Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

 

Wet van 3 juli 1989, houdende administratiefrechtelijke afdoening van inbreuken op bepaalde verkeersvoorschriften
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels vast te stellen om op zichzelf niet ernstige gedragingen in strijd met verkeersvoorschriften, gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet en enkele andere wetten, in plaats van op strafrechtelijke wijze op administratiefrechtelijke wijze af te kunnen doen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

Artikel 1
1
In deze wet wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Justitie;
motorrijtuig, kenteken en rijbewijs: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
bestuurder: alle weggebruikers behalve voetgangers;
kentekenregister: het register, bedoeld in artikel 42 van de Wegenverkeerswet 1994;
gedraging: een gedraging als bedoeld in artikel 2, eerste lid;
administratieve sanctie: de aan de Staat te betalen geldsom, bedoeld in artikel 2;
adres: aanduiding van straatnaam, huisnummer, plaatsnaam en postcode van het woonhuis van de betrokkene.
2
In deze wet wordt mede verstaan onder:
bestuurder: degene die wordt geacht een motorrijtuig onder zijn onmiddellijk toezicht te doen besturen;
kenteken: het kenteken waaronder een motorrijtuig in het buitenland is geregistreerd, het registratienummer, vermeld op het registratiebewijs, afgegeven voor een motorrijtuig gebezigd ten behoeve van de strijdkrachten, alsmede enig ander registratienummer waaronder een motorrijtuig in Nederland mag worden geregistreerd;
kentekenregister: een buitenlands register betreffende aldaar geregistreerde motorrijtuigen, de registratie betreffende motorrijtuigen gebezigd ten behoeve van de strijdkrachten, bijgehouden door Onze Minister van Defensie, alsmede enig andere registratie betreffende motorrijtuigen, waarvan de houder gerechtigd is deze in Nederland te voeren;
rijbewijs: een door het bevoegde gezag in het buitenland afgegeven rijbewijs, alsmede een door het militaire gezag afgegeven rijbewijs.

Hoofdstuk II. Toepassingsgebied van de wet

Artikel 2
1
Ter zake van de in de bijlage bij deze wet omschreven gedragingen die in strijd zijn met op het verkeer betrekking hebbende voorschriften gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, de Provinciewet of de Gemeentewet (Stb. 1992, 96), kunnen op de wijze bij deze wet bepaald administratieve sancties worden opgelegd. Ingeval een administratiefrechtelijke sanctie wordt opgelegd zijn voorzieningen van strafrechtelijke of strafvorderlijke aard uitgesloten.
2
Als gedragingen in de zin van het eerste lid worden niet beschouwd die gedragingen waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
3
Voor elke gedraging bepaalt de in het eerste lid bedoelde bijlage de aan de Staat te betalen geldsom. Deze geldsom kan niet meer zijn dan € 340 per gedraging.
4
De in het derde lid bedoelde geldsom wordt voor personen die ten tijde van de gedraging nog geen zestien jaar oud waren, gehalveerd.
5
De in het eerste lid bedoelde bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd. Deze algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
6
Een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in het vijfde lid, wordt vastgesteld op voordracht van Onze Minister en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Hoofdstuk III. Administratieve sanctie

Artikel 3
1
Met het toezicht op de naleving van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde voorschriften zijn belast de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen ambtenaren.
2
De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie ter zake van de door hen of op geautomatiseerde wijze vastgestelde gedragingen aan personen die de leeftijd van twaalf jaren hebben bereikt.
3
De officier van justitie in het arrondissement waar de in het eerste lid bedoelde ambtenaren optreden, houdt toezicht op de wijze waarop zij van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken. Hij kan daaromtrent beleidsregels vaststellen. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het toezicht op de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde ambtenaren van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken en de intrekking van die bevoegdheid.
4
Het College van procureurs-generaal houdt toezicht op de bij deze wet geregelde handhaving van verkeersvoorschriften. Het geeft daartoe bevelen aan de hoofden van de arrondissementsparketten.

Artikel 4
1
De administratieve sanctie wordt opgelegd bij een gedagtekende beschikking. De beschikking bevat een korte omschrijving, onder verwijzing naar de aanduiding in de bijlage, van de gedraging ter zake waarvan zij is gegeven en het voor die gedraging bepaalde bedrag van de administratieve sanctie, de datum en het tijdstip waarop, alsmede de plaats waar de gedraging is geconstateerd. Bij ministeriële regeling worden het model van de beschikking en dat van de aankondiging van de beschikking vastgesteld, of de eisen waaraan het model moet voldoen.
2
Zo mogelijk wordt aanstonds een aankondiging van de beschikking uitgereikt aan degene tot wie zij zich richt, of wordt deze achtergelaten in of aan het motorrijtuig. De bekendmaking van de beschikking geschiedt binnen vier maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden, door toezending van de beschikking aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven of, indien dat niet mogelijk is en de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, aan het adres dat is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking gezonden naar het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres, tenzij dit hetzelfde is als hetgeen is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief ook op het in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking geacht aan de betrokkene bekend te zijn.
3
In een geval als bedoeld in artikel 31, eerste lid, geschiedt de bekendmaking door uitreiking van de beschikking aan betrokkene. De weigering de beschikking in ontvangst te nemen, schort de bekendmaking daarvan niet op.
4
De beschikking vermeldt de dag waarop krachtens artikel 23 de sanctie uiterlijk moet zijn voldaan. Tevens vermeldt de beschikking dat de sanctie dient te worden voldaan door middel van de toegezonden acceptgiro dan wel op een in die beschikking aangeduide plaats, alsmede de verhogingen die krachtens artikel 23, tweede lid, en artikel 25 op de administratieve sanctie vallen, indien deze niet tijdig wordt voldaan.

Artikel 5
Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Artikel 5a
Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig, waarmee een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, wordt voortbewogen, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het motorrijtuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Indien het kenteken van het motorrijtuig niet is vastgesteld, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van de aanhangwagen ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. In beide gevallen wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Hoofdstuk IV. Administratief beroep en bezwaar bij de officier van justitie

Artikel 6
1
Tegen de oplegging van de administratieve sanctie kan degene tot wie de beschikking is gericht, beroep instellen bij de officier van justitie in het arrondissement waar de gedraging is verricht. Indien niet kan worden vastgesteld in welk arrondissement de gedraging is verricht, kan beroep worden ingesteld bij de officier van justitie in het arrondissement van de woonplaats van de betrokkene.
2
Onverminderd artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt het beroepschrift de geboortedatum, de geboorteplaats en het geboortejaar van degene die het beroep heeft ingesteld, en het nummer van zijn giro- of bankrekening, indien hij die heeft.

Artikel 7
1
De artikelen 6:14, tweede lid, 7:16, tweede lid, 7:24, tweede en vijfde lid, 7:26, vierde lid, en 10:3, tweede lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.
2
In afwijking van artikel 7:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht stelt de officier van justitie slechts de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid te worden gehoord.

Artikel 8
De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven:
a
aannemelijk maakt dat tegen zijn wil door een ander van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen gebruik is gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen,
b
een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel
c
een vrijwaringsbewijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Kentekenreglement, of een verklaring als bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van het Kentekenreglement, overlegt waaruit blijkt dat hij ten tijde van de gedraging geen eigenaar of houder meer was van het betrokken motorrijtuig onderscheidenlijk de betrokken aanhangwagen.
In de onder a, b en c bedoelde gevallen is de officier van justitie bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie aan degene die de gedraging heeft verricht of aan degene die de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel aan degene aan wie het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen werd overgedragen. De artikelen 4, 6 en 7 zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de beschikking uiterlijk binnen acht maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden wordt bekendgemaakt.

Hoofdstuk V. Beroep bij de kantonrechter van de rechtbank

Artikel 9
1
Tegen de beslissing van de officier van justitie kan degene die administratief beroep heeft ingesteld, beroep instellen bij de rechtbank; het beroep wordt behandeld en beslist door de kantonrechter. In afwijking van artikel 6:4, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt het beroepschrift ingediend bij de officier van justitie die ingevolge artikel 6, eerste lid, op het administratief beroep heeft beslist. Hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2
Het beroep kan worden ingesteld ter zake dat:
a
de gedraging niet is verricht of dat, buiten het geval van artikel 5, degene tot wie de beschikking is gericht, de gestelde gedraging niet heeft verricht;
b
de officier van justitie had moeten beslissen dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat hij, gelet op de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, een lager bedrag van de administratieve sanctie had moeten vaststellen;
c
de officier van justitie ten onrechte de beschikking niet op grond van artikel 8 heeft vernietigd.
3
Artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10
De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank van het arrondissement waarin de gedraging is verricht, dan wel, in het geval bedoeld in artikel 6, eerste lid, tweede volzin, bij de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de betrokkene is gelegen.

Artikel 11
1
Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan de rechtbank ter kennis gebracht binnen zes weken nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.
2
Indien de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetgekomen is, kan de in het eerste lid bedoelde termijn zonodig met vier weken worden verlengd.
3
De zekerheid wordt door de indiener bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden, bedoeld in artikel 1 van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau, gesteld, hetzij door middel van de aan betrokkene toegezonden accept-giro, hetzij anderszins door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau. De officier van justitie wijst de indiener van het beroepschrift na de ontvangst ervan op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4
Alle op een beroepschrift betrekking hebbende stukken worden, indien zekerheidstelling heeft plaatsgevonden, nedergelegd ter griffie van de rechtbank. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan degene die het beroep heeft ingesteld. De betrokkene of zijn gemachtigde kan binnen een door de kantonrechter bepaalde en aan hem door de griffier medegedeelde termijn, deze stukken inzien en daarvan afschriften of uittreksels vragen. Op de voor de verstrekking van afschriften en uittreksels aan de betrokkene of zijn gemachtigde in rekening te brengen vergoedingen is het ter zake bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12
1
De kantonrechter stelt, alvorens te beslissen, partijen in de gelegenheid om op een door de kantonrechter bepaalde dag en uur op een openbare zitting hun zienswijze nader toe te lichten. Zij worden daartoe door de griffier opgeroepen. De oproep aan degene die het beroep heeft ingesteld wordt gericht aan het in het beroepschrift vermelde adres.
2
Degene die het beroep heeft ingesteld, kan zich ter zitting doen bijstaan of doen vertegenwoordigen door een advocaat of door een daartoe schriftelijk door hem gemachtigde.
3
Ter zitting kunnen getuigen en deskundigen worden meegebracht, ten einde door de kantonrechter te worden gehoord. Deze kan ambtshalve of op verzoek ook andere personen als getuige of deskundige horen.
4
De kantonrechter kan bevelen, dat getuigen niet zullen worden gehoord en tolken niet tot de uitoefening van hun taak zullen worden toegelaten dan na het afleggen van de eed of belofte.
5
Zij leggen in dat geval ten overstaan van hem de eed of belofte af; de getuigen: dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid; de tolken: dat zij hun plichten als tolk met nauwkeurigheid zullen vervullen. De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten.

Artikel 12a

Titel IV. van het Vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13
1
Indien de kantonrechter bevindt dat het beroep ontvankelijk is en dat de beslissing van de officier van justitie niet of niet ten volle gehandhaafd kan worden, verklaart de kantonrechter het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond en vernietigt of wijzigt het daarbij de bestreden beslissing.
2
De beslissing van de kantonrechter is met redenen omkleed en wordt hetzij terstond, hetzij uiterlijk veertien dagen nadien, op een openbare zitting uitgesproken.
3
De beslissing wordt in het proces-verbaal der zitting aangetekend. De aantekening bevat de gronden waarop de beslissing berust. Een afschrift van de aantekening van de beslissing wordt toegezonden aan partijen.

Artikel 13a
1
De kantonrechter is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De artikelen 7:15, tweede tot en met vierde lid, en 7:28, tweede lid, eerste volzin, derde en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing. Een natuurlijke persoon kan slechts in de kosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Het Besluit proceskosten bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
2
In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van een partij aan wie ter zake van het beroep op de kantonrechter, het bezwaar of het administratief beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt het bedrag van de kosten betaald aan de griffier. Artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
3
In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van de indiener van het beroepschrift worden de kosten door de Staat der Nederlanden vergoed.

Artikel 13b
1
In geval van intrekking van het beroep omdat de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de officier van justitie op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 13a in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek wordt bij de officier van justitie ingediend.
2
De kantonrechter stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt de officier van justitie in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Hij stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan de kantonrechter bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden.
3
Indien het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit de kantonrechter het onderzoek.
4
Indien het verzoek schriftelijk wordt toegelicht, nodigt de kantonrechter partijen uit ter zitting te verschijnen. Indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven, kan de kantonrechter bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De kantonrechter kan ook ambtshalve besluiten het verzoek buiten zitting af te doen. De kantonrechter sluit vervolgens het onderzoek.

Hoofdstuk VI. Hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden

Artikel 14
1
Degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld, alsmede de officier van justitie, kunnen tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, tenzij de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing niet meer bedraagt dan € 70.
2
Eveneens kan degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld doch daarin met toepassing van het bepaalde in artikel 11, derde lid, niet-ontvankelijk is verklaard, tegen die beslissing hoger beroep instellen op de grond dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de zekerheid niet dan wel niet tijdig is gesteld dan wel ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de indiener redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest.

Artikel 15
1
In afwijking van artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt het instellen van hoger beroep door het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank van de kantonrechter tegen wiens beslissing het beroep is gericht.
2
Nadat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken, zendt de griffier van de rechtbank het ingekomen beroepschrift met de stukken van het geding en een afschrift van de beslissing onverwijld ter griffie van het gerechtshof te Leeuwarden in.

Artikel 16
1
Het gerechtshof beslist, behoudens het bepaalde in het tweede lid, in enkelvoudige kamers.
2
De oudste in rang van de voorzitters van de meervoudige kamers regelt de verdeling van de werkzaamheden over de kamers. Indien de voorzitter de zaak niet vatbaar acht voor afdoening door een enkelvoudige kamer, wijst hij voor de behandeling van de zaak de meervoudige kamer aan.
3
De voorzitter is bevoegd een reeds door een meervoudige kamer in behandeling genomen zaak op voordracht van die kamer te verwijzen naar een enkelvoudige kamer.
4
Een enkelvoudige kamer kan een zaak in iedere stand van het geding naar een meervoudige kamer verwijzen.

Artikel 17
De artikelen 512 tot en met 518 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17a [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 18
1
Nadat het hoger beroep is ingesteld treedt de advocaat-generaal van het ressortsparket te Leeuwarden als partij in de plaats van de officier van justitie.
2
De officier van justitie verstrekt de advocaat-generaal van het ressortsparket te Leeuwarden de nodige inlichtingen.

Artikel 19
1
De griffier van het gerechtshof zendt een door hem voor eensluidend getekend afschrift van het beroepschrift onverwijld toe aan degene, die mede tot het instellen van hoger beroep gerechtigd was.
2
Deze kan binnen vier weken nadat het afschrift is verzonden, bij het gerechtshof een ondertekend verweerschrift indienen.
3
De griffier van het gerechtshof zendt een door hem voor eensluidend getekend verweerschrift onverwijld aan degene die hoger beroep heeft ingesteld. Deze kan binnen twee weken nadat het afschrift van het verweerschrift is verzonden schriftelijk een nadere toelichting geven op zijn beroep. Indien een nadere toelichting gegeven wordt, stelt het gerechtshof de in het eerste lid bedoelde persoon in de gelegenheid hierop eveneens binnen twee weken te reageren.
4
Partijen kunnen afschriften van of uittreksels uit door hen omschreven stukken verkrijgen. Op de voor de verstrekking van afschriften of uittreksels in rekening te brengen vergoedingen is het bij of krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20
Het gerechtshof kan partijen en zonodig getuigen en deskundigen opdragen binnen een bepaalde termijn schriftelijk inlichtingen te geven of onder hen berustende stukken in te zenden.

Artikel 20a
1
Een partij kan schriftelijk verzoeken om een behandeling ter zitting. Zodanig verzoek wordt ingediend bij het beroepschrift of, indien een verweerschrift is ingediend, uiterlijk binnen twee weken na verzending daarvan door het gerechtshof aan de wederpartij.
2
De voorzitter van de kamer die de zaak in behandeling heeft bepaalt dag en uur van de behandeling ter zitting.
3
De zitting is openbaar.

Artikel 20b
Indien de zaak op een zitting zal worden behandeld worden de stukken van het geding neergelegd ter griffie van het gerechtshof. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan partijen, onder vermelding van de termijn waarbinnen deze stukken aldaar kunnen worden ingezien en dat daarvan afschriften of uittreksels kunnen worden gevraagd. Op de voor de verstrekking van afschriften of uittreksels in rekening te brengen vergoedingen is het bij of krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20c
1
Indien de zaak op een zitting zal worden behandeld worden partijen uitgenodigd ter zitting. De oproep aan degene die hoger beroep heeft ingesteld wordt gericht aan het adres opgegeven in het beroepschrift in hoger beroep dan wel, in geval de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld, aan het door de betrokkene in het verweerschrift of in het beroepschrift bij de rechtbank opgegeven adres.
2
Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, kan zich ter zitting laten bijstaan of zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
3
Ter zitting kunnen getuigen of deskundigen worden meegebracht ten einde door het gerechtshof te worden gehoord. Het gerechtshof kan ambtshalve of op verzoek ook andere personen als getuige of deskundige horen.
4
Het gerechtshof kan bevelen dat getuigen niet zullen worden gehoord en tolken niet tot de uitoefening van hun taak zullen worden toegelaten dan na het afleggen van de eed of belofte.
5
Ze leggen in dat geval ten overstaan van de voorzitter de eed of belofte af;
de getuigen: dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid;
de tolken: dat zij hun plichten als tolk met nauwkeurigheid zullen vervullen.
De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te vervullen.
6
Van het verhandelde ter zitting wordt proces-verbaal opgemaakt, hetwelk door de voorzitter en de griffier wordt vastgesteld en ondertekend.

Artikel 20d
1
Indien het gerechtshof het beroepschrift ontvankelijk acht, bevestigt het gerechtshof de beslissing van de kantonrechter, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden, of doet het, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beslissing van de kantonrechter, hetgeen de kantonrechter zou behoren te doen.
2
Indien de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd op de in artikel 14, tweede lid, genoemde grond wijst het gerechtshof de zaak terug naar de rechtbank, tenzij door betrokkene de behandeling van het beroep door het gerechtshof zelf is verlangd. In geval van terugwijzing doet de kantonrechter recht met inachtneming van het arrest van het gerechtshof.
3
Het arrest van het gerechtshof is met redenen omkleed. Het wordt op een openbare zitting uitgesproken. Indien de zaak ter zitting is behandeld wordt het arrest aangetekend in het proces-verbaal van die zitting en wordt het uiterlijk veertien dagen na de sluiting van het onderzoek ter zitting uitgesproken. Indien de zaak niet ter zitting is behandeld wordt het arrest op een door de voorzitter te bepalen dag uiterlijk zes weken nadat de laatste van de in artikel 19 bedoelde termijnen is verstreken uitgesproken.
4
De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid.
5
Een afschrift van het arrest wordt toegezonden aan partijen.

Hoofdstuk VII. Vervallen zekerheidstelling

Artikel 21
1
De verplichting tot zekerheidstelling vervalt nadat ten aanzien van de opgelegde administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen.
2
Indien de in het eerste lid bedoelde beslissing inhoudt dat de opgelegde administratieve sanctie geheel of gedeeltelijk blijft gehandhaafd, wordt de verschuldigde administratieve sanctie op de zekerheidstelling verhaald.

Hoofdstuk VIII. De inning van de administratieve sanctie

Artikel 22
1
Met de inning van de administratieve sancties is de officier van justitie belast.
2
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent de inning voorschriften gegeven. Deze voorschriften hebben in ieder geval betrekking op de plaats en wijze van betaling van de administratieve sanctie, de verantwoording van de ontvangen geldbedragen, alsmede op de kosten van verhaal, de invorderingskosten daaronder begrepen.

Artikel 23
1
Uiterlijk binnen twee weken nadat een beschikking waarbij een administratieve sanctie is opgelegd, onherroepelijk is geworden, moet de administratieve sanctie zijn voldaan.
2
De sanctie wordt van rechtswege met vijfentwintig procent, doch ten minste € 4, verhoogd indien deze niet tijdig geheel wordt voldaan.

Artikel 24
Degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, is tot betaling van het ingevolge artikel 23 verhoogde bedrag verplicht binnen vier weken nadat de officier van justitie hem over de gewone post een aanmaning heeft toegezonden.

Artikel 25
1
Indien degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd nalatig blijft de sanctie en de daarop gevallen verhoging geheel te voldoen binnen de in de aanmaning gestelde termijn van vier weken, wordt het inmiddels verschuldigde bedrag van rechtswege verder verhoogd met vijftig procent van het bedrag van de sanctie en de daarop inmiddels gevallen verhoging, doch ten minste € 11, en kan door de officier van justitie verhaal worden genomen op de goederen, de inkomsten en het vermogen van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26 en 27.
2
Door de officier van justitie kan verhaal worden genomen gedurende twee jaar nadat ten aanzien van de administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen.
3
Het recht om verhaal te nemen vervalt door het overlijden van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd.

Artikel 26
1
Verhaal op de goederen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geschiedt krachtens een dwangbevel, medebrengende het recht om die goederen zonder vonnis aan te tasten.
2
Het dwangbevel wordt in naam des Konings uitgevaardigd door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden. Het wordt ten uitvoer gelegd als een vonnis van de burgerlijke rechter.
3
Tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan verzet worden gedaan, hetwelk niet gericht zal kunnen zijn tegen de beslissing waarbij de administratieve sanctie werd opgelegd. Verzet wordt gedaan bij een met redenen omkleed verzetschrift. Het verzetschrift wordt binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel ingediend bij de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. Wordt binnen twee weken na de betekening tot inbeslagneming overgegaan, dan wordt het verzetschrift binnen een week na de dag van inbeslagneming ingediend. Bij het verzetschrift worden het dwangbevel en een afschrift van het exploit van betekening van het dwangbevel overgelegd.
4
Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is een griffierecht verschuldigd. De griffier wijst de indiener van het verzetschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5
Indien de in het derde lid bedoelde stukken niet zijn overgelegd, deelt de griffier de indiener van het verzetschrift mee dat deze stukken binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling ter griffie dienen te zijn overgelegd. Indien dit laatste niet binnen deze termijn is geschied, wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6
De griffier brengt het verzetschrift en de daarop betrekking hebbende stukken ter kennis van de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden, ten einde hem in de gelegenheid te stellen daarover de nodige opmerkingen te maken. De officier van justitie stelt de betrokken gerechtsdeurwaarder ervan in kennis dat verzet is gedaan. De kantonrechter geeft zo spoedig mogelijk na afloop van deze termijn, na zo nodig degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te hebben gehoord, althans opgeroepen om te verschijnen, zijn met redenen omklede beschikking, welke onverwijld aan degene die het verzet heeft gedaan en aan de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden wordt medegedeeld. De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid.
7
Indien de kantonrechter het verzet gegrond oordeelt, houdt de beschikking tevens in dat aan de indiener van het verzetschrift het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed door de griffier. In de overige gevallen kan de kantonrechter bepalen dat het betaalde griffierecht wordt vergoed.
8
Ten aanzien van derden die bij een inbeslagneming van goederen daarop geheel of gedeeltelijk recht menen te hebben, zijn de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.
9
De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. Onder de kosten van het verhaal zijn begrepen de invorderingskosten.

Artikel 26a
1
De officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden, alsmede degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, kunnen tegen de beschikking van de kantonrechter binnen twee weken na de verzending van de mededeling van de beschikking van de kantonrechter hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het beroepschrift wordt ingediend bij de griffie van de rechtbank die de beschikking heeft gegeven.
2
Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is in zijn beroep slechts ontvankelijk na voorafgaande zekerheidstelling van het nog verschuldigde bedrag en van al de kosten. De zekerheid wordt gesteld bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden, bedoeld in artikel 1 van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau, door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau. De griffier van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3
Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is eveneens een griffierecht verschuldigd. De griffier van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie te zijn gestort. Indien het griffierecht niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4
Nadat de zekerheidstelling en de bijschrijving of de storting van het griffierecht hebben plaatsgevonden of nadat de termijnen voor het stellen van de zekerheid en de betaling van het griffierecht ongebruikt zijn verstreken, zendt de griffier van de rechtbank het beroepschrift met de daarop betrekking hebbende stukken en een afschrift van de beschikking van de kantonrechter onverwijld ter griffie van het gerechtshof in.
5
Op de behandeling van het hoger beroep zijn de artikelen 16 tot en met 20c van overeenkomstige toepassing.
6
Het gerechtshof beslist zo spoedig mogelijk. De artikelen 13a en 13b, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid, en 20d, eerste en derde lid, zijn op de beschikking van overeenkomstige toepassing.
7
Afschrift van de beschikking wordt door de griffier van het gerechtshof gezonden aan degenen die tot het instellen van hoger beroep gerechtigd waren.

Artikel 27
1
Verhaal kan zonder dwangbevel worden genomen op:
a
inkomsten in geld uit arbeid van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd;
b
pensioenen, wachtgelden en andere periodieke uitkeringen waarop degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, aanspraak heeft;
c
het tegoed van een rekening bij een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te eigen bate vermag te beschikken.
2
Verhaal met toepassing van het eerste lid geschiedt door middel van een schriftelijke kennisgeving van het openbaar ministerie dat met de inning van de administratieve sanctie is belast. De kennisgeving bevat een voor de uitoefening van het verhaal voldoende aanduiding van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, en vermeldt welk bedrag uit hoofde van de beschikking nog verschuldigd is, dan wel bij welke rechterlijke uitspraak de administratieve sanctie is opgelegd, alsmede de plaats waar de betaling moet geschieden. Zij wordt verstrekt aan degene onder wie het verhaal wordt genomen, en betekend aan degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. In het laatste geval zijn de artikelen 529 tot en met 532 en de artikelen 585 tot en met 588, 589 en 590 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
3
Door de verstrekking van de kennisgeving is degene onder wie het verhaal wordt genomen, verplicht tot onverwijlde betaling aan de officier van justitie van het in de kennisgeving bedoelde bedrag voor zover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd op hem een opeisbare vordering heeft of verkrijgt. De officier van justitie bepaalt de termijn waarbinnen de betaling moet geschieden. De verplichting tot betaling vervalt zodra het uit hoofde van de beschikking verschuldigde bedrag is betaald of verhaald en uiterlijk wanneer acht weken na de dag van verstrekking van de kennisgeving zijn verstreken.
4
Degene onder wie het verhaal wordt genomen, kan zich niet tegenover de officier van justitie beroepen op het tenietgaan of de vermindering van zijn schuld aan degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd door betaling of door verrekening met een tegenvordering dan in de gevallen waarin hij daartoe ook bevoegd zou zijn geweest bij een op het tijdstip van de betekening overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelegd beslag onder derden. Indien een andere schuldeiser op de vordering waarop het verhaal wordt genomen, beslag heeft gelegd, is artikel 478 van het Wetboek van overeenkomstige toepassing. Het verhaal wordt voor de toepassing van de artikelen 33 en 301 van de Faillissementswet met een beslag onder derden gelijkgesteld.
5
Indien verhaal is genomen op vordering van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, zijn de artikelen 475a tot en met 475g, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing.
6
Iedere belanghebbende kan binnen een week na de betekening van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving bij met redenen omkleed verzetschrift verzet doen tegen het verhaal. Artikel 26, derde tot en met negende lid, en artikel 26a zijn van overeenkomstige toepassing.
7
Een ieder, behoudens degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is verplicht desgevorderd onverwijld aan de officier van justitie, die met de inning van de administratieve sanctie is belast, de inlichtingen te verstrekken welke naar het redelijk oordeel van het openbaar ministerie noodzakelijk zijn ten behoeve van de toepassing van het eerste lid van dit artikel. De artikelen 217 en 218 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
8
De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. Onder de kosten van het verhaal zijn begrepen de invorderingskosten.

Artikel 27a
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de staat geldbedragen, verkregen uit de tenuitvoerlegging van administratieve sancties, op een daarbij vast te stellen grondslag en naar daarbij vast te stellen regelen ten goede laat komen aan een rechtspersoon die krachtens het publiekrecht is ingesteld.

Artikel 28
1
De officier van justitie te Leeuwarden kan, indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, bij de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd een vordering instellen om te worden gemachtigd om per gedraging waarvoor een administratieve sanctie is opgelegd het dwangmiddel gijzeling toe te passen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, voor ten hoogste één week. Indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd ingeschreven staat op een in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres, maar niet op dat adres woonachtig is, dan wel indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, geschiedt de instelling van de bovenbedoelde vordering door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden bij de rechtbank te Leeuwarden. Een verleende machtiging om gijzeling toe te passen kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden, worden uitgevoerd.
2
Op de vordering wordt niet beslist dan nadat degene aan wie de sanctie is opgelegd door de kantonrechter is gehoord, althans behoorlijk is opgeroepen. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.
3
De officier van justitie te Leeuwarden of de ambtenaar die door hem is belast met de toepassing van de gijzeling heeft voor het in gijzeling stellen van de betrokkene toegang tot elke plaats.
4
De toepassing van het dwangmiddel wordt gestaakt, zodra het verschuldigde bedrag aan de instantie, belast met deze toepassing, is betaald. De toepassing van het dwangmiddel heft de verschuldigdheid niet op.
5
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de tenuitvoerlegging van de gijzeling als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 28a
Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het rijbewijs innemen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De inneming van het rijbewijs duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 28b
Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden buiten gebruik stellen of, indien dit voertuig niet wordt aangetroffen, een soortgelijk voertuig waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, vermag te beschikken. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De buitengebruikstelling duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 29
1
Indien degene wiens voertuig buiten gebruik kan worden gesteld door de officier van justitie te Leeuwarden niet terstond voldoet aan het overeenkomstig artikel 23, tweede lid, en artikel 25 verhoogde bedrag van de administratieve sanctie, is de officier van justitie bevoegd het voertuig op kosten van de betrokkene naar een door hem aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te doen stellen. Het voertuig wordt tussentijds aan de rechthebbende teruggegeven tegen betaling van het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede van de kosten van overbrenging en bewaring.
2
De officier van justitie is tevens bevoegd om in het in het eerste lid bedoelde geval aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Het mechanisch hulpmiddel wordt tussentijds niet verwijderd dan nadat het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede de kosten van het aanbrengen en van het verwijderen ervan zijn voldaan.
3
Indien twaalf weken na de aanvang van de buitengebruikstelling de rechthebbende zijn voertuig niet heeft afgehaald, wordt hij geacht zijn recht op de zaak te hebben opgegeven en is de officier van justitie bevoegd het voertuig om niet aan een derde in eigendom te doen overdragen, te doen verkopen of te doen vernietigen. Gelijke bevoegdheid bestaat ook binnen de bedoelde termijn, zodra het gezamenlijke bedrag van de opgelegde administratieve sanctie, de daarop gevallen verhoging, de kosten van het aanbrengen en het verwijderen, alsmede de kosten van overbrenging en bewaring, vermeerderd met de voor de verkoop, de eigendomsoverdracht om niet of de vernietiging geraamde kosten, in verhouding tot de waarde van het voertuig naar zijn oordeel onevenredig hoog zou worden.
4
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de overbrenging, bewaring, eigendomsoverdracht om niet, verkoop, vernietiging, de berekening van de kosten van overbrenging en bewaring, alsmede omtrent hetgeen verder voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk is.

Artikel 30
1
Degene wiens rijbewijs kan worden ingenomen door de officier van justitie te Leeuwarden, is verplicht op eerste vordering van de officier van justitie het rijbewijs in te leveren op een door de officier van justitie te bepalen tijdstip en aan te wijzen plaats.
2
De termijn, bedoeld in artikel 28a, vangt aan op het tijdstip waarop de inlevering van het rijbewijs heeft plaatsgevonden.
3
Indien aan de verplichting tot inlevering van het rijbewijs niet wordt voldaan, is de officier van justitie bevoegd dat rijbewijs op kosten van de in het eerste lid bedoelde persoon te doen inleveren. Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
4
De officier van justitie doet van het tijdstip, bedoeld in het eerste en in het tweede lid, onverwijld mededeling aan de beheerder van het rijbewijzenregister in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie doet op gelijke wijze mededeling van het tijdstip waarop het rijbewijs is teruggegeven.

Hoofdstuk IX. Voorlopige maatregelen

Artikel 31
1
Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde ambtenaren bij de uitoefening van de in artikel 3, eerste lid, omschreven bevoegdheid bevinden dat de bestuurder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, dan wel geregistreerd staat voor het niet voldoen van een hem eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde administratieve sanctie, kunnen zij vorderen dat het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie terstond zal worden voldaan dan wel dat zekerheid wordt gesteld dat het bedrag van de bedoelde sanctie tijdig zal worden voldaan.
2
Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde ambtenaren hebben vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is en waarvan aannemelijk is dat de kentekenhouder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, dan wel dat de kentekenhouder geregistreerd staat voor het niet voldoen van een hem eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde sanctie, zijn zij bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig naar een door hen aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te stellen, dan wel aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Zij kunnen vorderen dat, alvorens het voertuig aan de bestuurder wordt teruggegeven, naast de kosten van overbrenging en bewaring, eveneens het bedrag van de opgelegde administratieve sanctie en van de eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde en inmiddels verschuldigde administratieve sanctie zal worden voldaan.
3
Voldoening van het bedrag van de opgelegde administratieve sanctie laat de bevoegdheid tegen de beschikking van de ambtenaar beroep in te stellen als omschreven in de artikelen 6 en 9 onverlet. Wordt het beroep gegrond verklaard, dan wordt het bedrag van de administratieve sanctie teruggegeven. Artikel 29, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32
Indien aan de in artikel 31, eerste lid, bedoelde vordering niet wordt voldaan, is de ambtenaar bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig in bewaring te stellen, totdat het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie, alsmede de inmiddels daarop gevallen kosten van de inbewaringstelling zijn voldaan. Daartoe kan hij op kosten van de bestuurder het voertuig naar een door hem aangewezen nabijgelegen plaats overbrengen of doen overbrengen en aldaar in bewaring doen stellen. Zo nodig roept hij hierbij de hulp van de sterke arm in. Artikel 29, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33
1
Van iedere inbewaringstelling maakt de betrokken ambtenaar proces-verbaal op. Hij zendt dit proces-verbaal binnen vierentwintig uur aan de officier van justitie in het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied. Een afschrift van het proces-verbaal wordt gelijktijdig uitgereikt of toegezonden aan de bestuurder, alsmede aan degene aan wie het kenteken van het motorrijtuig is opgegeven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 29, derde lid.
2
Tegen een inbewaringstelling kan elke belanghebbende beroep instellen bij de rechtbank op grond dat
a
de inbewaringstelling met een algemeen verbindend voorschrift strijdt;
b
de ambtenaar van zijn in artikel 32 omschreven bevoegdheid op een kennelijk onredelijke wijze heeft gebruik gemaakt.
3
Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
4
Het beroepschrift wordt ingediend bij de officier van justitie in het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied. De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank van het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied.
5
Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan de rechtbank ter kennis gebracht binnen vier dagen nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.
6
De kantonrechter beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na de dag waarop het beroepschrift bij de officier van justitie is ingediend. Ten aanzien van de behandeling van het beroepschrift en de uitspraak zijn de artikelen 11, tweede, derde en vierde lid, 12, 13, 13a en 13b van overeenkomstige toepassing.
7
Indien de kantonrechter het beroepschrift gegrond acht, gelast hij de onmiddellijke teruggave van het voertuig.
8
Het instellen van beroep schorst de bevoegdheid van de officier van justitie, bedoeld in artikel 29, derde lid, tot de dag na die waarop de kantonrechter zijn beslissing heeft gegeven.

Hoofdstuk X. Overige bepalingen

Artikel 34
1
Met geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:
a
hij die niet voldoet aan vordering van een krachtens artikel 3, eerste lid, aangewezen toezichthouder;
b
hij die de gegevens waarop de in het eerste lid bedoelde vordering betrekking heeft, onjuist opgeeft;
c
hij die niet voldoet aan de in artikel 30 omschreven verplichting.
2
Het strafbare feit is een overtreding.

Artikel 35
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent hetgeen verder ter uitvoering van deze wet nodig is.

Artikel 36
1
Behoudens in geval van een verzetschrift als bedoeld in artikel 26, derde lid, een beroepschrift bedoeld in artikel 26a en een verzetschrift als bedoeld in artikel 27, zesde lid, is op grond van deze wet geen recht verschuldigd in de zin van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.
2
Indien het verzetschrift wordt ingetrokken omdat de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzetschrift is tegemoetgekomen wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door de desbetreffende officier van justitie. In de overige gevallen kan de desbetreffende officier van justitie, indien het verzet wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.

Hoofdstuk XI. Slotbepalingen

Artikel 37 [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 38 [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 39 [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 40 [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 41 [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 42 [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 43 [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 44
Deze wet kan worden aangehaald als: Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 3 juli 1989
Beatrix
De Minister van Justitie,
f
Korthals Altes
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
n
Smit-Kroes
Uitgegeven de zevenentwintigste juli 1989
De Minister van Justitie a.i.,
g
J. M. Braks
Bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

Afdeling A. Verkeer te land

Categorie-indeling B:
1 - Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;
2 - Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;
3 - Bromfietsers en snorfietsers;
4 - Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;
5 - Voetgangers;
6 - Overige weggebruikers;
7 - Schippers;
8 - Een ieder.
NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen
Feit

Artikel

Tarief in Euro per feit en per categorie
1
2
3
4
5
6
7
8
Nummers K 010 - K 175: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)
K
010
als weggebruiker geen gevolg geven aan een aanwijzing door een opsporingsambtenaar gegeven
12 lid 1 WVW 1994
150
150
100
60
45
60
K
025
als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het kentekenbewijs niet behoorlijk leesbaar is
36 lid 3 sub d WVW 1994
30
30
30
het kenteken niet behoorlijk zichtbaar aanwezig hebben op of aan
40 lid 1 WVW 1994
K
030
a
- een motorrijtuig
90
90
60
90
K
030
b
- de aanhangwagen
90
90
60
90
K
035
het ongeldig verklaarde kentekenbewijs niet binnen de bepaalde termijn inleveren bij de minister van Verkeer en Waterstaat
57 lid 3 WVW 1994
150
als houder van een kentekenbewijs niet op eerste vordering van een daartoe aangewezen persoon dat bewijs of één of meer delen van dat bewijs overgeven, omdat (voor) het voertuig waarvoor het kentekenbewijs is afgegeven
K
040
a
- de verschuldigde belastingen en rechten niet zijn voldaan
60 lid 1 sub a WVW 1994
90
K
040
b
- niet voldoet aan de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde eisen
60 lid 1 sub b WVW 1994
90
K
040
c
- niet voldoet aan de gestelde eisen in de Wet personenvervoer 2000 wat betreft de inrichting en de uitrusting
60 lid 1 sub c WVW 1994
90
K
040
d
- niet voldoet aan de gestelde eisen in de Wet ambulancevervoer wat betreft de inrichting en de uitrusting
60 lid 1 sub c WVW 1994
90
K
040
e
- niet voldoet aan de in het kentekenbewijs vermelde voorschriften
60 lid 2 WVW 1994
90
voor een kentekenplichtig motorrijtuig van 3500 kg of minder
K
045
a
- is geen keuringsbewijs afgegeven
72 lid 1 WVW 1994
90
90
K
045
b
- heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren
72 lid 2 sub b WVW 1994
90
90
voor een kentekenplichtig motorrijtuig of aanhangwagen van meer dan 3500 kg
K
046
a
- is geen keuringsbewijs afgegeven
72 lid 1 WVW 1994
340
340
K
046
b
- heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren
72 lid 2 sub b WVW 1994
340
340
het afgegeven keuringsbewijs
K
050
a
- voldoet niet aan de vastgestelde eisen inzake inrichting en uitvoering
72 lid 2 sub a WVW 1994
30
30
K
050
b
- is niet behoorlijk leesbaar
72 lid 2 sub c WVW 1994
30
30
als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs
K
060
a
- niet voldoet aan de gestelde eisen
107 lid 2 sub a WVW 1994
30
30
20
K
060
e
- zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, waarbij de geldigheidsduur één jaar of minder is verstreken
107 lid 2 sub b WVW 1994
60
60
40
K
060
c
- niet behoorlijk leesbaar is
107 lid 2 sub c WVW 1994
60
60
40
K
065
a
als bestuurder beneden de 18 jaar een motorrijtuig besturen (buitenlander met rijbewijs)
110 lid 1 WVW 1994
90
90
K
075
rijonderricht geven voor rijbewijs A aan anderen dan aan de bestuurder op wiens motorrijtuig hij zich bevindt
110b WVW 1994 jo. 7 sub a RR
180
rijonderricht geven voor rijbewijs A, terwijl degene die rijonderricht geeft zich niet achter de bestuurder op het motorrijtuig bevindt
K
080
a
- zonder radiografisch contact
110b WVW 1994 jo. 7 sub b RR
180
K
080
b
- aan meer dan twee bestuurders
110b WVW 1994 jo. 7 sub b RR
180
rijonderricht geven voor rijbewijs A
K
085
a
- terwijl tegelijkertijd rijonderricht wordt gegeven voor een andere rijbewijscategorie
110b WVW 1994 jo. 7 sub c RR
180
K
085
b
- terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding
110b WVW 1994 jo. 7 sub d RR
60
K
085
c
- terwijl degene aan wie rijonderricht wordt gegeven niet in het bezit is van een geldig theorie-certificaat voor de rijbewijscategorie A of van een geldig rijbewijs A (beperkt) en/of B
110b WVW 1994 jo. 7 sub e RR
180
rijonderricht geven voor rijbewijs B terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van
K
090
a
- een dubbele bediening cq een onderbreker
110b WVW 1994 jo. 8 sub a RR
180
K
090
b
- een binnen en een buitenspiegel ten behoeve van de rij-instructeur
110b WVW 1994 jo. 8 sub b RR
180
K
090
c
- een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding
110b WVW 1994 jo. 8 sub c RR
60
rijonderricht geven voor rijbewijs C, D of E terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van
K
095
a
- een dubbele bediening cq een onderbreker
110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub a RR
180
K
095
b
- twee of meer buitenspiegels ten behoeve van de rij-instructeur
110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub b RR
180
K
095
c
- een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding
110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub c RR
60
K
100
rijonderricht geven voor rijbewijs C of D terwijl de leerling niet in het bezit is van een rijbewijs B
110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub d RR
120
K
105
rijonderricht geven voor rijbewijs E terwijl de leerling niet in het bezit is van een rijbewijs geldig voor het besturen van het trekkende motorrijtuig
110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub e RR
120
K
106
rijonderricht geven terwijl de leerling de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
110b lid 1 sub b WVW 1994
120
K
107
rijonderricht geven met een motorrijtuig dat is ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen terwijl de leerling nog geen 21 jaar is
110b lid 1 sub b WVW 1994
120
K
108
rijonderricht geven terwijl de leerling de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt (bromfietsrijbewijs)
110b lid 1 sub b WVW 1994
120
K
120
het niet inleveren van een rijbewijs waarvan de geldigheid is geschorst
131 lid 3 sub b WVW 1994
150
K
135
aa
als bestuurder van een bromfiets rijden terwijl het afgegeven certificaat onjuist is ingericht en uitgevoerd dan wel niet behoorlijk leesbaar is
art. VIIA Wet van 28 juni 2006 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bromfietsrijbewijs
30
K
140
aa
als houder van een ongeldig verklaard bromfietscertificaat dit certificaat niet inleveren zodra de ongeldigverklaring van kracht is geworden
art. VII lid 3 Wet van 28 juni 2006 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bromfietsrijbewijs, Stb. 2006, 322
90
K
145
a
als bestuurder handelen in strijd met één of meer aan een ontheffing verbonden voorschrift(en), niet betrekking hebbend op de begeleiding of vakbekwaamheid
150 lid 2 WVW 1994
90
90
60
35
als bestuurder van een motorrijtuig niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven
160 lid 1/2/3 WVW 1994
K
150
a
- het kentekenbewijs
30
30
30
K
150
b
- het keuringsbewijs
30
K
150
c
- het rijbewijs
60
60
60
K
150
da
- het bromfietscertificaat dan wel een rijbewijs (niet zijnde een rijbewijs AM)
art. VIII Wet van 28 juni 2006 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bromfietsrijbewijs, Stb. 2006, 322
60
K
150
e
- de ontheffing
30
K
155
niet meewerken aan het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht
160 lid 5 WVW 1994
150
150
100
60
150
zich zodanig gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd door
5 WVW 1994
K
175
a
- onvoldoende zicht door de voorruit
150
150
100
K
175
f
- onvoldoende zicht door de achterruit en/of zijruiten
90
60
K
175
d
- onvoldoende zicht door voor-, achter- en zijruiten
240
160
Nummers S 005 - S 010, VA 004 - VR 030: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)
Categorie-indeling C: (maximum snelheid)
1 - motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto's, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen);
2 - vrachtauto's, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen;
3 - bromfietsen, brommobielen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor;
4 - land- of bosbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid.
Feit

Artikel

Tarief in Euro per feit en per categorie
1
2
3
4

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

VIII. Maximum snelheid
a. Algemeen
als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is
19 RVV 1990
S
005
a
- bij snelheden tot en met 80 km/h
180
180
120
als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. De gedraging/overtreding is geconstateerd met behulp van het Videocontrole systeem (VCS)
19 RVV 1990
S
010
a
- bij snelheden tot en met 80 km/h
180
180
Snelheidsoverschrijdingen
Noot snelheidsoverschrijdingen algemeen
Indien een feitcode van toepassing is waarbij de snelheidsoverschrijding per kilometer is aangegeven en er wordt een waarde achter de komma gemeten, dan moet deze te allen tijde naar beneden worden afgerond op een hele kilometer.
b. Binnen de bebouwde kom
Noot: * = recidiveregeling snelheid (zie punt 3 Richtlijnen voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het openbaar ministerie
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (gedragsregel)
20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 22 sub c RVV 1990 (cat 1), 20 sub b RVV 1990 (cat 3), 22 sub d RVV 1990 (cat 3), 22 sub b RVV 1990 (cat 4)
VA
004
- met 4 km/h
19
31
19
19
VA
005
- met 5 km/h
24
37
24
24
VA
006
- met 6 km/h
27
42
27
27
VA
007
- met 7 km/h
32
49
32
32
VA
008
- met 8 km/h
36
55
36
36
VA
009
- met 9 km/h
40
61
40
40
VA
010
- met 10 km/h
46
68
46
46
VA
011
- met 11 km/h
51
75
51
51
VA
012
- met 12 km/h
57
84
57
57
VA
013
- met 13 km/h
63
91
63
63
VA
014
- met 14 km/h
69
99
69
69
VA
015
- met 15 km/h
75
108
75
75
VA
016
- met 16 km/h
82
116
82
82
VA
017
- met 17 km/h
90
126
90
90
VA
018
- met 18 km/h
97
134
97
97
VA
019
- met 19 km/h
104
144
104
104
VA
020
- met 20 km/h
111
153
111
111
VA
021
- met 21 km/h
120
164
120
120
VA
022
- met 22 km/h
128
175
128
128
VA
023
- met 23 km/h
136
184
136
136
VA
024
- met 24 km/h
145
196
145
145
VA
025
- met 25 km/h
154
207
154
154
VA
026
- met 26 km/h
164
219
164
164
VA
027
- met 27 km/h
174
231
174
174
VA
028
- met 28 km/h
183
243
183
183
VA
029
- met 29 km/h
193
255
193
193
VA
030
- met 30 km/h
204
268
204
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A1)
62 jo. bord A1 RVV 1990
VB
004
- met 4 km/h
19
31
19
19
VB
005
- met 5 km/h
24
37
24
24
VB
006
- met 6 km/h
27
42
27
27
VB
007
- met 7 km/h
32
49
32
32
VB
008
- met 8 km/h
36
55
36
36
VB
009
- met 9 km/h
40
61
40
40
VB
010
- met 10 km/h
46
68
46
46
VB
011
- met 11 km/h
51
75
51
51
VB
012
- met 12 km/h
57
84
57
57
VB
013
- met 13 km/h
63
91
63
63
VB
014
- met 14 km/h
69
99
69
69
VB
015
- met 15 km/h
75
108
75
75
VB
016
- met 16 km/h
82
116
82
82
VB
017
- met 17 km/h
90
126
90
90
VB
018
- met 18 km/h
97
134
97
97
VB
019
- met 19 km/h
104
144
104
104
VB
020
- met 20 km/h
111
153
111
111
VB
021
- met 21 km/h
120
164
120
120
VB
022
- met 22 km/h
128
175
128
128
VB
023
- met 23 km/h
136
184
136
136
VB
024
- met 24 km/h
145
196
145
145
VB
025
- met 25 km/h
154
207
154
154
VB
026
- met 26 km/h
164
219
164
164
VB
027
- met 27 km/h
174
231
174
174
VB
028
- met 28 km/h
183
243
183
183
VB
029
- met 29 km/h
193
255
193
193
VB
030
- met 30 km/h
204
268
204
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A3)
62 jo. bord A3 RVV 1990
VC
004
- met 4 km/h
19
31
19
19
VC
005
- met 5 km/h
24
37
24
24
VC
006
- met 6 km/h
27
42
27
27
VC
007
- met 7 km/h
32
49
32
32
VC
008
- met 8 km/h
36
55
36
36
VC
009
- met 9 km/h
40
61
40
40
VC
010
- met 10 km/h
46
68
46
46
VC
011
- met 11 km/h
51
75
51
51
VC
012
- met 12 km/h
57
84
57
57
VC
013
- met 13 km/h
63
91
63
63
VC
014
- met 14 km/h
69
99
69
69
VC
015
- met 15 km/h
75
108
75
75
VC
016
- met 16 km/h
82
116
82
82
VC
017
- met 17 km/h
90
126
90
90
VC
018
- met 18 km/h
97
134
97
97
VC
019
- met 19 km/h
104
144
104
104
VC
020
- met 20 km/h
111
153
111
111
VC
021
- met 21 km/h
120
164
120
120
VC
022
- met 22 km/h
128
175
128
128
VC
023
- met 23 km/h
136
184
136
136
VC
024
- met 24 km/h
145
196
145
145
VC
025
- met 25 km/h
154
207
154
154
VC
026
- met 26 km/h
164
219
164
164
VC
027
- met 27 km/h
174
231
174
174
VC
028
- met 28 km/h
183
243
183
183
VC
029
- met 29 km/h
193
255
193
193
VC
030
- met 30 km/h
204
268
204
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)
62 jo. bord A1 RVV 1990
VD
004
- met 4 km/h
31
66
31
31
VD
005
- met 5 km/h
37
75
37
37
VD
006
- met 6 km/h
42
82
42
42
VD
007
- met 7 km/h
49
93
49
49
VD
008
- met 8 km/h
55
102
55
55
VD
009
- met 9 km/h
61
111
61
61
VD
010
- met 10 km/h
68
121
68
68
VD
011
- met 11 km/h
75
132
75
75
VD
012
- met 12 km/h
84
142
84
84
VD
013
- met 13 km/h
91
153
91
91
VD
014
- met 14 km/h
99
164
99
99
VD
015
- met 15 km/h
108
176
108
108
VD
016
- met 16 km/h
116
187
116
116
VD
017
- met 17 km/h
126
200
126
126
VD
018
- met 18 km/h
134
211
134
134
VD
019
- met 19 km/h
144
224
144
144
VD
020
- met 20 km/h
153
236
153
153
VD
021
- met 21 km/h
164
250
164
164
VD
022
- met 22 km/h
175
264
175
175
VD
023
- met 23 km/h
184
277
184
184
VD
024
- met 24 km/h
196
291
196
196
VD
025
- met 25 km/h
207
306
207
207
VD
026
- met 26 km/h
219
320
219
219
VD
027
- met 27 km/h
231
336
231
231
VD
028
- met 28 km/h
243
243
243
VD
029
- met 29 km/h
255
255
255
VD
030
- met 30 km/h
268
268
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)
62 jo. bord A3 RVV 1990
VE
004
- met 4 km/h
31
66
31
31
VE
005
- met 5 km/h
37
75
37
37
VE
006
- met 6 km/h
42
82
42
42
VE
007
- met 7 km/h
49
93
49
49
VE
008
- met 8 km/h
55
102
55
55
VE
009
- met 9 km/h
61
111
61
61
VE
010
- met 10 km/h
68
121
68
68
VE
011
- met 11 km/h
75
132
75
75
VE
012
- met 12 km/h
84
142
84
84
VE
013
- met 13 km/h
91
153
91
91
VE
014
- met 14 km/h
99
164
99
99
VE
015
- met 15 km/h
108
176
108
108
VE
016
- met 16 km/h
116
187
116
116
VE
017
- met 17 km/h
126
200
126
126
VE
018
- met 18 km/h
134
211
134
134
VE
019
- met 19 km/h
144
224
144
144
VE
020
- met 20 km/h
153
236
153
153
VE
021
- met 21 km/h
164
250
164
164
VE
022
- met 22 km/h
175
264
175
175
VE
023
- met 23 km/h
184
277
184
184
VE
024
- met 24 km/h
196
291
196
196
VE
025
- met 25 km/h
207
306
207
207
VE
026
- met 26 km/h
219
320
219
219
VE
027
- met 27 km/h
231
336
231
231
VE
028
- met 28 km/h
243
243
243
VE
029
- met 29 km/h
255
255
255
VE
030
- met 30 km/h
268
268
c. (Auto)wegen buiten de bebouwde kom
Noot: * = recidiveregeling snelheid (zie punt 3 Richtlijnen voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het openbaar ministerie
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (gedragsregel)
21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a RVV 1990 (cat 2) 21 sub b RVV 1990 (cat 3) 22 sub d RVV 1990 (cat 3) 22 sub b RVV 1990 (cat 4) 22 a RVV 1990 (cat 2 T 100 bussen)
VF
004
- met 4 km/h
16
25
16
16
VF
005
- met 5 km/h
21
30
21
21
VF
006
- met 6 km/h
25
34
25
25
VF
007
- met 7 km/h
28
40
28
28
VF
008
- met 8 km/h
33
46
33
33
VF
009
- met 9 km/h
38
51
38
38
VF
010
- met 10 km/h
43
58
43
43
VF
011
- met 11 km/h
48
64
48
48
VF
012
- met 12 km/h
54
72
54
54
VF
013
- met 13 km/h
60
78
60
60
VF
014
- met 14 km/h
64
85
64
64
VF
015
- met 15 km/h
72
93
72
72
VF
016
- met 16 km/h
78
100
78
78
VF
017
- met 17 km/h
84
109
84
84
VF
018
- met 18 km/h
91
117
91
91
VF
019
- met 19 km/h
98
126
98
98
VF
020
- met 20 km/h
105
134
105
105
VF
021
- met 21 km/h
112
144
112
112
VF
022
- met 22 km/h
121
153
121
121
VF
023
- met 23 km/h
128
163
128
128
VF
024
- met 24 km/h
136
172
136
136
VF
025
- met 25 km/h
145
182
145
145
VF
026
- met 26 km/h
154
193
154
154
VF
027
- met 27 km/h
163
204
163
163
VF
028
- met 28 km/h
172
214
172
172
VF
029
- met 29 km/h
182
225
182
182
VF
030
- met 30 km/h
192
237
192
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1)
62 jo. bord A1 RVV 1990
VG
004
- met 4 km/h
16
25
16
VG
005
- met 5 km/h
21
30
21
VG
006
- met 6 km/h
25
34
25
VG
007
- met 7 km/h
28
40
28
VG
008
- met 8 km/h
33
46
33
VG
009
- met 9 km/h
38
51
38
VG
010
- met 10 km/h
43
58
43
VG
011
- met 11 km/h
48
64
48
VG
012
- met 12 km/h
54
72
54
VG
013
- met 13 km/h
60
78
60
VG
014
- met 14 km/h
64
85
64
VG
015
- met 15 km/h
72
93
72
VG
016
- met 16 km/h
78
100
78
VG
017
- met 17 km/h
84
109
84
VG
018
- met 18 km/h
91
117
91
VG
019
- met 19 km/h
98
126
98
VG
020
- met 20 km/h
105
134
105
VG
021
- met 21 km/h
112
144
112
VG
022
- met 22 km/h
121
153
121
VG
023
- met 23 km/h
128
163
128
VG
024
- met 24 km/h
136
172
136
VG
025
- met 25 km/h
145
182
145
VG
026
- met 26 km/h
154
193
154
VG
027
- met 27 km/h
163
204
163
VG
028
- met 28 km/h
172
214
172
VG
029
- met 29 km/h
182
225
182
VG
030
- met 30 km/h
192
237
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A3)
62 jo. bord A3 RVV 1990
VH
004
- met 4 km/h
16
25
16
VH
005
- met 5 km/h
21
30
21
VH
006
- met 6 km/h
25
34
25
VH
007
- met 7 km/h
28
40
28
VH
008
- met 8 km/h
33
46
33
VH
009
- met 9 km/h
38
51
38
VH
010
- met 10 km/h
43
58
43
VH
011
- met 11 km/h
48
64
48
VH
012
- met 12 km/h
54
72
54
VH
013
- met 13 km/h
60
78
60
VH
014
- met 14 km/h
64
85
64
VH
015
- met 15 km/h
72
93
72
VH
016
- met 16 km/h
78
100
78
VH
017
- met 17 km/h
84
109
84
VH
018
- met 18 km/h
91
117
91
VH
019
- met 19 km/h
98
126
98
VH
020
- met 20 km/h
105
134
105
VH
021
- met 21 km/h
112
144
112
VH
022
- met 22 km/h
121
153
121
VH
023
- met 23 km/h
128
163
128
VH
024
- met 24 km/h
136
172
136
VH
025
- met 25 km/h
145
182
145
VH
026
- met 26 km/h
154
193
154
VH
027
- met 27 km/h
163
204
163
VH
028
- met 28 km/h
172
214
172
VH
029
- met 29 km/h
182
225
182
VH
030
- met 30 km/h
192
237
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)
62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a RVV 1990
VI
004
- met 4 km/h
25
36
25
VI
005
- met 5 km/h
30
44
30
VI
006
- met 6 km/h
34
51
34
VI
007
- met 7 km/h
40
60
40
VI
008
- met 8 km/h
46
68
46
VI
009
- met 9 km/h
51
76
51
VI
010
- met 10 km/h
58
86
58
VI
011
- met 11 km/h
64
94
64
VI
012
- met 12 km/h
72
105
72
VI
013
- met 13 km/h
78
114
78
VI
014
- met 14 km/h
85
123
85
VI
015
- met 15 km/h
93
135
93
VI
016
- met 16 km/h
100
145
100
VI
017
- met 17 km/h
109
156
109
VI
018
- met 18 km/h
117
166
117
VI
019
- met 19 km/h
126
178
126
VI
020
- met 20 km/h
134
189
134
VI
021
- met 21 km/h
144
201
144
VI
022
- met 22 km/h
153
214
153
VI
023
- met 23 km/h
163
226
163
VI
024
- met 24 km/h
172
238
172
VI
025
- met 25 km/h
182
252
182
VI
026
- met 26 km/h
193
265
193
VI
027
- met 27 km/h
204
278
204
VI
028
- met 28 km/h
214
291
214
VI
029
- met 29 km/h
225
306
225
VI
030
- met 30 km/h
237
320
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)
62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a RVV 1990
VK
004
- met 4 km/h
25
36
25
VK
005
- met 5 km/h
30
44
30
VK
006
- met 6 km/h
34
51
34
VK
007
- met 7 km/h
40
60
40
VK
008
- met 8 km/h
46
68
46
VK
009
- met 9 km/h
51
76
51
VK
010
- met 10 km/h
58
86
58
VK
011
- met 11 km/h
64
94
64
VK
012
- met 12 km/h
72
105
72
VK
013
- met 13 km/h
78
114
78
VK
014
- met 14 km/h
85
123
85
VK
015
- met 15 km/h
93
135
93
VK
016
- met 16 km/h
100
145
100
VK
017
- met 17 km/h
109
156
109
VK
018
- met 18 km/h
117
166
117
VK
019
- met 19 km/h
126
178
126
VK
020
- met 20 km/h
134
189
134
VK
021
- met 21 km/h
144
201
144
VK
022
- met 22 km/h
153
214
153
VK
023
- met 23 km/h
163
226
163
VK
024
- met 24 km/h
172
238
172
VK
025
- met 25 km/h
182
252
182
VK
026
- met 26 km/h
193
265
193
VK
027
- met 27 km/h
204
278
204
VK
028
- met 28 km/h
214
291
214
VK
029
- met 29 km/h
225
306
225
VK
030
- met 30 km/h
237
320
d. Autosnelwegen
Noot: * = recidiveregeling snelheid (zie punt 3 Richtlijnen voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het openbaar ministerie
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom (gedragsregel)
21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a RVV 1990 (cat 2), 22 a RVV 1990 (cat 2 T 100 bussen)
VL
004
- met 4 km/h
16
22
VL
005
- met 5 km/h
20
27
VL
006
- met 6 km/h
24
32
VL
007
- met 7 km/h
27
38
VL
008
- met 8 km/h
32
43
VL
009
- met 9 km/h
37
49
VL
010
- met 10 km/h
40
55
VL
011
- met 11 km/h
45
61
VL
012
- met 12 km/h
51
68
VL
013
- met 13 km/h
56
74
VL
014
- met 14 km/h
62
81
VL
015
- met 15 km/h
67
88
VL
016
- met 16 km/h
73
96
VL
017
- met 17 km/h
79
104
VL
018
- met 18 km/h
86
111
VL
019
- met 19 km/h
92
120
VL
020
- met 20 km/h
99
128
VL
021
- met 21 km/h
106
136
VL
022
- met 22 km/h
114
146
VL
023
- met 23 km/h
121
154
VL
024
- met 24 km/h
128
164
VL
025
- met 25 km/h
136
174
VL
026
- met 26 km/h
144
183
VL
027
- met 27 km/h
152
194
VL
028
- met 28 km/h
160
204
VL
029
- met 29 km/h
170
214
VL
030
- met 30 km/h
178
225
VL
031
a
- met 31 km/h
188
VL
032
a
- met 32 km/h
198
VL
033
a
- met 33 km/h
207
VL
034
a
- met 34 km/h
217
VL
035
a
- met 35 km/h
226
VL
036
a
- met 36 km/h
237
VL
037
a
- met 37 km/h
247
VL
038
a
- met 38 km/h
258
VL
039
a
- met 39 km/h
268
VL
040
a
- met 40 km/h
280
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1)
62 jo. bord A1 RVV 1990
VM
004
- met 4 km/h
16
22
VM
005
- met 5 km/h
20
27
VM
006
- met 6 km/h
24
32
VM
007
- met 7 km/h
27
38
VM
008
- met 8 km/h
32
43
VM
009
- met 9 km/h
37
49
VM
010
- met 10 km/h
40
55
VM
011
- met 11 km/h
45
61
VM
012
- met 12 km/h
51
68
VM
013
- met 13 km/h
56
74
VM
014
- met 14 km/h
62
81
VM
015
- met 15 km/h
67
88
VM
016
- met 16 km/h
73
96
VM
017
- met 17 km/h
79
104
VM
018
- met 18 km/h
86
111
VM
019
- met 19 km/h
92
120
VM
020
- met 20 km/h
99
128
VM
021
- met 21 km/h
106
136
VM
022
- met 22 km/h
114
146
VM
023
- met 23 km/h
121
154
VM
024
- met 24 km/h
128
164
VM
025
- met 25 km/h
136
174
VM
026
- met 26 km/h
144
183
VM
027
- met 27 km/h
152
194
VM
028
- met 28 km/h
160
204
VM
029
- met 29 km/h
170
214
VM
030
- met 30 km/h
178
225
VM
031
a
- met 31 km/h
188
VM
032
a
- met 32 km/h
198
VM
033
a
- met 33 km/h
207
VM
034
a
- met 34 km/h
217
VM
035
a
- met 35 km/h
226
VM
036
a
- met 36 km/h
237
VM
037
a
- met 37 km/h
247
VM
038
a
- met 38 km/h
258
VM
039
a
- met 39 km/h
268
VM
040
a
- met 40 km/h
280
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A3)
62 jo. bord A3 RVV 1990
VN
004
- met 4 km/h
16
22
VN
005
- met 5 km/h
20
27
VN
006
- met 6 km/h
24
32
VN
007
- met 7 km/h
27
38
VN
008
- met 8 km/h
32
43
VN
009
- met 9 km/h
37
49
VN
010
- met 10 km/h
40
55
VN
011
- met 11 km/h
45
61
VN
012
- met 12 km/h
51
68
VN
013
- met 13 km/h
56
74
VN
014
- met 14 km/h
62
81
VN
015
- met 15 km/h
67
88
VN
016
- met 16 km/h
73
96
VN
017
- met 17 km/h
79
104
VN
018
- met 18 km/h
86
111
VN
019
- met 19 km/h
92
120
VN
020
- met 20 km/h
99
128
VN
021
- met 21 km/h
106
136
VN
022
- met 22 km/h
114
146
VN
023
- met 23 km/h
121
154
VN
024
- met 24 km/h
128
164
VN
025
- met 25 km/h
136
174
VN
026
- met 26 km/h
144
183
VN
027
- met 27 km/h
152
194
VN
028
- met 28 km/h
160
204
VN
029
- met 29 km/h
170
214
VN
030
- met 30 km/h
178
225
VN
031
a
- met 31 km/h
188
VN
032
a
- met 32 km/h
198
VN
033
a
- met 33 km/h
207
VN
034
a
- met 34 km/h
217
VN
035
a
- met 35 km/h
226
VN
036
a
- met 36 km/h
237
VN
037
a
- met 37 km/h
247
VN
038
a
- met 38 km/h
258
VN
039
a
- met 39 km/h
268
VN
040
a
- met 40 km/h
280
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)
62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a RVV 1990
VO
004
- met 4 km/h
22
33
VO
005
- met 5 km/h
27
40
VO
006
- met 6 km/h
32
48
VO
007
- met 7 km/h
38
56
VO
008
- met 8 km/h
43
64
VO
009
- met 9 km/h
49
73
VO
010
- met 10 km/h
55
81
VO
011
- met 11 km/h
61
90
VO
012
- met 12 km/h
68
99
VO
013
- met 13 km/h
74
109
VO
014
- met 14 km/h
81
118
VO
015
- met 15 km/h
88
128
VO
016
- met 16 km/h
96
138
VO
017
- met 17 km/h
104
148
VO
018
- met 18 km/h
111
159
VO
019
- met 19 km/h
120
170
VO
020
- met 20 km/h
128
181
VO
021
- met 21 km/h
136
192
VO
022
- met 22 km/h
146
204
VO
023
- met 23 km/h
154
216
VO
024
- met 24 km/h
164
228
VO
025
- met 25 km/h
174
240
VO
026
- met 26 km/h
183
252
VO
027
- met 27 km/h
194
265
VO
028
- met 28 km/h
204
278
VO
029
- met 29 km/h
214
291
VO
030
- met 30 km/h
225
304
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)
62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a RVV 1990
VP
004
- met 4 km/h
22
33
VP
005
- met 5 km/h
27
40
VP
006
- met 6 km/h
32
48
VP
007
- met 7 km/h
38
56
VP
008
- met 8 km/h
43
64
VP
009
- met 9 km/h
49
73
VP
010
- met 10 km/h
55
81
VP
011
- met 11 km/h
61
90
VP
012
- met 12 km/h
68
99
VP
013
- met 13 km/h
74
109
VP
014
- met 14 km/h
81
118
VP
015
- met 15 km/h
88
128
VP
016
- met 16 km/h
96
138
VP
017
- met 17 km/h
104
148
VP
018
- met 18 km/h
111
159
VP
019
- met 19 km/h
120
170
VP
020
- met 20 km/h
128
181
VP
021
- met 21 km/h
136
192
VP
022
- met 22 km/h
146
204
VP
023
- met 23 km/h
154
216
VP
024
- met 24 km/h
164
228
VP
025
- met 25 km/h
174
240
VP
026
- met 26 km/h
183
252
VP
027
- met 27 km/h
194
265
VP
028
- met 28 km/h
204
278
VP
029
- met 29 km/h
214
291
VP
030
- met 30 km/h
225
304
Maatregel na ernstige verstoring olie-aanvoer
overschrijding van de door de Minister van Verkeer en Waterstaat vastgestelde maximumsnelheid op autosnelwegen bij ernstige verstoring van de olie-aanvoer
86b jo. 86a RVV 1990
VR
004
- met 4 km/h
19
VR
005
- met 5 km/h
24
VR
006
- met 6 km/h
27
VR
007
- met 7 km/h
32
VR
008
- met 8 km/h
36
VR
009
- met 9 km/h
40
VR
010
- met 10 km/h
46
VR
011
- met 11 km/h
51
VR
012
- met 12 km/h
57
VR
013
- met 13 km/h
63
VR
014
- met 14 km/h
69
VR
015
- met 15 km/h
75
VR
016
- met 16 km/h
82
VR
017
- met 17 km/h
90
VR
018
- met 18 km/h
97
VR
019
- met 19 km/h
104
VR
020
- met 20 km/h
111
VR
021
- met 21 km/h
120
VR
022
- met 22 km/h
128
VR
023
- met 23 km/h
136
VR
024
- met 24 km/h
145
VR
025
- met 25 km/h
154
VR
026
- met 26 km/h
164
VR
027
- met 27 km/h
174
VR
028
- met 28 km/h
183
VR
029
- met 29 km/h
193
VR
030
- met 30 km/h
204
Nummers R 301 - R 630: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)
Categorie-indeling B:
1 - Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;
2 - Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;
3 - Bromfietsers en snorfietsers;
4 - Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;
5 - Voetgangers;
6 - Overige weggebruikers;
7 - Schippers;
8 - Een ieder.
NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen
Feit

Artikel

Tarief in Euro per feit en per categorie
1
2
3
4
5
6
7
8

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

I. Plaats op de weg
R
301
als bestuurder van een motorvoertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg
3 lid 1 RVV 1990
90
90
R
303
a
als bestuurder van een voertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan autoweg of autosnelweg
3 lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
305
als voetganger niet het voetpad of trottoir gebruiken
4 lid 1 RVV 1990
25
R
306
als voetganger bij gebreke van een voetpad of trottoir niet het fietspad of het fiets/bromfietspad gebruiken
4 lid 2 RVV 1990
25
R
307
als voetganger bij gebreke van een voetpad, een trottoir en een fietspad of fiets/bromfietspad niet de berm of de uiterste zijde van de rijbaan gebruiken
4 lid 3 RVV 1990
25
R
308
als (snor)fietser niet het verplichte fietspad of fiets/bromfietspad gebruiken
5 lid 1 RVV 1990
60
35
R
309
als (snor) fietser bij gebreke van een verplicht fietspad of fiets/bromfietspad niet de rijbaan gebruiken
5 lid 2 RVV 1990
60
35
R
310
als bromfietser niet het fiets/bromfietspad gebruiken
6 lid 1 RVV 1990
60
R
311
als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken van een fiets/bromfietspad (bord G 12a)
6 lid 2 RVV 1990
60
R
312
b
als snorfietser met ingeschakelde motor het onverplichte fietspad gebruiken
5 lid 3 RVV 1990
60
R
313
als ruiter niet het ruiterpad gebruiken
8 lid 1 RVV 1990
35
R
314
als ruiter bij gebreke van een ruiterpad niet de berm of de rijbaan gebruiken
8 lid 2 RVV 1990
35
als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken
10 lid 1 RVV 1990
R
315
a
- rijdend
90
90
R
315
b
- stilstaand
60
60
R
316
als bestuurder van een bespannen wagen niet de rijbaan gebruiken
10 lid 1 RVV 1990
35
R
317
als bestuurder van een onbespannen wagen niet de rijbaan gebruiken
10 lid 1 RVV 1990
35
R
318
als geleider van rij- of trekdieren of vee niet de rijbaan gebruiken
10 lid 1 RVV 1990
35
R
319
als bestuurder van een motorvoertuig een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken
10 lid 2 RVV 1990
90
90
R
320
als bestuurder van een bespannen wagen een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken
10 lid 2 RVV 1990
35
R
321
als bestuurder van een onbespannen wagen een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken
10 lid 2 RVV 1990
35
R
322
als geleider van rij- of trekdieren of vee een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken
10 lid 2 RVV 1990
35
R
323
als bromfietser een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken
10 lid 2 RVV 1990
60
II. Inhalen
R
326
als bestuurder niet links inhalen
11 lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
327
als bestuurder een andere bestuurder die links heeft voorgesorteerd en een teken geeft linksaf te willen slaan, links inhalen
11 lid 2 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
328
als bestuurder een voertuig inhalen vlak voor of op een voetgangersoversteekplaats
12 RVV 1990
240
240
160
95
95
IV. Oprijden van kruispunten
R
331
Als bestuurder een kruispunt blokkeren
14 RVV 1990
150
150
100
60
60
V. Verlenen van voorrang
R
336
als bestuurder op een kruispunt geen voorrang verlenen aan bestuurders van rechts
15 lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
337
als bestuurder op een onverharde weg geen voorrang verlenen aan bestuurders op een verharde weg
15 lid 2 sub a RVV 1990
150
150
100
60
60
R
338
als bestuurder geen voorrang verlenen aan bestuurders van een tram
15 lid 2 sub b RVV 1990
150
150
100
60
60
R
340
a
als weggebruiker een overweg opgaan, terwijl men niet direct kan doorgaan en de overweg niet geheel vrij kan maken
15a lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
340
b
als weggebruiker bij een overweg een spoorvoertuig niet voor laten gaan en daarbij de overweg niet geheel vrij laten
15a lid 2 RVV 1990
150
150
100
60
60
VI. Doorsnijden militaire kolonnes
R
341
als weggebruiker een militaire kolonne doorsnijden
16 RVV 1990
60
60
40
20
15
20
VII. Afslaan
R
346
als bestuurder afslaan zonder een teken met de richtingaanwijzer of met de arm te geven
17 lid 2 RVV 1990
60
60
40
20
20
R
347
a
als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat hem op dezelfde weg tegemoet komt
18 lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
347
b
als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel links dicht achter hem bevindt
18 lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
347
c
als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel rechts dicht achter hem bevindt
18 lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
348
als bestuurder links afslaan zonder tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt rechts afslaan, voor te laten gaan
18 lid 2 RVV 1990
150
150
100
60
60
Noot stilstaan en parkeren:
In dit onderdeel zijn tevens enkele parkeerfeiten uit de plaatselijke verordeningen en de WVW 1994 opgenomen.
IX. Stilstaan
R
395
een voertuig op een zodanige wijze laten staan waardoor op de weg gevaar wordt/kan worden veroorzaakt, dan wel het verkeer wordt/kan worden gehinderd
5 WVW 1994
90
90
35
als bestuurder een voertuig laten stilstaan
23 lid 1
R
396
a
- op een kruispunt
sub a RVV 1990
90
90
35
R
396
b
- op een fietsstrook
sub b RVV 1990
60
60
20
R
396
c
- op de rijbaan langs een fietsstrook
sub b RVV 1990
60
60
20
R
396
d
- op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan
sub c RVV 1990
60
60
20
R
396
e
- in een tunnel
sub d RVV 1990
60
60
20
R
396
f
- bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering
sub e RVV 1990
60
60
20
R
396
g
- bij een bord bushalte op een afstand van minder dan twaalf meter van dat bord terwijl de geblokte markering niet is aangebracht
sub e RVV 1990
60
60
20
R
396
h
- op de rijbaan langs een busstrook
sub f RVV 1990
60
60
20
R
396
i
- langs een gele doorgetrokken streep
62 jo. 23 lid 1 sub g RVV 1990
60
60
20
R
396
j
- op een overweg
23 lid 1 sub a RVV 1990
60
60
20
X. Parkeren
als bestuurder een voertuig parkeren
24 lid 1
R
397
a
- bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan
sub a RVV 1990
60
60
20
R
397
b
- voor een inrit of uitrit
sub b RVV 1990
60
60
20
R
397
c
- buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg
sub c RVV 1990
60
60
20
R
397
d