Waterschapswet
Artikel 122k
1
Indien door de heffingplichtige aannemelijk is gemaakt dat het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar voor een bedrijfsruimte of een onderdeel daarvan, die hij gebruikt, 1000 of minder bedraagt, en dat dit aantal aan de hand van de hoeveelheid ten behoeve van die bedrijfsruimte of dat onderdeel van die bedrijfsruimte ingenomen water bepaald kan worden, wordt dat aantal in afwijking van artikel 122g vastgesteld volgens de formule: A x B, waarbij,
A = het aantal m3 in het kalenderjaar ten behoeve van de bedrijfsruimte of het onderdeel van de bedrijfsruimte ingenomen water;
B = de afvalwatercoëfficiënt behorende bij de klasse van de in het derde lid opgenomen tabel met de klassegrenzen waarbinnen de vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik per m3 ten behoeve van de bedrijfsruimte of van het onderdeel van de bedrijfsruimte ingenomen water is gelegen.
2
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor de bepaling van de vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik per m3 ten behoeve van de bedrijfsruimte of het onderdeel van de bedrijfsruimte ingenomen water.
3
De onderstaande tabel bevat klassen met bijbehorende klassegrenzen en afvalwatercoëfficiënten:
4
Indien het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar voor de bedrijfsruimte of onderdeel van een bedrijfsruimte meer dan 1000 bedraagt en door de heffingplichtige aannemelijk is gemaakt dat de berekening van dit aantal overeenkomstig het eerste lid niet resulteert in een lager aantal vervuilingseenheden dan de berekening van dit aantal overeenkomstig artikel 122g is het eerste lid op verzoek van de heffingplichtige van overeenkomstige toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.