Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Werkloosheidswet

 

Artikel 21
1
Indien het recht op uitkering op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel a, b, c ofd, geheel of gedeeltelijk is geëindigd en vervolgens de omstandigheid die tot dat eindigen heeft geleid heeft opgehouden te bestaan, herleeft het recht op uitkering met inachtneming van het tweede lid, de in artikel 8 en het derde lid genoemde termijnen en de op grond van het vierde lid gestelde regels, voor zover geen nieuw recht op uitkering ingevolge dit hoofdstuk bestaat.
2
In afwijking van het eerste lid herleeft een recht dat geheel geëindigd is niet, indien:
a
het recht op uitkering dat zou herleven een omvang zou hebben van minder dan één arbeidsuur per kalenderweek;
b
een nieuw recht op uitkering ingevolge dit hoofdstuk is ontstaan uit een volledige dienstbetrekking en het verschil tussen het geëindigde recht en het nieuwe recht minder dan vijf arbeidsuren per kalenderweek bedraagt;
c
na de dag waarop het recht dat zou herleven geheel geëindigd is, een jaar is verstreken en het recht dat zou herleven een omvang zou hebben van minder dan vijf arbeidsuren per kalenderweek;
d
artikel 59, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toepassing heeft gevonden.
3
Een recht op uitkering dat geheel of gedeeltelijk is geëindigd:
a
wegens een omstandigheid als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel e, g of j; of
b
op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, als gevolg van het niet kunnen voldoen aan de voorwaarde bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, wegens andere omstandigheden dan ziekte of arbeidsongeschiktheid of het volgen van scholing of opleiding, terzake waarvan de werknemer een uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdelen a, b, c of d; of
c
wegens een combinatie van de hier bedoelde omstandigheden, kan, ook indien deze omstandigheden zich aaneensluitend voordoen, slechts herleven indien de periode tussen de eindiging van het recht en het vervallen van de omstandigheid of omstandigheden als hier bedoeld niet langer is dan zes maanden.
4
Bij ministeriële regeling kan worden geregeld dat het derde lid buiten toepassing blijft voor categorieën van werknemers.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •