Onze Minister vast te stellen tijdstippen en in door hem vast te stellen gevallen, onderzoek doet naar de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels en in daarbij aan te geven gevallen rapporteert aan door Onze Minister aan te wijzen personen of instanties.
5
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
6
De minister die op grond van artikel 21c bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen, komt de bevoegdheid toe, als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, voor zover het betreft de bij die maatregel aangewezen waren en voor zover die waren in de particuliere sfeer kunnen worden gebruikt. In het geval op grond van artikel 21c een ander bestuursorgaan is aangewezen, kan in afwijking van het eerste lid bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat door een andere minister dan Onze Minister ten aanzien van de waren, bedoeld in de eerste volzin, de onder dat bestuursorgaan ressorterende ambtenaren met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 21b worden belast. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •