Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

 

Wet van 3 juli 1989, houdende administratiefrechtelijke afdoening van inbreuken op bepaalde verkeersvoorschriften
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels vast te stellen om op zichzelf niet ernstige gedragingen in strijd met verkeersvoorschriften, gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet en enkele andere wetten, in plaats van op strafrechtelijke wijze op administratiefrechtelijke wijze af te kunnen doen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

Artikel 1
1
In deze wet wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Justitie;
motorrijtuig, kenteken en rijbewijs: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
bestuurder: alle weggebruikers behalve voetgangers;
kentekenregister: het register, bedoeld in artikel 42 van de Wegenverkeerswet 1994;
gedraging: een gedraging als bedoeld in artikel 2, eerste lid;
administratieve sanctie: de aan de Staat te betalen geldsom, bedoeld in artikel 2;
adres: aanduiding van straatnaam, huisnummer, plaatsnaam en postcode van het woonhuis van de betrokkene.
2
In deze wet wordt mede verstaan onder:
bestuurder: degene die wordt geacht een motorrijtuig onder zijn onmiddellijk toezicht te doen besturen;
kenteken: het kenteken waaronder een motorrijtuig in het buitenland is geregistreerd, het registratienummer, vermeld op het registratiebewijs, afgegeven voor een motorrijtuig gebezigd ten behoeve van de strijdkrachten, alsmede enig ander registratienummer waaronder een motorrijtuig in Nederland mag worden geregistreerd;
kentekenregister: een buitenlands register betreffende aldaar geregistreerde motorrijtuigen, de registratie betreffende motorrijtuigen gebezigd ten behoeve van de strijdkrachten, bijgehouden door Onze Minister van Defensie, alsmede enig andere registratie betreffende motorrijtuigen, waarvan de houder gerechtigd is deze in Nederland te voeren;
rijbewijs: een door het bevoegde gezag in het buitenland afgegeven rijbewijs, alsmede een door het militaire gezag afgegeven rijbewijs.

Hoofdstuk II. Toepassingsgebied van de wet

Artikel 2
1
Ter zake van de in de bijlage bij deze wet omschreven gedragingen die in strijd zijn met op het verkeer betrekking hebbende voorschriften gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, de Provinciewet of de Gemeentewet (Stb. 1992, 96), kunnen op de wijze bij deze wet bepaald administratieve sancties worden opgelegd. Ingeval een administratiefrechtelijke sanctie wordt opgelegd zijn voorzieningen van strafrechtelijke of strafvorderlijke aard uitgesloten.
2
Als gedragingen in de zin van het eerste lid worden niet beschouwd die gedragingen waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
3
Voor elke gedraging bepaalt de in het eerste lid bedoelde bijlage de aan de Staat te betalen geldsom. Deze geldsom kan niet meer zijn dan € 340 per gedraging.
4
De in het derde lid bedoelde geldsom wordt voor personen die ten tijde van de gedraging nog geen zestien jaar oud waren, gehalveerd.
5
De in het eerste lid bedoelde bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd. Deze algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
6
Een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in het vijfde lid, wordt vastgesteld op voordracht van Onze Minister en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Hoofdstuk III. Administratieve sanctie

Artikel 3
1
Met het toezicht op de naleving van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde voorschriften zijn belast de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen ambtenaren.
2
De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie ter zake van de door hen of op geautomatiseerde wijze vastgestelde gedragingen aan personen die de leeftijd van twaalf jaren hebben bereikt.
3
De officier van justitie in het arrondissement waar de in het eerste lid bedoelde ambtenaren optreden, houdt toezicht op de wijze waarop zij van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken. Hij kan daaromtrent beleidsregels vaststellen. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het toezicht op de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde ambtenaren van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken en de intrekking van die bevoegdheid.
4
Het College van procureurs-generaal houdt toezicht op de bij deze wet geregelde handhaving van verkeersvoorschriften. Het geeft daartoe bevelen aan de hoofden van de arrondissementsparketten.

Artikel 4
1
De administratieve sanctie wordt opgelegd bij een gedagtekende beschikking. De beschikking bevat een korte omschrijving, onder verwijzing naar de aanduiding in de bijlage, van de gedraging ter zake waarvan zij is gegeven en het voor die gedraging bepaalde bedrag van de administratieve sanctie, de datum en het tijdstip waarop, alsmede de plaats waar de gedraging is geconstateerd. Bij ministeriële regeling worden het model van de beschikking en dat van de aankondiging van de beschikking vastgesteld, of de eisen waaraan het model moet voldoen.
2
Zo mogelijk wordt aanstonds een aankondiging van de beschikking uitgereikt aan degene tot wie zij zich richt, of wordt deze achtergelaten in of aan het motorrijtuig. De bekendmaking van de beschikking geschiedt binnen vier maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden, door toezending van de beschikking aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven of, indien dat niet mogelijk is en de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, aan het adres dat is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking gezonden naar het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres, tenzij dit hetzelfde is als hetgeen is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief ook op het in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking geacht aan de betrokkene bekend te zijn.
3
In een geval als bedoeld in artikel 31, eerste lid, geschiedt de bekendmaking door uitreiking van de beschikking aan betrokkene. De weigering de beschikking in ontvangst te nemen, schort de bekendmaking daarvan niet op.
4
De beschikking vermeldt de dag waarop krachtens artikel 23 de sanctie uiterlijk moet zijn voldaan. Tevens vermeldt de beschikking dat de sanctie dient te worden voldaan door middel van de toegezonden acceptgiro dan wel op een in die beschikking aangeduide plaats, alsmede de verhogingen die krachtens artikel 23, tweede lid, en artikel 25 op de administratieve sanctie vallen, indien deze niet tijdig wordt voldaan.

Artikel 5
Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Artikel 5a
Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig, waarmee een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, wordt voortbewogen, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het motorrijtuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Indien het kenteken van het motorrijtuig niet is vastgesteld, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van de aanhangwagen ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. In beide gevallen wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Hoofdstuk IV. Administratief beroep en bezwaar bij de officier van justitie

Artikel 6
1
Tegen de oplegging van de administratieve sanctie kan degene tot wie de beschikking is gericht, beroep instellen bij de officier van justitie in het arrondissement waar de gedraging is verricht. Indien niet kan worden vastgesteld in welk arrondissement de gedraging is verricht, kan beroep worden ingesteld bij de officier van justitie in het arrondissement van de woonplaats van de betrokkene.
2
Onverminderd artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt het beroepschrift de geboortedatum, de geboorteplaats en het geboortejaar van degene die het beroep heeft ingesteld, en het nummer van zijn giro- of bankrekening, indien hij die heeft.

Artikel 7
1
De artikelen 6:14, tweede lid, 7:16, tweede lid, 7:24, tweede en vijfde lid, 7:26, vierde lid, en 10:3, tweede lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.
2
In afwijking van artikel 7:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht stelt de officier van justitie slechts de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid te worden gehoord.

Artikel 8
De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven:
a
aannemelijk maakt dat tegen zijn wil door een ander van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen gebruik is gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen,
b
een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel
c
een vrijwaringsbewijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Kentekenreglement, of een verklaring als bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van het Kentekenreglement, overlegt waaruit blijkt dat hij ten tijde van de gedraging geen eigenaar of houder meer was van het betrokken motorrijtuig onderscheidenlijk de betrokken aanhangwagen.
In de onder a, b en c bedoelde gevallen is de officier van justitie bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie aan degene die de gedraging heeft verricht of aan degene die de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel aan degene aan wie het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen werd overgedragen. De artikelen 4, 6 en 7 zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de beschikking uiterlijk binnen acht maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden wordt bekendgemaakt.

Hoofdstuk V. Beroep bij de kantonrechter van de rechtbank

Artikel 9
1
Tegen de beslissing van de officier van justitie kan degene die administratief beroep heeft ingesteld, beroep instellen bij de rechtbank; het beroep wordt behandeld en beslist door de kantonrechter. In afwijking van artikel 6:4, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt het beroepschrift ingediend bij de officier van justitie die ingevolge artikel 6, eerste lid, op het administratief beroep heeft beslist. Hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2
Het beroep kan worden ingesteld ter zake dat:
a
de gedraging niet is verricht of dat, buiten het geval van artikel 5, degene tot wie de beschikking is gericht, de gestelde gedraging niet heeft verricht;
b
de officier van justitie had moeten beslissen dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat hij, gelet op de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, een lager bedrag van de administratieve sanctie had moeten vaststellen;
c
de officier van justitie ten onrechte de beschikking niet op grond van artikel 8 heeft vernietigd.
3
Artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10
De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank van het arrondissement waarin de gedraging is verricht, dan wel, in het geval bedoeld in artikel 6, eerste lid, tweede volzin, bij de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de betrokkene is gelegen.

Artikel 11
1
Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan de rechtbank ter kennis gebracht binnen zes weken nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.
2
Indien de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetgekomen is, kan de in het eerste lid bedoelde termijn zonodig met vier weken worden verlengd.
3
De zekerheid wordt door de indiener bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden, bedoeld in artikel 1 van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau, gesteld, hetzij door middel van de aan betrokkene toegezonden accept-giro, hetzij anderszins door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau. De officier van justitie wijst de indiener van het beroepschrift na de ontvangst ervan op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4
Alle op een beroepschrift betrekking hebbende stukken worden, indien zekerheidstelling heeft plaatsgevonden, nedergelegd ter griffie van de rechtbank. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan degene die het beroep heeft ingesteld. De betrokkene of zijn gemachtigde kan binnen een door de kantonrechter bepaalde en aan hem door de griffier medegedeelde termijn, deze stukken inzien en daarvan afschriften of uittreksels vragen. Op de voor de verstrekking van afschriften en uittreksels aan de betrokkene of zijn gemachtigde in rekening te brengen vergoedingen is het ter zake bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12
1
De kantonrechter stelt, alvorens te beslissen, partijen in de gelegenheid om op een door de kantonrechter bepaalde dag en uur op een openbare zitting hun zienswijze nader toe te lichten. Zij worden daartoe door de griffier opgeroepen. De oproep aan degene die het beroep heeft ingesteld wordt gericht aan het in het beroepschrift vermelde adres.
2
Degene die het beroep heeft ingesteld, kan zich ter zitting doen bijstaan of doen vertegenwoordigen door een advocaat of door een daartoe schriftelijk door hem gemachtigde.
3
Ter zitting kunnen getuigen en deskundigen worden meegebracht, ten einde door de kantonrechter te worden gehoord. Deze kan ambtshalve of op verzoek ook andere personen als getuige of deskundige horen.
4
De kantonrechter kan bevelen, dat getuigen niet zullen worden gehoord en tolken niet tot de uitoefening van hun taak zullen worden toegelaten dan na het afleggen van de eed of belofte.
5
Zij leggen in dat geval ten overstaan van hem de eed of belofte af; de getuigen: dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid; de tolken: dat zij hun plichten als tolk met nauwkeurigheid zullen vervullen. De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten.

Artikel 12a

Titel IV. van het Vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13
1
Indien de kantonrechter bevindt dat het beroep ontvankelijk is en dat de beslissing van de officier van justitie niet of niet ten volle gehandhaafd kan worden, verklaart de kantonrechter het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond en vernietigt of wijzigt het daarbij de bestreden beslissing.
2
De beslissing van de kantonrechter is met redenen omkleed en wordt hetzij terstond, hetzij uiterlijk veertien dagen nadien, op een openbare zitting uitgesproken.
3
De beslissing wordt in het proces-verbaal der zitting aangetekend. De aantekening bevat de gronden waarop de beslissing berust. Een afschrift van de aantekening van de beslissing wordt toegezonden aan partijen.

Artikel 13a
1
De kantonrechter is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De artikelen 7:15, tweede tot en met vierde lid, en 7:28, tweede lid, eerste volzin, derde en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing. Een natuurlijke persoon kan slechts in de kosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Het Besluit proceskosten bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
2
In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van een partij aan wie ter zake van het beroep op de kantonrechter, het bezwaar of het administratief beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt het bedrag van de kosten betaald aan de griffier. Artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
3
In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van de indiener van het beroepschrift worden de kosten door de Staat der Nederlanden vergoed.

Artikel 13b
1
In geval van intrekking van het beroep omdat de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de officier van justitie op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 13a in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek wordt bij de officier van justitie ingediend.
2
De kantonrechter stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt de officier van justitie in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Hij stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan de kantonrechter bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden.
3
Indien het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit de kantonrechter het onderzoek.
4
Indien het verzoek schriftelijk wordt toegelicht, nodigt de kantonrechter partijen uit ter zitting te verschijnen. Indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven, kan de kantonrechter bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De kantonrechter kan ook ambtshalve besluiten het verzoek buiten zitting af te doen. De kantonrechter sluit vervolgens het onderzoek.

Hoofdstuk VI. Hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden

Artikel 14
1
Degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld, alsmede de officier van justitie, kunnen tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, tenzij de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing niet meer bedraagt dan € 70.
2
Eveneens kan degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld doch daarin met toepassing van het bepaalde in artikel 11, derde lid, niet-ontvankelijk is verklaard, tegen die beslissing hoger beroep instellen op de grond dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de zekerheid niet dan wel niet tijdig is gesteld dan wel ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de indiener redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest.

Artikel 15
1
In afwijking van artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt het instellen van hoger beroep door het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank van de kantonrechter tegen wiens beslissing het beroep is gericht.
2
Nadat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken, zendt de griffier van de rechtbank het ingekomen beroepschrift met de stukken van het geding en een afschrift van de beslissing onverwijld ter griffie van het gerechtshof te Leeuwarden in.

Artikel 16
1
Het gerechtshof beslist, behoudens het bepaalde in het tweede lid, in enkelvoudige kamers.
2
De oudste in rang van de voorzitters van de meervoudige kamers regelt de verdeling van de werkzaamheden over de kamers. Indien de voorzitter de zaak niet vatbaar acht voor afdoening door een enkelvoudige kamer, wijst hij voor de behandeling van de zaak de meervoudige kamer aan.
3
De voorzitter is bevoegd een reeds door een meervoudige kamer in behandeling genomen zaak op voordracht van die kamer te verwijzen naar een enkelvoudige kamer.
4
Een enkelvoudige kamer kan een zaak in iedere stand van het geding naar een meervoudige kamer verwijzen.

Artikel 17
De artikelen 512 tot en met 518 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17a [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 18
1
Nadat het hoger beroep is ingesteld treedt de advocaat-generaal van het ressortsparket te Leeuwarden als partij in de plaats van de officier van justitie.
2
De officier van justitie verstrekt de advocaat-generaal van het ressortsparket te Leeuwarden de nodige inlichtingen.

Artikel 19
1
De griffier van het gerechtshof zendt een door hem voor eensluidend getekend afschrift van het beroepschrift onverwijld toe aan degene, die mede tot het instellen van hoger beroep gerechtigd was.
2
Deze kan binnen vier weken nadat het afschrift is verzonden, bij het gerechtshof een ondertekend verweerschrift indienen.
3
De griffier van het gerechtshof zendt een door hem voor eensluidend getekend verweerschrift onverwijld aan degene die hoger beroep heeft ingesteld. Deze kan binnen twee weken nadat het afschrift van het verweerschrift is verzonden schriftelijk een nadere toelichting geven op zijn beroep. Indien een nadere toelichting gegeven wordt, stelt het gerechtshof de in het eerste lid bedoelde persoon in de gelegenheid hierop eveneens binnen twee weken te reageren.
4
Partijen kunnen afschriften van of uittreksels uit door hen omschreven stukken verkrijgen. Op de voor de verstrekking van afschriften of uittreksels in rekening te brengen vergoedingen is het bij of krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20
Het gerechtshof kan partijen en zonodig getuigen en deskundigen opdragen binnen een bepaalde termijn schriftelijk inlichtingen te geven of onder hen berustende stukken in te zenden.

Artikel 20a
1
Een partij kan schriftelijk verzoeken om een behandeling ter zitting. Zodanig verzoek wordt ingediend bij het beroepschrift of, indien een verweerschrift is ingediend, uiterlijk binnen twee weken na verzending daarvan door het gerechtshof aan de wederpartij.
2
De voorzitter van de kamer die de zaak in behandeling heeft bepaalt dag en uur van de behandeling ter zitting.
3
De zitting is openbaar.

Artikel 20b
Indien de zaak op een zitting zal worden behandeld worden de stukken van het geding neergelegd ter griffie van het gerechtshof. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan partijen, onder vermelding van de termijn waarbinnen deze stukken aldaar kunnen worden ingezien en dat daarvan afschriften of uittreksels kunnen worden gevraagd. Op de voor de verstrekking van afschriften of uittreksels in rekening te brengen vergoedingen is het bij of krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20c
1
Indien de zaak op een zitting zal worden behandeld worden partijen uitgenodigd ter zitting. De oproep aan degene die hoger beroep heeft ingesteld wordt gericht aan het adres opgegeven in het beroepschrift in hoger beroep dan wel, in geval de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld, aan het door de betrokkene in het verweerschrift of in het beroepschrift bij de rechtbank opgegeven adres.
2
Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, kan zich ter zitting laten bijstaan of zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
3
Ter zitting kunnen getuigen of deskundigen worden meegebracht ten einde door het gerechtshof te worden gehoord. Het gerechtshof kan ambtshalve of op verzoek ook andere personen als getuige of deskundige horen.
4
Het gerechtshof kan bevelen dat getuigen niet zullen worden gehoord en tolken niet tot de uitoefening van hun taak zullen worden toegelaten dan na het afleggen van de eed of belofte.
5
Ze leggen in dat geval ten overstaan van de voorzitter de eed of belofte af;
de getuigen: dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid;
de tolken: dat zij hun plichten als tolk met nauwkeurigheid zullen vervullen.
De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te vervullen.
6
Van het verhandelde ter zitting wordt proces-verbaal opgemaakt, hetwelk door de voorzitter en de griffier wordt vastgesteld en ondertekend.

Artikel 20d
1
Indien het gerechtshof het beroepschrift ontvankelijk acht, bevestigt het gerechtshof de beslissing van de kantonrechter, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden, of doet het, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beslissing van de kantonrechter, hetgeen de kantonrechter zou behoren te doen.
2
Indien de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd op de in artikel 14, tweede lid, genoemde grond wijst het gerechtshof de zaak terug naar de rechtbank, tenzij door betrokkene de behandeling van het beroep door het gerechtshof zelf is verlangd. In geval van terugwijzing doet de kantonrechter recht met inachtneming van het arrest van het gerechtshof.
3
Het arrest van het gerechtshof is met redenen omkleed. Het wordt op een openbare zitting uitgesproken. Indien de zaak ter zitting is behandeld wordt het arrest aangetekend in het proces-verbaal van die zitting en wordt het uiterlijk veertien dagen na de sluiting van het onderzoek ter zitting uitgesproken. Indien de zaak niet ter zitting is behandeld wordt het arrest op een door de voorzitter te bepalen dag uiterlijk zes weken nadat de laatste van de in artikel 19 bedoelde termijnen is verstreken uitgesproken.
4
De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid.
5
Een afschrift van het arrest wordt toegezonden aan partijen.

Hoofdstuk VII. Vervallen zekerheidstelling

Artikel 21
1
De verplichting tot zekerheidstelling vervalt nadat ten aanzien van de opgelegde administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen.
2
Indien de in het eerste lid bedoelde beslissing inhoudt dat de opgelegde administratieve sanctie geheel of gedeeltelijk blijft gehandhaafd, wordt de verschuldigde administratieve sanctie op de zekerheidstelling verhaald.

Hoofdstuk VIII. De inning van de administratieve sanctie

Artikel 22
1
Met de inning van de administratieve sancties is de officier van justitie belast.
2
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent de inning voorschriften gegeven. Deze voorschriften hebben in ieder geval betrekking op de plaats en wijze van betaling van de administratieve sanctie, de verantwoording van de ontvangen geldbedragen, alsmede op de kosten van verhaal, de invorderingskosten daaronder begrepen.

Artikel 23
1
Uiterlijk binnen twee weken nadat een beschikking waarbij een administratieve sanctie is opgelegd, onherroepelijk is geworden, moet de administratieve sanctie zijn voldaan.
2
De sanctie wordt van rechtswege met vijfentwintig procent, doch ten minste € 4, verhoogd indien deze niet tijdig geheel wordt voldaan.

Artikel 24
Degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, is tot betaling van het ingevolge artikel 23 verhoogde bedrag verplicht binnen vier weken nadat de officier van justitie hem over de gewone post een aanmaning heeft toegezonden.

Artikel 25
1
Indien degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd nalatig blijft de sanctie en de daarop gevallen verhoging geheel te voldoen binnen de in de aanmaning gestelde termijn van vier weken, wordt het inmiddels verschuldigde bedrag van rechtswege verder verhoogd met vijftig procent van het bedrag van de sanctie en de daarop inmiddels gevallen verhoging, doch ten minste € 11, en kan door de officier van justitie verhaal worden genomen op de goederen, de inkomsten en het vermogen van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26 en 27.
2
Door de officier van justitie kan verhaal worden genomen gedurende twee jaar nadat ten aanzien van de administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen.
3
Het recht om verhaal te nemen vervalt door het overlijden van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd.

Artikel 26
1
Verhaal op de goederen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geschiedt krachtens een dwangbevel, medebrengende het recht om die goederen zonder vonnis aan te tasten.
2
Het dwangbevel wordt in naam des Konings uitgevaardigd door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden. Het wordt ten uitvoer gelegd als een vonnis van de burgerlijke rechter.
3
Tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan verzet worden gedaan, hetwelk niet gericht zal kunnen zijn tegen de beslissing waarbij de administratieve sanctie werd opgelegd. Verzet wordt gedaan bij een met redenen omkleed verzetschrift. Het verzetschrift wordt binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel ingediend bij de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. Wordt binnen twee weken na de betekening tot inbeslagneming overgegaan, dan wordt het verzetschrift binnen een week na de dag van inbeslagneming ingediend. Bij het verzetschrift worden het dwangbevel en een afschrift van het exploit van betekening van het dwangbevel overgelegd.
4
Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is een griffierecht verschuldigd. De griffier wijst de indiener van het verzetschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5
Indien de in het derde lid bedoelde stukken niet zijn overgelegd, deelt de griffier de indiener van het verzetschrift mee dat deze stukken binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling ter griffie dienen te zijn overgelegd. Indien dit laatste niet binnen deze termijn is geschied, wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6
De griffier brengt het verzetschrift en de daarop betrekking hebbende stukken ter kennis van de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden, ten einde hem in de gelegenheid te stellen daarover de nodige opmerkingen te maken. De officier van justitie stelt de betrokken gerechtsdeurwaarder ervan in kennis dat verzet is gedaan. De kantonrechter geeft zo spoedig mogelijk na afloop van deze termijn, na zo nodig degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te hebben gehoord, althans opgeroepen om te verschijnen, zijn met redenen omklede beschikking, welke onverwijld aan degene die het verzet heeft gedaan en aan de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden wordt medegedeeld. De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid.
7
Indien de kantonrechter het verzet gegrond oordeelt, houdt de beschikking tevens in dat aan de indiener van het verzetschrift het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed door de griffier. In de overige gevallen kan de kantonrechter bepalen dat het betaalde griffierecht wordt vergoed.
8
Ten aanzien van derden die bij een inbeslagneming van goederen daarop geheel of gedeeltelijk recht menen te hebben, zijn de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.
9
De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. Onder de kosten van het verhaal zijn begrepen de invorderingskosten.

Artikel 26a
1
De officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden, alsmede degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, kunnen tegen de beschikking van de kantonrechter binnen twee weken na de verzending van de mededeling van de beschikking van de kantonrechter hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het beroepschrift wordt ingediend bij de griffie van de rechtbank die de beschikking heeft gegeven.
2
Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is in zijn beroep slechts ontvankelijk na voorafgaande zekerheidstelling van het nog verschuldigde bedrag en van al de kosten. De zekerheid wordt gesteld bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden, bedoeld in artikel 1 van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau, door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau. De griffier van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3
Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is eveneens een griffierecht verschuldigd. De griffier van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie te zijn gestort. Indien het griffierecht niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4
Nadat de zekerheidstelling en de bijschrijving of de storting van het griffierecht hebben plaatsgevonden of nadat de termijnen voor het stellen van de zekerheid en de betaling van het griffierecht ongebruikt zijn verstreken, zendt de griffier van de rechtbank het beroepschrift met de daarop betrekking hebbende stukken en een afschrift van de beschikking van de kantonrechter onverwijld ter griffie van het gerechtshof in.
5
Op de behandeling van het hoger beroep zijn de artikelen 16 tot en met 20c van overeenkomstige toepassing.
6
Het gerechtshof beslist zo spoedig mogelijk. De artikelen 13a en 13b, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid, en 20d, eerste en derde lid, zijn op de beschikking van overeenkomstige toepassing.
7
Afschrift van de beschikking wordt door de griffier van het gerechtshof gezonden aan degenen die tot het instellen van hoger beroep gerechtigd waren.

Artikel 27
1
Verhaal kan zonder dwangbevel worden genomen op:
a
inkomsten in geld uit arbeid van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd;
b
pensioenen, wachtgelden en andere periodieke uitkeringen waarop degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, aanspraak heeft;
c
het tegoed van een rekening bij een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te eigen bate vermag te beschikken.
2
Verhaal met toepassing van het eerste lid geschiedt door middel van een schriftelijke kennisgeving van het openbaar ministerie dat met de inning van de administratieve sanctie is belast. De kennisgeving bevat een voor de uitoefening van het verhaal voldoende aanduiding van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, en vermeldt welk bedrag uit hoofde van de beschikking nog verschuldigd is, dan wel bij welke rechterlijke uitspraak de administratieve sanctie is opgelegd, alsmede de plaats waar de betaling moet geschieden. Zij wordt verstrekt aan degene onder wie het verhaal wordt genomen, en betekend aan degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. In het laatste geval zijn de artikelen 529 tot en met 532 en de artikelen 585 tot en met 588, 589 en 590 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
3
Door de verstrekking van de kennisgeving is degene onder wie het verhaal wordt genomen, verplicht tot onverwijlde betaling aan de officier van justitie van het in de kennisgeving bedoelde bedrag voor zover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd op hem een opeisbare vordering heeft of verkrijgt. De officier van justitie bepaalt de termijn waarbinnen de betaling moet geschieden. De verplichting tot betaling vervalt zodra het uit hoofde van de beschikking verschuldigde bedrag is betaald of verhaald en uiterlijk wanneer acht weken na de dag van verstrekking van de kennisgeving zijn verstreken.
4
Degene onder wie het verhaal wordt genomen, kan zich niet tegenover de officier van justitie beroepen op het tenietgaan of de vermindering van zijn schuld aan degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd door betaling of door verrekening met een tegenvordering dan in de gevallen waarin hij daartoe ook bevoegd zou zijn geweest bij een op het tijdstip van de betekening overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelegd beslag onder derden. Indien een andere schuldeiser op de vordering waarop het verhaal wordt genomen, beslag heeft gelegd, is artikel 478 van het Wetboek van overeenkomstige toepassing. Het verhaal wordt voor de toepassing van de artikelen 33 en 301 van de Faillissementswet met een beslag onder derden gelijkgesteld.
5
Indien verhaal is genomen op vordering van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, zijn de artikelen 475a tot en met 475g, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing.
6
Iedere belanghebbende kan binnen een week na de betekening van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving bij met redenen omkleed verzetschrift verzet doen tegen het verhaal. Artikel 26, derde tot en met negende lid, en artikel 26a zijn van overeenkomstige toepassing.
7
Een ieder, behoudens degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is verplicht desgevorderd onverwijld aan de officier van justitie, die met de inning van de administratieve sanctie is belast, de inlichtingen te verstrekken welke naar het redelijk oordeel van het openbaar ministerie noodzakelijk zijn ten behoeve van de toepassing van het eerste lid van dit artikel. De artikelen 217 en 218 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
8
De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. Onder de kosten van het verhaal zijn begrepen de invorderingskosten.

Artikel 27a
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de staat geldbedragen, verkregen uit de tenuitvoerlegging van administratieve sancties, op een daarbij vast te stellen grondslag en naar daarbij vast te stellen regelen ten goede laat komen aan een rechtspersoon die krachtens het publiekrecht is ingesteld.

Artikel 28
1
De officier van justitie te Leeuwarden kan, indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, bij de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd een vordering instellen om te worden gemachtigd om per gedraging waarvoor een administratieve sanctie is opgelegd het dwangmiddel gijzeling toe te passen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, voor ten hoogste één week. Indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd ingeschreven staat op een in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres, maar niet op dat adres woonachtig is, dan wel indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, geschiedt de instelling van de bovenbedoelde vordering door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden bij de rechtbank te Leeuwarden. Een verleende machtiging om gijzeling toe te passen kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden, worden uitgevoerd.
2
Op de vordering wordt niet beslist dan nadat degene aan wie de sanctie is opgelegd door de kantonrechter is gehoord, althans behoorlijk is opgeroepen. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.
3
De officier van justitie te Leeuwarden of de ambtenaar die door hem is belast met de toepassing van de gijzeling heeft voor het in gijzeling stellen van de betrokkene toegang tot elke plaats.
4
De toepassing van het dwangmiddel wordt gestaakt, zodra het verschuldigde bedrag aan de instantie, belast met deze toepassing, is betaald. De toepassing van het dwangmiddel heft de verschuldigdheid niet op.
5
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de tenuitvoerlegging van de gijzeling als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 28a
Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het rijbewijs innemen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De inneming van het rijbewijs duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 28b
Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden buiten gebruik stellen of, indien dit voertuig niet wordt aangetroffen, een soortgelijk voertuig waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, vermag te beschikken. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De buitengebruikstelling duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 29
1
Indien degene wiens voertuig buiten gebruik kan worden gesteld door de officier van justitie te Leeuwarden niet terstond voldoet aan het overeenkomstig artikel 23, tweede lid, en artikel 25 verhoogde bedrag van de administratieve sanctie, is de officier van justitie bevoegd het voertuig op kosten van de betrokkene naar een door hem aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te doen stellen. Het voertuig wordt tussentijds aan de rechthebbende teruggegeven tegen betaling van het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede van de kosten van overbrenging en bewaring.
2
De officier van justitie is tevens bevoegd om in het in het eerste lid bedoelde geval aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Het mechanisch hulpmiddel wordt tussentijds niet verwijderd dan nadat het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede de kosten van het aanbrengen en van het verwijderen ervan zijn voldaan.
3
Indien twaalf weken na de aanvang van de buitengebruikstelling de rechthebbende zijn voertuig niet heeft afgehaald, wordt hij geacht zijn recht op de zaak te hebben opgegeven en is de officier van justitie bevoegd het voertuig om niet aan een derde in eigendom te doen overdragen, te doen verkopen of te doen vernietigen. Gelijke bevoegdheid bestaat ook binnen de bedoelde termijn, zodra het gezamenlijke bedrag van de opgelegde administratieve sanctie, de daarop gevallen verhoging, de kosten van het aanbrengen en het verwijderen, alsmede de kosten van overbrenging en bewaring, vermeerderd met de voor de verkoop, de eigendomsoverdracht om niet of de vernietiging geraamde kosten, in verhouding tot de waarde van het voertuig naar zijn oordeel onevenredig hoog zou worden.
4
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de overbrenging, bewaring, eigendomsoverdracht om niet, verkoop, vernietiging, de berekening van de kosten van overbrenging en bewaring, alsmede omtrent hetgeen verder voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk is.

Artikel 30
1
Degene wiens rijbewijs kan worden ingenomen door de officier van justitie te Leeuwarden, is verplicht op eerste vordering van de officier van justitie het rijbewijs in te leveren op een door de officier van justitie te bepalen tijdstip en aan te wijzen plaats.
2
De termijn, bedoeld in artikel 28a, vangt aan op het tijdstip waarop de inlevering van het rijbewijs heeft plaatsgevonden.
3
Indien aan de verplichting tot inlevering van het rijbewijs niet wordt voldaan, is de officier van justitie bevoegd dat rijbewijs op kosten van de in het eerste lid bedoelde persoon te doen inleveren. Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
4
De officier van justitie doet van het tijdstip, bedoeld in het eerste en in het tweede lid, onverwijld mededeling aan de beheerder van het rijbewijzenregister in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie doet op gelijke wijze mededeling van het tijdstip waarop het rijbewijs is teruggegeven.

Hoofdstuk IX. Voorlopige maatregelen

Artikel 31
1
Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde ambtenaren bij de uitoefening van de in artikel 3, eerste lid, omschreven bevoegdheid bevinden dat de bestuurder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, dan wel geregistreerd staat voor het niet voldoen van een hem eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde administratieve sanctie, kunnen zij vorderen dat het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie terstond zal worden voldaan dan wel dat zekerheid wordt gesteld dat het bedrag van de bedoelde sanctie tijdig zal worden voldaan.
2
Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde ambtenaren hebben vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is en waarvan aannemelijk is dat de kentekenhouder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, dan wel dat de kentekenhouder geregistreerd staat voor het niet voldoen van een hem eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde sanctie, zijn zij bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig naar een door hen aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te stellen, dan wel aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Zij kunnen vorderen dat, alvorens het voertuig aan de bestuurder wordt teruggegeven, naast de kosten van overbrenging en bewaring, eveneens het bedrag van de opgelegde administratieve sanctie en van de eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde en inmiddels verschuldigde administratieve sanctie zal worden voldaan.
3
Voldoening van het bedrag van de opgelegde administratieve sanctie laat de bevoegdheid tegen de beschikking van de ambtenaar beroep in te stellen als omschreven in de artikelen 6 en 9 onverlet. Wordt het beroep gegrond verklaard, dan wordt het bedrag van de administratieve sanctie teruggegeven. Artikel 29, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32
Indien aan de in artikel 31, eerste lid, bedoelde vordering niet wordt voldaan, is de ambtenaar bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig in bewaring te stellen, totdat het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie, alsmede de inmiddels daarop gevallen kosten van de inbewaringstelling zijn voldaan. Daartoe kan hij op kosten van de bestuurder het voertuig naar een door hem aangewezen nabijgelegen plaats overbrengen of doen overbrengen en aldaar in bewaring doen stellen. Zo nodig roept hij hierbij de hulp van de sterke arm in. Artikel 29, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33
1
Van iedere inbewaringstelling maakt de betrokken ambtenaar proces-verbaal op. Hij zendt dit proces-verbaal binnen vierentwintig uur aan de officier van justitie in het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied. Een afschrift van het proces-verbaal wordt gelijktijdig uitgereikt of toegezonden aan de bestuurder, alsmede aan degene aan wie het kenteken van het motorrijtuig is opgegeven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 29, derde lid.
2
Tegen een inbewaringstelling kan elke belanghebbende beroep instellen bij de rechtbank op grond dat
a
de inbewaringstelling met een algemeen verbindend voorschrift strijdt;
b
de ambtenaar van zijn in artikel 32 omschreven bevoegdheid op een kennelijk onredelijke wijze heeft gebruik gemaakt.
3
Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
4
Het beroepschrift wordt ingediend bij de officier van justitie in het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied. De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank van het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied.
5
Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan de rechtbank ter kennis gebracht binnen vier dagen nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.
6
De kantonrechter beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na de dag waarop het beroepschrift bij de officier van justitie is ingediend. Ten aanzien van de behandeling van het beroepschrift en de uitspraak zijn de artikelen 11, tweede, derde en vierde lid, 12, 13, 13a en 13b van overeenkomstige toepassing.
7
Indien de kantonrechter het beroepschrift gegrond acht, gelast hij de onmiddellijke teruggave van het voertuig.
8
Het instellen van beroep schorst de bevoegdheid van de officier van justitie, bedoeld in artikel 29, derde lid, tot de dag na die waarop de kantonrechter zijn beslissing heeft gegeven.

Hoofdstuk X. Overige bepalingen

Artikel 34
1
Met geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:
a
hij die niet voldoet aan vordering van een krachtens artikel 3, eerste lid, aangewezen toezichthouder;
b
hij die de gegevens waarop de in het eerste lid bedoelde vordering betrekking heeft, onjuist opgeeft;
c
hij die niet voldoet aan de in artikel 30 omschreven verplichting.
2
Het strafbare feit is een overtreding.

Artikel 35
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent hetgeen verder ter uitvoering van deze wet nodig is.

Artikel 36
1
Behoudens in geval van een verzetschrift als bedoeld in artikel 26, derde lid, een beroepschrift bedoeld in artikel 26a en een verzetschrift als bedoeld in artikel 27, zesde lid, is op grond van deze wet geen recht verschuldigd in de zin van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.
2
Indien het verzetschrift wordt ingetrokken omdat de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzetschrift is tegemoetgekomen wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door de desbetreffende officier van justitie. In de overige gevallen kan de desbetreffende officier van justitie, indien het verzet wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.

Hoofdstuk XI. Slotbepalingen

Artikel 37 [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 38 [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 39 [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 40 [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 41 [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 42 [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 43 [Vervallen per 01-01-2000]

Artikel 44
Deze wet kan worden aangehaald als: Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 3 juli 1989
Beatrix
De Minister van Justitie,
f
Korthals Altes
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
n
Smit-Kroes
Uitgegeven de zevenentwintigste juli 1989
De Minister van Justitie a.i.,
g
J. M. Braks
Bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

Afdeling A. Verkeer te land

Categorie-indeling B:
1 - Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;
2 - Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;
3 - Bromfietsers en snorfietsers;
4 - Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;
5 - Voetgangers;
6 - Overige weggebruikers;
7 - Schippers;
8 - Een ieder.
NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen
Feit

Artikel

Tarief in Euro per feit en per categorie
1
2
3
4
5
6
7
8
Nummers K 010 - K 175: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)
K
010
als weggebruiker geen gevolg geven aan een aanwijzing door een opsporingsambtenaar gegeven
12 lid 1 WVW 1994
150
150
100
60
45
60
K
025
als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het kentekenbewijs niet behoorlijk leesbaar is
36 lid 3 sub d WVW 1994
30
30
30
het kenteken niet behoorlijk zichtbaar aanwezig hebben op of aan
40 lid 1 WVW 1994
K
030
a
- een motorrijtuig
90
90
60
90
K
030
b
- de aanhangwagen
90
90
60
90
K
035
het ongeldig verklaarde kentekenbewijs niet binnen de bepaalde termijn inleveren bij de minister van Verkeer en Waterstaat
57 lid 3 WVW 1994
150
als houder van een kentekenbewijs niet op eerste vordering van een daartoe aangewezen persoon dat bewijs of één of meer delen van dat bewijs overgeven, omdat (voor) het voertuig waarvoor het kentekenbewijs is afgegeven
K
040
a
- de verschuldigde belastingen en rechten niet zijn voldaan
60 lid 1 sub a WVW 1994
90
K
040
b
- niet voldoet aan de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde eisen
60 lid 1 sub b WVW 1994
90
K
040
c
- niet voldoet aan de gestelde eisen in de Wet personenvervoer 2000 wat betreft de inrichting en de uitrusting
60 lid 1 sub c WVW 1994
90
K
040
d
- niet voldoet aan de gestelde eisen in de Wet ambulancevervoer wat betreft de inrichting en de uitrusting
60 lid 1 sub c WVW 1994
90
K
040
e
- niet voldoet aan de in het kentekenbewijs vermelde voorschriften
60 lid 2 WVW 1994
90
voor een kentekenplichtig motorrijtuig van 3500 kg of minder
K
045
a
- is geen keuringsbewijs afgegeven
72 lid 1 WVW 1994
90
90
K
045
b
- heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren
72 lid 2 sub b WVW 1994
90
90
voor een kentekenplichtig motorrijtuig of aanhangwagen van meer dan 3500 kg
K
046
a
- is geen keuringsbewijs afgegeven
72 lid 1 WVW 1994
340
340
K
046
b
- heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren
72 lid 2 sub b WVW 1994
340
340
het afgegeven keuringsbewijs
K
050
a
- voldoet niet aan de vastgestelde eisen inzake inrichting en uitvoering
72 lid 2 sub a WVW 1994
30
30
K
050
b
- is niet behoorlijk leesbaar
72 lid 2 sub c WVW 1994
30
30
als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs
K
060
a
- niet voldoet aan de gestelde eisen
107 lid 2 sub a WVW 1994
30
30
20
K
060
e
- zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, waarbij de geldigheidsduur één jaar of minder is verstreken
107 lid 2 sub b WVW 1994
60
60
40
K
060
c
- niet behoorlijk leesbaar is
107 lid 2 sub c WVW 1994
60
60
40
K
065
a
als bestuurder beneden de 18 jaar een motorrijtuig besturen (buitenlander met rijbewijs)
110 lid 1 WVW 1994
90
90
K
075
rijonderricht geven voor rijbewijs A aan anderen dan aan de bestuurder op wiens motorrijtuig hij zich bevindt
110b WVW 1994 jo. 7 sub a RR
180
rijonderricht geven voor rijbewijs A, terwijl degene die rijonderricht geeft zich niet achter de bestuurder op het motorrijtuig bevindt
K
080
a
- zonder radiografisch contact
110b WVW 1994 jo. 7 sub b RR
180
K
080
b
- aan meer dan twee bestuurders
110b WVW 1994 jo. 7 sub b RR
180
rijonderricht geven voor rijbewijs A
K
085
a
- terwijl tegelijkertijd rijonderricht wordt gegeven voor een andere rijbewijscategorie
110b WVW 1994 jo. 7 sub c RR
180
K
085
b
- terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding
110b WVW 1994 jo. 7 sub d RR
60
K
085
c
- terwijl degene aan wie rijonderricht wordt gegeven niet in het bezit is van een geldig theorie-certificaat voor de rijbewijscategorie A of van een geldig rijbewijs A (beperkt) en/of B
110b WVW 1994 jo. 7 sub e RR
180
rijonderricht geven voor rijbewijs B terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van
K
090
a
- een dubbele bediening cq een onderbreker
110b WVW 1994 jo. 8 sub a RR
180
K
090
b
- een binnen en een buitenspiegel ten behoeve van de rij-instructeur
110b WVW 1994 jo. 8 sub b RR
180
K
090
c
- een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding
110b WVW 1994 jo. 8 sub c RR
60
rijonderricht geven voor rijbewijs C, D of E terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van
K
095
a
- een dubbele bediening cq een onderbreker
110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub a RR
180
K
095
b
- twee of meer buitenspiegels ten behoeve van de rij-instructeur
110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub b RR
180
K
095
c
- een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding
110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub c RR
60
K
100
rijonderricht geven voor rijbewijs C of D terwijl de leerling niet in het bezit is van een rijbewijs B
110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub d RR
120
K
105
rijonderricht geven voor rijbewijs E terwijl de leerling niet in het bezit is van een rijbewijs geldig voor het besturen van het trekkende motorrijtuig
110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub e RR
120
K
106
rijonderricht geven terwijl de leerling de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
110b lid 1 sub b WVW 1994
120
K
107
rijonderricht geven met een motorrijtuig dat is ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen terwijl de leerling nog geen 21 jaar is
110b lid 1 sub b WVW 1994
120
K
108
rijonderricht geven terwijl de leerling de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt (bromfietsrijbewijs)
110b lid 1 sub b WVW 1994
120
K
120
het niet inleveren van een rijbewijs waarvan de geldigheid is geschorst
131 lid 3 sub b WVW 1994
150
K
135
aa
als bestuurder van een bromfiets rijden terwijl het afgegeven certificaat onjuist is ingericht en uitgevoerd dan wel niet behoorlijk leesbaar is
art. VIIA Wet van 28 juni 2006 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bromfietsrijbewijs
30
K
140
aa
als houder van een ongeldig verklaard bromfietscertificaat dit certificaat niet inleveren zodra de ongeldigverklaring van kracht is geworden
art. VII lid 3 Wet van 28 juni 2006 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bromfietsrijbewijs, Stb. 2006, 322
90
K
145
a
als bestuurder handelen in strijd met één of meer aan een ontheffing verbonden voorschrift(en), niet betrekking hebbend op de begeleiding of vakbekwaamheid
150 lid 2 WVW 1994
90
90
60
35
als bestuurder van een motorrijtuig niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven
160 lid 1/2/3 WVW 1994
K
150
a
- het kentekenbewijs
30
30
30
K
150
b
- het keuringsbewijs
30
K
150
c
- het rijbewijs
60
60
60
K
150
da
- het bromfietscertificaat dan wel een rijbewijs (niet zijnde een rijbewijs AM)
art. VIII Wet van 28 juni 2006 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bromfietsrijbewijs, Stb. 2006, 322
60
K
150
e
- de ontheffing
30
K
155
niet meewerken aan het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht
160 lid 5 WVW 1994
150
150
100
60
150
zich zodanig gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd door
5 WVW 1994
K
175
a
- onvoldoende zicht door de voorruit
150
150
100
K
175
f
- onvoldoende zicht door de achterruit en/of zijruiten
90
60
K
175
d
- onvoldoende zicht door voor-, achter- en zijruiten
240
160
Nummers S 005 - S 010, VA 004 - VR 030: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)
Categorie-indeling C: (maximum snelheid)
1 - motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto's, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen);
2 - vrachtauto's, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen;
3 - bromfietsen, brommobielen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor;
4 - land- of bosbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid.
Feit

Artikel

Tarief in Euro per feit en per categorie
1
2
3
4

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

VIII. Maximum snelheid
a. Algemeen
als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is
19 RVV 1990
S
005
a
- bij snelheden tot en met 80 km/h
180
180
120
als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. De gedraging/overtreding is geconstateerd met behulp van het Videocontrole systeem (VCS)
19 RVV 1990
S
010
a
- bij snelheden tot en met 80 km/h
180
180
Snelheidsoverschrijdingen
Noot snelheidsoverschrijdingen algemeen
Indien een feitcode van toepassing is waarbij de snelheidsoverschrijding per kilometer is aangegeven en er wordt een waarde achter de komma gemeten, dan moet deze te allen tijde naar beneden worden afgerond op een hele kilometer.
b. Binnen de bebouwde kom
Noot: * = recidiveregeling snelheid (zie punt 3 Richtlijnen voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het openbaar ministerie
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (gedragsregel)
20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 22 sub c RVV 1990 (cat 1), 20 sub b RVV 1990 (cat 3), 22 sub d RVV 1990 (cat 3), 22 sub b RVV 1990 (cat 4)
VA
004
- met 4 km/h
19
31
19
19
VA
005
- met 5 km/h
24
37
24
24
VA
006
- met 6 km/h
27
42
27
27
VA
007
- met 7 km/h
32
49
32
32
VA
008
- met 8 km/h
36
55
36
36
VA
009
- met 9 km/h
40
61
40
40
VA
010
- met 10 km/h
46
68
46
46
VA
011
- met 11 km/h
51
75
51
51
VA
012
- met 12 km/h
57
84
57
57
VA
013
- met 13 km/h
63
91
63
63
VA
014
- met 14 km/h
69
99
69
69
VA
015
- met 15 km/h
75
108
75
75
VA
016
- met 16 km/h
82
116
82
82
VA
017
- met 17 km/h
90
126
90
90
VA
018
- met 18 km/h
97
134
97
97
VA
019
- met 19 km/h
104
144
104
104
VA
020
- met 20 km/h
111
153
111
111
VA
021
- met 21 km/h
120
164
120
120
VA
022
- met 22 km/h
128
175
128
128
VA
023
- met 23 km/h
136
184
136
136
VA
024
- met 24 km/h
145
196
145
145
VA
025
- met 25 km/h
154
207
154
154
VA
026
- met 26 km/h
164
219
164
164
VA
027
- met 27 km/h
174
231
174
174
VA
028
- met 28 km/h
183
243
183
183
VA
029
- met 29 km/h
193
255
193
193
VA
030
- met 30 km/h
204
268
204
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A1)
62 jo. bord A1 RVV 1990
VB
004
- met 4 km/h
19
31
19
19
VB
005
- met 5 km/h
24
37
24
24
VB
006
- met 6 km/h
27
42
27
27
VB
007
- met 7 km/h
32
49
32
32
VB
008
- met 8 km/h
36
55
36
36
VB
009
- met 9 km/h
40
61
40
40
VB
010
- met 10 km/h
46
68
46
46
VB
011
- met 11 km/h
51
75
51
51
VB
012
- met 12 km/h
57
84
57
57
VB
013
- met 13 km/h
63
91
63
63
VB
014
- met 14 km/h
69
99
69
69
VB
015
- met 15 km/h
75
108
75
75
VB
016
- met 16 km/h
82
116
82
82
VB
017
- met 17 km/h
90
126
90
90
VB
018
- met 18 km/h
97
134
97
97
VB
019
- met 19 km/h
104
144
104
104
VB
020
- met 20 km/h
111
153
111
111
VB
021
- met 21 km/h
120
164
120
120
VB
022
- met 22 km/h
128
175
128
128
VB
023
- met 23 km/h
136
184
136
136
VB
024
- met 24 km/h
145
196
145
145
VB
025
- met 25 km/h
154
207
154
154
VB
026
- met 26 km/h
164
219
164
164
VB
027
- met 27 km/h
174
231
174
174
VB
028
- met 28 km/h
183
243
183
183
VB
029
- met 29 km/h
193
255
193
193
VB
030
- met 30 km/h
204
268
204
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A3)
62 jo. bord A3 RVV 1990
VC
004
- met 4 km/h
19
31
19
19
VC
005
- met 5 km/h
24
37
24
24
VC
006
- met 6 km/h
27
42
27
27
VC
007
- met 7 km/h
32
49
32
32
VC
008
- met 8 km/h
36
55
36
36
VC
009
- met 9 km/h
40
61
40
40
VC
010
- met 10 km/h
46
68
46
46
VC
011
- met 11 km/h
51
75
51
51
VC
012
- met 12 km/h
57
84
57
57
VC
013
- met 13 km/h
63
91
63
63
VC
014
- met 14 km/h
69
99
69
69
VC
015
- met 15 km/h
75
108
75
75
VC
016
- met 16 km/h
82
116
82
82
VC
017
- met 17 km/h
90
126
90
90
VC
018
- met 18 km/h
97
134
97
97
VC
019
- met 19 km/h
104
144
104
104
VC
020
- met 20 km/h
111
153
111
111
VC
021
- met 21 km/h
120
164
120
120
VC
022
- met 22 km/h
128
175
128
128
VC
023
- met 23 km/h
136
184
136
136
VC
024
- met 24 km/h
145
196
145
145
VC
025
- met 25 km/h
154
207
154
154
VC
026
- met 26 km/h
164
219
164
164
VC
027
- met 27 km/h
174
231
174
174
VC
028
- met 28 km/h
183
243
183
183
VC
029
- met 29 km/h
193
255
193
193
VC
030
- met 30 km/h
204
268
204
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)
62 jo. bord A1 RVV 1990
VD
004
- met 4 km/h
31
66
31
31
VD
005
- met 5 km/h
37
75
37
37
VD
006
- met 6 km/h
42
82
42
42
VD
007
- met 7 km/h
49
93
49
49
VD
008
- met 8 km/h
55
102
55
55
VD
009
- met 9 km/h
61
111
61
61
VD
010
- met 10 km/h
68
121
68
68
VD
011
- met 11 km/h
75
132
75
75
VD
012
- met 12 km/h
84
142
84
84
VD
013
- met 13 km/h
91
153
91
91
VD
014
- met 14 km/h
99
164
99
99
VD
015
- met 15 km/h
108
176
108
108
VD
016
- met 16 km/h
116
187
116
116
VD
017
- met 17 km/h
126
200
126
126
VD
018
- met 18 km/h
134
211
134
134
VD
019
- met 19 km/h
144
224
144
144
VD
020
- met 20 km/h
153
236
153
153
VD
021
- met 21 km/h
164
250
164
164
VD
022
- met 22 km/h
175
264
175
175
VD
023
- met 23 km/h
184
277
184
184
VD
024
- met 24 km/h
196
291
196
196
VD
025
- met 25 km/h
207
306
207
207
VD
026
- met 26 km/h
219
320
219
219
VD
027
- met 27 km/h
231
336
231
231
VD
028
- met 28 km/h
243
243
243
VD
029
- met 29 km/h
255
255
255
VD
030
- met 30 km/h
268
268
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)
62 jo. bord A3 RVV 1990
VE
004
- met 4 km/h
31
66
31
31
VE
005
- met 5 km/h
37
75
37
37
VE
006
- met 6 km/h
42
82
42
42
VE
007
- met 7 km/h
49
93
49
49
VE
008
- met 8 km/h
55
102
55
55
VE
009
- met 9 km/h
61
111
61
61
VE
010
- met 10 km/h
68
121
68
68
VE
011
- met 11 km/h
75
132
75
75
VE
012
- met 12 km/h
84
142
84
84
VE
013
- met 13 km/h
91
153
91
91
VE
014
- met 14 km/h
99
164
99
99
VE
015
- met 15 km/h
108
176
108
108
VE
016
- met 16 km/h
116
187
116
116
VE
017
- met 17 km/h
126
200
126
126
VE
018
- met 18 km/h
134
211
134
134
VE
019
- met 19 km/h
144
224
144
144
VE
020
- met 20 km/h
153
236
153
153
VE
021
- met 21 km/h
164
250
164
164
VE
022
- met 22 km/h
175
264
175
175
VE
023
- met 23 km/h
184
277
184
184
VE
024
- met 24 km/h
196
291
196
196
VE
025
- met 25 km/h
207
306
207
207
VE
026
- met 26 km/h
219
320
219
219
VE
027
- met 27 km/h
231
336
231
231
VE
028
- met 28 km/h
243
243
243
VE
029
- met 29 km/h
255
255
255
VE
030
- met 30 km/h
268
268
c. (Auto)wegen buiten de bebouwde kom
Noot: * = recidiveregeling snelheid (zie punt 3 Richtlijnen voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het openbaar ministerie
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (gedragsregel)
21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a RVV 1990 (cat 2) 21 sub b RVV 1990 (cat 3) 22 sub d RVV 1990 (cat 3) 22 sub b RVV 1990 (cat 4) 22 a RVV 1990 (cat 2 T 100 bussen)
VF
004
- met 4 km/h
16
25
16
16
VF
005
- met 5 km/h
21
30
21
21
VF
006
- met 6 km/h
25
34
25
25
VF
007
- met 7 km/h
28
40
28
28
VF
008
- met 8 km/h
33
46
33
33
VF
009
- met 9 km/h
38
51
38
38
VF
010
- met 10 km/h
43
58
43
43
VF
011
- met 11 km/h
48
64
48
48
VF
012
- met 12 km/h
54
72
54
54
VF
013
- met 13 km/h
60
78
60
60
VF
014
- met 14 km/h
64
85
64
64
VF
015
- met 15 km/h
72
93
72
72
VF
016
- met 16 km/h
78
100
78
78
VF
017
- met 17 km/h
84
109
84
84
VF
018
- met 18 km/h
91
117
91
91
VF
019
- met 19 km/h
98
126
98
98
VF
020
- met 20 km/h
105
134
105
105
VF
021
- met 21 km/h
112
144
112
112
VF
022
- met 22 km/h
121
153
121
121
VF
023
- met 23 km/h
128
163
128
128
VF
024
- met 24 km/h
136
172
136
136
VF
025
- met 25 km/h
145
182
145
145
VF
026
- met 26 km/h
154
193
154
154
VF
027
- met 27 km/h
163
204
163
163
VF
028
- met 28 km/h
172
214
172
172
VF
029
- met 29 km/h
182
225
182
182
VF
030
- met 30 km/h
192
237
192
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1)
62 jo. bord A1 RVV 1990
VG
004
- met 4 km/h
16
25
16
VG
005
- met 5 km/h
21
30
21
VG
006
- met 6 km/h
25
34
25
VG
007
- met 7 km/h
28
40
28
VG
008
- met 8 km/h
33
46
33
VG
009
- met 9 km/h
38
51
38
VG
010
- met 10 km/h
43
58
43
VG
011
- met 11 km/h
48
64
48
VG
012
- met 12 km/h
54
72
54
VG
013
- met 13 km/h
60
78
60
VG
014
- met 14 km/h
64
85
64
VG
015
- met 15 km/h
72
93
72
VG
016
- met 16 km/h
78
100
78
VG
017
- met 17 km/h
84
109
84
VG
018
- met 18 km/h
91
117
91
VG
019
- met 19 km/h
98
126
98
VG
020
- met 20 km/h
105
134
105
VG
021
- met 21 km/h
112
144
112
VG
022
- met 22 km/h
121
153
121
VG
023
- met 23 km/h
128
163
128
VG
024
- met 24 km/h
136
172
136
VG
025
- met 25 km/h
145
182
145
VG
026
- met 26 km/h
154
193
154
VG
027
- met 27 km/h
163
204
163
VG
028
- met 28 km/h
172
214
172
VG
029
- met 29 km/h
182
225
182
VG
030
- met 30 km/h
192
237
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A3)
62 jo. bord A3 RVV 1990
VH
004
- met 4 km/h
16
25
16
VH
005
- met 5 km/h
21
30
21
VH
006
- met 6 km/h
25
34
25
VH
007
- met 7 km/h
28
40
28
VH
008
- met 8 km/h
33
46
33
VH
009
- met 9 km/h
38
51
38
VH
010
- met 10 km/h
43
58
43
VH
011
- met 11 km/h
48
64
48
VH
012
- met 12 km/h
54
72
54
VH
013
- met 13 km/h
60
78
60
VH
014
- met 14 km/h
64
85
64
VH
015
- met 15 km/h
72
93
72
VH
016
- met 16 km/h
78
100
78
VH
017
- met 17 km/h
84
109
84
VH
018
- met 18 km/h
91
117
91
VH
019
- met 19 km/h
98
126
98
VH
020
- met 20 km/h
105
134
105
VH
021
- met 21 km/h
112
144
112
VH
022
- met 22 km/h
121
153
121
VH
023
- met 23 km/h
128
163
128
VH
024
- met 24 km/h
136
172
136
VH
025
- met 25 km/h
145
182
145
VH
026
- met 26 km/h
154
193
154
VH
027
- met 27 km/h
163
204
163
VH
028
- met 28 km/h
172
214
172
VH
029
- met 29 km/h
182
225
182
VH
030
- met 30 km/h
192
237
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)
62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a RVV 1990
VI
004
- met 4 km/h
25
36
25
VI
005
- met 5 km/h
30
44
30
VI
006
- met 6 km/h
34
51
34
VI
007
- met 7 km/h
40
60
40
VI
008
- met 8 km/h
46
68
46
VI
009
- met 9 km/h
51
76
51
VI
010
- met 10 km/h
58
86
58
VI
011
- met 11 km/h
64
94
64
VI
012
- met 12 km/h
72
105
72
VI
013
- met 13 km/h
78
114
78
VI
014
- met 14 km/h
85
123
85
VI
015
- met 15 km/h
93
135
93
VI
016
- met 16 km/h
100
145
100
VI
017
- met 17 km/h
109
156
109
VI
018
- met 18 km/h
117
166
117
VI
019
- met 19 km/h
126
178
126
VI
020
- met 20 km/h
134
189
134
VI
021
- met 21 km/h
144
201
144
VI
022
- met 22 km/h
153
214
153
VI
023
- met 23 km/h
163
226
163
VI
024
- met 24 km/h
172
238
172
VI
025
- met 25 km/h
182
252
182
VI
026
- met 26 km/h
193
265
193
VI
027
- met 27 km/h
204
278
204
VI
028
- met 28 km/h
214
291
214
VI
029
- met 29 km/h
225
306
225
VI
030
- met 30 km/h
237
320
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)
62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a RVV 1990
VK
004
- met 4 km/h
25
36
25
VK
005
- met 5 km/h
30
44
30
VK
006
- met 6 km/h
34
51
34
VK
007
- met 7 km/h
40
60
40
VK
008
- met 8 km/h
46
68
46
VK
009
- met 9 km/h
51
76
51
VK
010
- met 10 km/h
58
86
58
VK
011
- met 11 km/h
64
94
64
VK
012
- met 12 km/h
72
105
72
VK
013
- met 13 km/h
78
114
78
VK
014
- met 14 km/h
85
123
85
VK
015
- met 15 km/h
93
135
93
VK
016
- met 16 km/h
100
145
100
VK
017
- met 17 km/h
109
156
109
VK
018
- met 18 km/h
117
166
117
VK
019
- met 19 km/h
126
178
126
VK
020
- met 20 km/h
134
189
134
VK
021
- met 21 km/h
144
201
144
VK
022
- met 22 km/h
153
214
153
VK
023
- met 23 km/h
163
226
163
VK
024
- met 24 km/h
172
238
172
VK
025
- met 25 km/h
182
252
182
VK
026
- met 26 km/h
193
265
193
VK
027
- met 27 km/h
204
278
204
VK
028
- met 28 km/h
214
291
214
VK
029
- met 29 km/h
225
306
225
VK
030
- met 30 km/h
237
320
d. Autosnelwegen
Noot: * = recidiveregeling snelheid (zie punt 3 Richtlijnen voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het openbaar ministerie
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom (gedragsregel)
21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a RVV 1990 (cat 2), 22 a RVV 1990 (cat 2 T 100 bussen)
VL
004
- met 4 km/h
16
22
VL
005
- met 5 km/h
20
27
VL
006
- met 6 km/h
24
32
VL
007
- met 7 km/h
27
38
VL
008
- met 8 km/h
32
43
VL
009
- met 9 km/h
37
49
VL
010
- met 10 km/h
40
55
VL
011
- met 11 km/h
45
61
VL
012
- met 12 km/h
51
68
VL
013
- met 13 km/h
56
74
VL
014
- met 14 km/h
62
81
VL
015
- met 15 km/h
67
88
VL
016
- met 16 km/h
73
96
VL
017
- met 17 km/h
79
104
VL
018
- met 18 km/h
86
111
VL
019
- met 19 km/h
92
120
VL
020
- met 20 km/h
99
128
VL
021
- met 21 km/h
106
136
VL
022
- met 22 km/h
114
146
VL
023
- met 23 km/h
121
154
VL
024
- met 24 km/h
128
164
VL
025
- met 25 km/h
136
174
VL
026
- met 26 km/h
144
183
VL
027
- met 27 km/h
152
194
VL
028
- met 28 km/h
160
204
VL
029
- met 29 km/h
170
214
VL
030
- met 30 km/h
178
225
VL
031
a
- met 31 km/h
188
VL
032
a
- met 32 km/h
198
VL
033
a
- met 33 km/h
207
VL
034
a
- met 34 km/h
217
VL
035
a
- met 35 km/h
226
VL
036
a
- met 36 km/h
237
VL
037
a
- met 37 km/h
247
VL
038
a
- met 38 km/h
258
VL
039
a
- met 39 km/h
268
VL
040
a
- met 40 km/h
280
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1)
62 jo. bord A1 RVV 1990
VM
004
- met 4 km/h
16
22
VM
005
- met 5 km/h
20
27
VM
006
- met 6 km/h
24
32
VM
007
- met 7 km/h
27
38
VM
008
- met 8 km/h
32
43
VM
009
- met 9 km/h
37
49
VM
010
- met 10 km/h
40
55
VM
011
- met 11 km/h
45
61
VM
012
- met 12 km/h
51
68
VM
013
- met 13 km/h
56
74
VM
014
- met 14 km/h
62
81
VM
015
- met 15 km/h
67
88
VM
016
- met 16 km/h
73
96
VM
017
- met 17 km/h
79
104
VM
018
- met 18 km/h
86
111
VM
019
- met 19 km/h
92
120
VM
020
- met 20 km/h
99
128
VM
021
- met 21 km/h
106
136
VM
022
- met 22 km/h
114
146
VM
023
- met 23 km/h
121
154
VM
024
- met 24 km/h
128
164
VM
025
- met 25 km/h
136
174
VM
026
- met 26 km/h
144
183
VM
027
- met 27 km/h
152
194
VM
028
- met 28 km/h
160
204
VM
029
- met 29 km/h
170
214
VM
030
- met 30 km/h
178
225
VM
031
a
- met 31 km/h
188
VM
032
a
- met 32 km/h
198
VM
033
a
- met 33 km/h
207
VM
034
a
- met 34 km/h
217
VM
035
a
- met 35 km/h
226
VM
036
a
- met 36 km/h
237
VM
037
a
- met 37 km/h
247
VM
038
a
- met 38 km/h
258
VM
039
a
- met 39 km/h
268
VM
040
a
- met 40 km/h
280
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A3)
62 jo. bord A3 RVV 1990
VN
004
- met 4 km/h
16
22
VN
005
- met 5 km/h
20
27
VN
006
- met 6 km/h
24
32
VN
007
- met 7 km/h
27
38
VN
008
- met 8 km/h
32
43
VN
009
- met 9 km/h
37
49
VN
010
- met 10 km/h
40
55
VN
011
- met 11 km/h
45
61
VN
012
- met 12 km/h
51
68
VN
013
- met 13 km/h
56
74
VN
014
- met 14 km/h
62
81
VN
015
- met 15 km/h
67
88
VN
016
- met 16 km/h
73
96
VN
017
- met 17 km/h
79
104
VN
018
- met 18 km/h
86
111
VN
019
- met 19 km/h
92
120
VN
020
- met 20 km/h
99
128
VN
021
- met 21 km/h
106
136
VN
022
- met 22 km/h
114
146
VN
023
- met 23 km/h
121
154
VN
024
- met 24 km/h
128
164
VN
025
- met 25 km/h
136
174
VN
026
- met 26 km/h
144
183
VN
027
- met 27 km/h
152
194
VN
028
- met 28 km/h
160
204
VN
029
- met 29 km/h
170
214
VN
030
- met 30 km/h
178
225
VN
031
a
- met 31 km/h
188
VN
032
a
- met 32 km/h
198
VN
033
a
- met 33 km/h
207
VN
034
a
- met 34 km/h
217
VN
035
a
- met 35 km/h
226
VN
036
a
- met 36 km/h
237
VN
037
a
- met 37 km/h
247
VN
038
a
- met 38 km/h
258
VN
039
a
- met 39 km/h
268
VN
040
a
- met 40 km/h
280
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)
62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a RVV 1990
VO
004
- met 4 km/h
22
33
VO
005
- met 5 km/h
27
40
VO
006
- met 6 km/h
32
48
VO
007
- met 7 km/h
38
56
VO
008
- met 8 km/h
43
64
VO
009
- met 9 km/h
49
73
VO
010
- met 10 km/h
55
81
VO
011
- met 11 km/h
61
90
VO
012
- met 12 km/h
68
99
VO
013
- met 13 km/h
74
109
VO
014
- met 14 km/h
81
118
VO
015
- met 15 km/h
88
128
VO
016
- met 16 km/h
96
138
VO
017
- met 17 km/h
104
148
VO
018
- met 18 km/h
111
159
VO
019
- met 19 km/h
120
170
VO
020
- met 20 km/h
128
181
VO
021
- met 21 km/h
136
192
VO
022
- met 22 km/h
146
204
VO
023
- met 23 km/h
154
216
VO
024
- met 24 km/h
164
228
VO
025
- met 25 km/h
174
240
VO
026
- met 26 km/h
183
252
VO
027
- met 27 km/h
194
265
VO
028
- met 28 km/h
204
278
VO
029
- met 29 km/h
214
291
VO
030
- met 30 km/h
225
304
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)
62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a RVV 1990
VP
004
- met 4 km/h
22
33
VP
005
- met 5 km/h
27
40
VP
006
- met 6 km/h
32
48
VP
007
- met 7 km/h
38
56
VP
008
- met 8 km/h
43
64
VP
009
- met 9 km/h
49
73
VP
010
- met 10 km/h
55
81
VP
011
- met 11 km/h
61
90
VP
012
- met 12 km/h
68
99
VP
013
- met 13 km/h
74
109
VP
014
- met 14 km/h
81
118
VP
015
- met 15 km/h
88
128
VP
016
- met 16 km/h
96
138
VP
017
- met 17 km/h
104
148
VP
018
- met 18 km/h
111
159
VP
019
- met 19 km/h
120
170
VP
020
- met 20 km/h
128
181
VP
021
- met 21 km/h
136
192
VP
022
- met 22 km/h
146
204
VP
023
- met 23 km/h
154
216
VP
024
- met 24 km/h
164
228
VP
025
- met 25 km/h
174
240
VP
026
- met 26 km/h
183
252
VP
027
- met 27 km/h
194
265
VP
028
- met 28 km/h
204
278
VP
029
- met 29 km/h
214
291
VP
030
- met 30 km/h
225
304
Maatregel na ernstige verstoring olie-aanvoer
overschrijding van de door de Minister van Verkeer en Waterstaat vastgestelde maximumsnelheid op autosnelwegen bij ernstige verstoring van de olie-aanvoer
86b jo. 86a RVV 1990
VR
004
- met 4 km/h
19
VR
005
- met 5 km/h
24
VR
006
- met 6 km/h
27
VR
007
- met 7 km/h
32
VR
008
- met 8 km/h
36
VR
009
- met 9 km/h
40
VR
010
- met 10 km/h
46
VR
011
- met 11 km/h
51
VR
012
- met 12 km/h
57
VR
013
- met 13 km/h
63
VR
014
- met 14 km/h
69
VR
015
- met 15 km/h
75
VR
016
- met 16 km/h
82
VR
017
- met 17 km/h
90
VR
018
- met 18 km/h
97
VR
019
- met 19 km/h
104
VR
020
- met 20 km/h
111
VR
021
- met 21 km/h
120
VR
022
- met 22 km/h
128
VR
023
- met 23 km/h
136
VR
024
- met 24 km/h
145
VR
025
- met 25 km/h
154
VR
026
- met 26 km/h
164
VR
027
- met 27 km/h
174
VR
028
- met 28 km/h
183
VR
029
- met 29 km/h
193
VR
030
- met 30 km/h
204
Nummers R 301 - R 630: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)
Categorie-indeling B:
1 - Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;
2 - Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;
3 - Bromfietsers en snorfietsers;
4 - Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;
5 - Voetgangers;
6 - Overige weggebruikers;
7 - Schippers;
8 - Een ieder.
NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen
Feit

Artikel

Tarief in Euro per feit en per categorie
1
2
3
4
5
6
7
8

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

I. Plaats op de weg
R
301
als bestuurder van een motorvoertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg
3 lid 1 RVV 1990
90
90
R
303
a
als bestuurder van een voertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan autoweg of autosnelweg
3 lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
305
als voetganger niet het voetpad of trottoir gebruiken
4 lid 1 RVV 1990
25
R
306
als voetganger bij gebreke van een voetpad of trottoir niet het fietspad of het fiets/bromfietspad gebruiken
4 lid 2 RVV 1990
25
R
307
als voetganger bij gebreke van een voetpad, een trottoir en een fietspad of fiets/bromfietspad niet de berm of de uiterste zijde van de rijbaan gebruiken
4 lid 3 RVV 1990
25
R
308
als (snor)fietser niet het verplichte fietspad of fiets/bromfietspad gebruiken
5 lid 1 RVV 1990
60
35
R
309
als (snor) fietser bij gebreke van een verplicht fietspad of fiets/bromfietspad niet de rijbaan gebruiken
5 lid 2 RVV 1990
60
35
R
310
als bromfietser niet het fiets/bromfietspad gebruiken
6 lid 1 RVV 1990
60
R
311
als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken van een fiets/bromfietspad (bord G 12a)
6 lid 2 RVV 1990
60
R
312
b
als snorfietser met ingeschakelde motor het onverplichte fietspad gebruiken
5 lid 3 RVV 1990
60
R
313
als ruiter niet het ruiterpad gebruiken
8 lid 1 RVV 1990
35
R
314
als ruiter bij gebreke van een ruiterpad niet de berm of de rijbaan gebruiken
8 lid 2 RVV 1990
35
als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken
10 lid 1 RVV 1990
R
315
a
- rijdend
90
90
R
315
b
- stilstaand
60
60
R
316
als bestuurder van een bespannen wagen niet de rijbaan gebruiken
10 lid 1 RVV 1990
35
R
317
als bestuurder van een onbespannen wagen niet de rijbaan gebruiken
10 lid 1 RVV 1990
35
R
318
als geleider van rij- of trekdieren of vee niet de rijbaan gebruiken
10 lid 1 RVV 1990
35
R
319
als bestuurder van een motorvoertuig een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken
10 lid 2 RVV 1990
90
90
R
320
als bestuurder van een bespannen wagen een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken
10 lid 2 RVV 1990
35
R
321
als bestuurder van een onbespannen wagen een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken
10 lid 2 RVV 1990
35
R
322
als geleider van rij- of trekdieren of vee een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken
10 lid 2 RVV 1990
35
R
323
als bromfietser een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken
10 lid 2 RVV 1990
60
II. Inhalen
R
326
als bestuurder niet links inhalen
11 lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
327
als bestuurder een andere bestuurder die links heeft voorgesorteerd en een teken geeft linksaf te willen slaan, links inhalen
11 lid 2 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
328
als bestuurder een voertuig inhalen vlak voor of op een voetgangersoversteekplaats
12 RVV 1990
240
240
160
95
95
IV. Oprijden van kruispunten
R
331
Als bestuurder een kruispunt blokkeren
14 RVV 1990
150
150
100
60
60
V. Verlenen van voorrang
R
336
als bestuurder op een kruispunt geen voorrang verlenen aan bestuurders van rechts
15 lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
337
als bestuurder op een onverharde weg geen voorrang verlenen aan bestuurders op een verharde weg
15 lid 2 sub a RVV 1990
150
150
100
60
60
R
338
als bestuurder geen voorrang verlenen aan bestuurders van een tram
15 lid 2 sub b RVV 1990
150
150
100
60
60
R
340
a
als weggebruiker een overweg opgaan, terwijl men niet direct kan doorgaan en de overweg niet geheel vrij kan maken
15a lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
340
b
als weggebruiker bij een overweg een spoorvoertuig niet voor laten gaan en daarbij de overweg niet geheel vrij laten
15a lid 2 RVV 1990
150
150
100
60
60
VI. Doorsnijden militaire kolonnes
R
341
als weggebruiker een militaire kolonne doorsnijden
16 RVV 1990
60
60
40
20
15
20
VII. Afslaan
R
346
als bestuurder afslaan zonder een teken met de richtingaanwijzer of met de arm te geven
17 lid 2 RVV 1990
60
60
40
20
20
R
347
a
als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat hem op dezelfde weg tegemoet komt
18 lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
347
b
als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel links dicht achter hem bevindt
18 lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
347
c
als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel rechts dicht achter hem bevindt
18 lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
348
als bestuurder links afslaan zonder tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt rechts afslaan, voor te laten gaan
18 lid 2 RVV 1990
150
150
100
60
60
Noot stilstaan en parkeren:
In dit onderdeel zijn tevens enkele parkeerfeiten uit de plaatselijke verordeningen en de WVW 1994 opgenomen.
IX. Stilstaan
R
395
een voertuig op een zodanige wijze laten staan waardoor op de weg gevaar wordt/kan worden veroorzaakt, dan wel het verkeer wordt/kan worden gehinderd
5 WVW 1994
90
90
35
als bestuurder een voertuig laten stilstaan
23 lid 1
R
396
a
- op een kruispunt
sub a RVV 1990
90
90
35
R
396
b
- op een fietsstrook
sub b RVV 1990
60
60
20
R
396
c
- op de rijbaan langs een fietsstrook
sub b RVV 1990
60
60
20
R
396
d
- op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan
sub c RVV 1990
60
60
20
R
396
e
- in een tunnel
sub d RVV 1990
60
60
20
R
396
f
- bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering
sub e RVV 1990
60
60
20
R
396
g
- bij een bord bushalte op een afstand van minder dan twaalf meter van dat bord terwijl de geblokte markering niet is aangebracht
sub e RVV 1990
60
60
20
R
396
h
- op de rijbaan langs een busstrook
sub f RVV 1990
60
60
20
R
396
i
- langs een gele doorgetrokken streep
62 jo. 23 lid 1 sub g RVV 1990
60
60
20
R
396
j
- op een overweg
23 lid 1 sub a RVV 1990
60
60
20
X. Parkeren
als bestuurder een voertuig parkeren
24 lid 1
R
397
a
- bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan
sub a RVV 1990
60
60
20
R
397
b
- voor een inrit of uitrit
sub b RVV 1990
60
60
20
R
397
c
- buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg
sub c RVV 1990
60
60
20
R
397
d
- op een parkeergelegenheid terwijl blijkens de aanduiding onder het bord, dat voertuig niet behoort tot de aangegeven categorie of groep voertuigen
sub d RVV 1990
60
60
20
R
397
e
- op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding onder het bord, dat voertuig staat geparkeerd op een andere dan de aangegeven wijze
sub d RVV 1990
60
60
20
R
397
f
- op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding onder het bord, dat voertuig staat geparkeerd op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden
sub d RVV 1990
60
60
20
R
397
g
- langs een gele onderbroken streep
sub e RVV 1990
60
60
20
R
397
h
- op een gelegenheid bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen
sub f RVV 1990
60
60
20
R
397
i
- op een parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9, zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend
sub g RVV 1990
60
60
20
R
397
j
- op een parkeergelegenheid (borden E4 tot en met E13 bijlage I), buiten de aangegeven parkeervakken
24 lid 4 RVV 1990
60
60
20
R
398
als bestuurder een voertuig dubbel parkeren
24 lid 3 RVV 1990
60
60
20
als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, terwijl dat motorvoertuig
25 lid 2 RVV 1990
R
400
aa
- niet is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen
60
R
400
ab
- is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf en de toegestane parkeertijd is verstreken
60
R
401
als bestuurder een voertuig parkeren in een parkeerschijfzone (geldt niet voor parkeerplaatsen, die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of die zijn voorzien van een blauwe streep)
25 lid 1 RVV 1990
60
60
20
R
402
a
als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een gehandicaptenvoertuig
26 RVV 1990
150
150
60
R
402
b
als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin duidelijk zichtbaar is aangebracht een geldige gehandicaptenparkeerkaart
26 RVV 1990
150
150
60
R
402
c
als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een voertuig dat voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemd is
26 RVV 1990
150
150
60
R
403
a
als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl de parkeermeter niet in werking is gesteld of aangeeft dat de parkeerduur is verstreken
Pl.V
60
R
403
b
als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl aldaar reeds een motorvoertuig staat geparkeerd
Pl.V
60
R
404
een muntstuk in een parkeermeter werpen op een tijdstip dat niet samenvalt met of onmiddellijk volgt op de feitelijke aanvang van het parkeren
Pl.V
60
R
405
als bestuurder een motorvoertuig op twee wielen, een bromfiets dan wel een fiets parkeren op een parkeervak behorende bij een parkeermeter
Pl.V
60
40
20
R
406
een voertuig doen of laten staan in een park of plantsoen, op openbare beplantingen of groenstroken
Pl.V
60
60
20
als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerterrein waar dit slechts met gebruikmaking van een ter plaatse aangebrachte parkeerautomaat is toegestaan
Pl.V
R
409
a
- anders dan voorzien van een door de parkeerautomaat afgegeven parkeerkaart, aangebracht op de voorgeschreven wijze
60
60
20
R
409
b
- terwijl de op de parkeerkaart aangegeven parkeertijd is verstreken
60
60
20
R
409
c
- zonder de aangebrachte parkeerautomaat in werking te stellen
60
60
20
R
409
d
- terwijl de op de parkeerautomaat aangegeven parkeertijd is verstreken
60
60
20
een voertuig dat, met inbegrip van de lading
R
414
a
- langer is dan 6 meter of hoger is dan 2,4 meter parkeren op een plaats, die als schadelijk voor het aanzien van de gemeente is aangewezen
Pl.V
60
20
R
414
b
- langer is dan 6 meter, buiten de vastgestelde tijden, parkeren op een aangewezen weg, waar dit parkeren buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte
Pl.V
60
20
R
592
als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder (duidelijk zichtbare) parkeervergunning, dan wel in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden
Pl.V
60
60
20
XII. Signalen
R
418
als bestuurder van een motorvoertuig geen zwaai- of knipperlicht voeren bij werkzaamheden en omstandigheden, waarbij dit, ingevolge artikel 5 van de Regeling optische en geluidssignalen, verplicht is indien de kans bestaat dat dit motorvoertuig niet tijdig wordt opgemerkt
30 lid 1 RVV 1990
60
60
R
419
signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan
31 RVV 1990
60
60
40
20
20
60
XIII. Gebruik van lichten tijdens het rijden
als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig geen dim- of grootlicht voeren
32 lid 1 RVV 1990
R
421
a
- bij nacht, binnen de bebouwde kom
60
60
40
20
R
421
b
- bij nacht, buiten de bebouwde kom
90
90
60
35
R
421
c
- bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd
90
90
60
35
R
425
als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig groot licht voeren bij dag, bij het tegenkomen van een andere weggebruiker, dan wel bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig
32 lid 2 RVV 1990
90
90
60
35
als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, het achterlicht brandt
32 lid 3 RVV 1990
R
426
a
- bij nacht, binnen de bebouwde kom
60
60
40
20
R
426
b
- bij nacht, buiten de bebouwde kom
90
90
60
35
R
426
c
- bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd
90
90
60
35
als bestuurder rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, de verlichting van de achterkentekenplaat brandt
R
428
a
- van een motorvoertuig, bromfiets of snorfiets
32 lid 3 RVV 1990
30
30
20
R
428
b
- van een motorvoertuig met aanhangwagen
33 RVV 1990
30
30
20
als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen geen achterlicht voeren
33 RVV 1990
R
431
d
- bij nacht, binnen de bebouwde kom
60
60
R
431
e
- bij nacht, buiten de bebouwde kom
90
90
R
431
f
- bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd
90
90
als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen niet het in het Voertuigreglement voorgeschreven stadslicht voeren
33 RVV 1990
R
432
d
- bij nacht, binnen de bebouwde kom
60
60
R
432
e
- bij nacht, buiten de bebouwde kom
90
90
R
432
f
- bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd
90
90
R
434
als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig anders dan bij mist, sneeuwval of regen, die het zicht ernstig belemmert mistlicht(en) aan de voorzijde voeren
34 lid 1 RVV 1990
60
60
40
20
R
436
als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig mistachterlicht voeren, indien het zicht door mist of sneeuwval niet beperkt is tot een afstand van minder dan 50 meter
34 lid 2 RVV 1990
90
90
60
35
bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd geen voor- en achterlicht voeren
35 RVV 1990
R
438
h
- als fietser
20
R
438
i
- als bestuurder van een wagen
20
bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd niet een lantaarn meevoeren die naar voren wit of geel licht en naar achteren rood licht straalt
36 RVV 1990
R
445
c
- als ruiter
20
R
445
d
- als geleider van rij-, trekdieren of vee
20
XIV. Gebruik van lichten tijdens het stilstaan
bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd buiten de bebouwde kom op de rijbaan en op langs autosnelwegen en autowegen gelegen parkeerstroken, parkeerhavens, vluchtstroken en vluchthavens geen stadslicht en achterlicht voeren
R
451
c
- als bestuurder van een stilstaand motorvoertuig
38 RVV 1990
90
R
451
d
- op een stilstaande aanhangwagen
39 RVV 1990
90
R
453
bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd op de rijbaan buiten de bebouwde kom geen voor- en achterlicht voeren op een stilstaande wagen
40 RVV 1990
35
XV. Bijzondere lichten
als bestuurder van een motorvoertuig aan de voorzijde naast het dimlicht of het mistlicht andere verlichting voeren dan bermlicht, richtlicht of markeringslichten
41 RVV 1990
R
456
a
- bij nacht
90
90
R
456
b
- bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd
90
90
XVI. Autosnelwegen en autowegen
a. Autosnelwegen
R
461
anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag of kan worden gereden dan 60 kilometer per uur, een autosnelweg gebruiken
42 lid 1 RVV 1990
240
240
160
95
70
95
240
als bestuurder van een motorvoertuig op een autosnelweg
R
462
- keren
43 lid 1 RVV 1990
240
240
R
463
- achteruitrijden
43 lid 1 RVV 1990
240
240
R
464
- deze op de rijbaan laten stilstaan
43 lid 2 RVV 1990
240
240
behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autosnelweg
43 lid 3 RVV 1990
R
465
a
- over de vluchtstrook of vluchthaven rijden
240
240
R
465
b
- gebruik maken van de berm
90
90
R
465
c
- op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan
150
150
R
466
als bestuurder van een samenstel van voertuigen dat langer is dan 7 meter, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken
43 lid 4 RVV 1990
150
R
467
als bestuurder van een vrachtauto, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken
43 lid 4 RVV 1990
150
b. Autowegen
R
468
anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag of kan worden gereden dan 50 kilometer per uur, een autoweg gebruiken
42 lid 2 RVV 1990
240
240
160
95
70
95
240
als bestuurder van een motorvoertuig op een autoweg
R
469
- keren
43 lid 1 RVV 1990
240
240
R
470
- achteruitrijden
43 lid 1 RVV 1990
240
240
R
471
- deze op de rijbaan laten stilstaan
43 lid 2 RVV 1990
240
240
behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autoweg
43 lid 3 RVV 1990
R
472
a
- over de vluchtstrook of vluchthaven rijden
240
240
R
472
b
- gebruik maken van de berm
90
90
R
472
c
- op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan
150
150
XVII. Erven
R
476
als bestuurder binnen een erf sneller rijden dan stapvoets
45 RVV 1990
90
90
60
35
35
R
478
als bestuurder een motorvoertuig binnen een erf parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven
46 RVV 1990
60
60
XIX. Voetgangers
R
481
a
als bestuurder een blinde, voorzien van een blindenstok niet voor laten gaan
49 lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
481
b
als bestuurder een persoon die zich moeilijk voortbeweegt niet voor laten gaan
49 lid 1 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
482
als bestuurder een voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats oversteekt of kennelijk op het punt staat over te steken, niet voor laten gaan
49 lid 2 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
483
als bestuurder een bestuurder van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteekt of kennelijk op het punt staat over te steken, niet voor laten gaan
49 lid 2 RVV 1990
150
150
100
60
60
XX. Voorrangsvoertuigen
R
486
als weggebruiker een voorrangsvoertuig niet voor laten gaan
50 RVV 1990
150
150
100
60
45
60
XXI. Loslopend vee
R
491
rij-, trekdieren of vee zonder toezicht op de weg los laten lopen
51 lid 1 RVV 1990
90
XXII. In- en uitstappende passagiers
R
492
als bestuurder een tram of autobus voorbij rijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen zonder hen daartoe de gelegenheid te geven
52 RVV 1990
240
240
160
95
95
XXIII. Slepen
R
501
als bestuurder van een motorvoertuig een ander motorvoertuig slepen, terwijl de onderlinge afstand meer dan vijf meter bedraagt
53 RVV 1990
60
60
XXIV. Bijzondere manoeuvres
R
505
als bestuurder wegrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan
54 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
506
als bestuurder achteruitrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan
54 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
507
als bestuurder uit een uitrit de weg oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan
54 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
508
als bestuurder vanaf een weg een inrit oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan
54 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
509
als bestuurder keren zonder het overige verkeer voor te laten gaan
54 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
510
als bestuurder van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan
54 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
511
als bestuurder van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan
54 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
512
als bestuurder van rijstrook wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan
54 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
513
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wegrijden geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven
55 RVV 1990
60
60
40
R
514
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het inhalen van een ander voertuig geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven
55 RVV 1990
60
60
40
R
515
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het oprijden van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven
55 RVV 1990
60
60
40
R
516
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het verlaten van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven
55 RVV 1990
60
60
40
R
517
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wisselen van rijstrook geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven
55 RVV 1990
60
60
40
R
518
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij een andere belangrijke zijdelingse verplaatsing geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven
55 RVV 1990
60
60
40
R
519
als bestuurder binnen de bebouwde kom geen gelegenheid geven aan een autobus weg te rijden van een halte wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen daartoe kenbaar maakt
56 lid 1 RVV 1990
90
90
60
35
35
XXV. Onnodig geluid
R
522
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser c.q. snorfietser onnodig geluid veroorzaken
57 RVV 1990
150
150
100
XXVI. Gevarendriehoek
R
526
het niet plaatsen van een gevarendriehoek in de voorgeschreven gevallen, op de voorgeschreven wijze bij een stilstaand motorvoertuig op meer dan twee wielen en aanhangwagens, zijnde een obstakel, terwijl geen knipperend waarschuwingslicht wordt gevoerd
58 RVV 1990
90
90
XXVII. Autogordels en kinderbeveiligingssystemen
R
533
als bestuurder van een motorvoertuig of bromfiets of passagier geen gebruik maken van de voor hen beschikbare autogordel
59 lid 1 RVV 1990
90
90
90
R
535
e
als bestuurder van een motorvoertuig een passagier vervoeren die gebruik maakt van een rolstoel, terwijl de rolstoel niet is vastgezet op een wijze die de stabiliteit van de rolstoel en de veiligheid van de rolstoelgebruiker waarborgt
59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990
150
R
535
s
als bestuurder van een motorvoertuig een passagier vervoeren die gebruik maakt van een rolstoel, zonder dat gebruik wordt gemaakt van de veiligheidsgordel die deel uitmaakt van het voertuig of van het systeem waarmee de rolstoel aan de vloer van het voertuig is bevestigd
59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990
90
als bestuurder
R
535
f
- (een) passagier(s) jonger dan 12 jaren en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem
59 lid 1 jo. 59 lid 8 RVV 1990
90
R
535
k
- (een) passagier(s) jonger dan 12 jaren en met een lengte van 1.35 meter of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel
59 lid 1 jo. 59 lid 8 RVV 1990
90
R
535
g
- op de voorste zitplaats (een) passagier(s) in de leeftijd van 3 tot 18 jaren en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat een autogordel of goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is
59 lid 2 RVV 1990
90
R
535
h
- (een) passagier(s) jonger dan 3 jaren vervoeren, terwijl geen autogordel of kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is
59 lid 2 RVV 1990
90
R
535
i
- terwijl de zitplaatsen voor passagiers zijn voorzien van autogordels, meer passagiers vervoeren dan er autogordels aanwezig zijn (geldt tot 1 mei 2008 alleen voor de voorste zitplaatsen (alle passagiers) en overige zitplaatsen bij passagiers jonger dan 18 jaar en kleiner dan 1.35 meter)
59 lid 1 RVV 1990
90
R
535
j
- (een) passagier(s) jonger dan 18 jaren in een naar achteren gericht kinderzitje op een passagierszitplaats vervoeren, terwijl de voorairbag van die zitplaats niet is uitgeschakeld
59 lid 3 RVV 1990
90
R
535
m
- in een voertuig gebruikt voor taxivervoer op een van de voorste zitplaatsen (een) passagier(s) vervoeren jonger dan 18 jaren en met een lengte van minder dan 1.35 meter, terwijl geen kinderbeveiligingssysteem aanwezig is
59 lid 5 RVV 1990
90
R
535
o
de autogordel, de veiligheidsgordel of het kinderbeveiligingssysteem gebruiken op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden (bestuurder aansprakelijk voor passagiers jonger dan 12 jaren)
59 lid 7 jo. 59 lid 8 RVV 1990
90
90
Autobus
R
535
p
als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus of passagier geen gebruik maken van de autogordel of het kinderbeveiligingssysteem waarmee de autobus is uitgerust
59a lid 1 RVV 1990
90
90
als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus
R
535
q
-(een) passagier(s) jonger dan 12 jaren en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem of bij gebrek daaraan, de autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en)
59a lid 1 jo 59a lid 4 RVV 1990
90
R
535
r
-(een) passagier(s) jonger dan 12 jaren en met een lengte van 1.35 meter of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en)
59a lid 1 jo 59a lid 4 RVV 1990
90
XXVIII. Helmen
R
536
a
als bestuurder of passagier van een bromfiets geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk
60 lid 1 RVV 1990
60
60
R
536
c
als bestuurder of passagier van een motorfiets dan wel driewielig motorvoertuig geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en is voorzien van een goedkeuringsmerk
60 lid 1 RVV 1990
90
90
90
R
537
als bestuurder van een motorfiets, bromfiets dan wel driewielig motorvoertuig een passagier beneden de twaalf jaren vervoeren, die geen goedpassende helm draagt, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk
60 lid 3 RVV 1990
90
90
60
XXIX. Zitplaats kinderen op fietsen en bromfietsen
R
541
als bromfietser of fietser een kind beneden acht jaren vervoeren anders dan op een doelmatige en veilige zitplaats met voldoende steun voor rug, handen en voeten
61 RVV 1990
60
35
XXX. Gebruik van mobiele telecommunicatieapparatuur
R
545
als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vast houden (geldt niet voor snorfietsen)
61a RVV 1990
150
150
100
XXXI. Vervoer van personen in of op aanhangwagens en in laadruimten
personen vervoeren
61b lid 1 RVV 1990
R
539
a
- in de gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets
90
R
539
b
- in de open laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets, danwel in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets
150
150
100

Hoofdstuk 3. Verkeerstekens

II. Verkeersborden
R
548
als bestuurder in strijd met bord B6 geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg
62 jo. bord B6 RVV 1990
150
150
100
60
60
als bestuurder in strijd met bord B7
62 jo. bord B7 RVV 1990
R
549
a
- niet stoppen
90
90
60
35
35
R
549
b
- geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg
150
150
100
60
60
R
549
c
- niet stoppen en geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg
150
150
100
60
60
als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord C1 (gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)
62 jo. bord C1 RVV 1990
R
550
a
- een weg gebruiken
60
60
40
20
20
R
550
b
- een weg(gedeelte) bestemd voor aangewezen categorie(ën) voertuigen gebruiken (doelgroepstroken)
90
90
60
35
35
als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord C2 (eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)
62 jo. bord C2 RVV 1990
R
551
b
- op andere weg dan autoweg of autosnelweg
90
90
60
35
35
als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord
R
552
a
- C3 (eenrichtingsweg)
62 jo. bord C3 RVV 1990
90
90
60
35
35
R
552
b
- C4 (eenrichtingsweg)
62 jo. bord C4 RVV 1990
90
90
60
35
35
R
553
b
als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen in strijd met bord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuig op meer dan twee wielen) een weg gebruiken
62 jo. bord C6 RVV 1990
60
R
554
a
als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto's) (alle wegen behalve autosnelwegen en milieuzones)
62 jo. bord C7 RVV 1990
60
R
554
b
als bestuurder van een vrachtauto een rijstrook van een autosnelweg gebruiken in strijd met het voor die rijstrook geldende bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto's)
62 jo. bord C7 RVV 1990
150
R
554
c
als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto's), waarbij gebied is aangeduid als milieuzone
62 jo. bord C7 RVV 1990
150
R
555
als bestuurder van een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur een weg gebruiken in strijd met bord C8 (geslotenverklaring voor motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur)
62 jo. bord C8 RVV 1990
60
R
556
als ruiter, geleider van rij-, trekdieren of vee, bestuurder van een wagen, een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur, een brommobiel, een fiets, een bromfiets of een gehandicaptenvoertuig in strijd met bord C9 een weg gebruiken (geslotenverklaring)
62 jo. bord C9 RVV 1990
60
40
20
20
R
557
als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen een weg gebruiken in strijd met bord C10 (geslotenverklaring voor motorvoertuig met aanhangwagen)
62 jo. bord C10 RVV 1990
60
60
R
558
als bestuurder van een motorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C11 (geslotenverklaring motorfiets)
62 jo. bord C11 RVV 1990
60
R
559
als bestuurder van een motorvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen)
62 jo. bord C12 RVV 1990
60
60
R
560
als bestuurder van een bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor)
62 jo. bord C13 RVV 1990
40
20
R
561
als bestuurder van een fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor een weg gebruiken in strijd met bord C14 (geslotenverklaring voor fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor) (categorie 3 betreft alleen snorfiets met uitgeschakelde motor)
62 jo. bord C14 RVV 1990
20
20
R
562
als bestuurder van een fiets, een bromfiets of gehandicaptenvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C15 (geslotenverklaring voor fiets, bromfiets of gehandicaptenvoertuig)
62 jo. bord C15 RVV 1990
40
20
R
563
als voetganger een weg gebruiken in strijd met bord C16 (geslotenverklaring voor voetgangers)
62 jo. bord C16 RVV 1990
15
R
564
als bestuurder van een voertuig of samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C17 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan op het bord C17 is aangegeven)
62 jo. bord C17 RVV 1990
90
35
R
565
als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C18 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, breder zijn dan op het bord C18 is aangegeven)
62 jo. bord C18 RVV 1990
90
35
R
566
als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C19 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op het bord C19 is aangegeven)
62 jo. bord C19 RVV 1990
90
35
als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C20 (geslotenverklaring voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord C20 is aangegeven) met een overschrijding van
62 jo. bord C20 RVV 1990
R
567
a
- niet meer dan 10%
90
35
R
567
b
- 11 tot en met 20%
130
50
R
567
c
- 21 tot en met 30%
200
80
als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van
62 jo. bord C21 RVV 1990
R
568
a
- niet meer dan 10%
90
35
R
568
b
- 11 tot en met 20%
130
50
R
568
c
- 21 tot en met 30%
200
80
als bestuurder van een samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van
62 jo. bord C21 RVV 1990
R
569
a
- niet meer dan 10%
90
35
R
569
b
- 11 tot en met 20%
130
50
R
569
c
- 21 tot en met 30%
200
80
R
574
als bestuurder rijden in strijd met de door bord D1 aangegeven rijrichting (rotonde; verplichte rijrichting)
62 jo. bord D1 RVV 1990
60
60
40
20
20
R
575
als bestuurder rijden in strijd met bord D2 aan de andere zijde dan het bord aangeeft (gebod voor alle bestuurders het bord D2 voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft)
62 jo. bord D2 RVV 1990
60
60
40
20
20
R
576
als bestuurder in strijd met bord D4 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D4 is aangegeven)
62 jo. bord D4 RVV 1990
60
60
40
20
20
R
577
als bestuurder in strijd met bord D5 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D5 is aangegeven)
62 jo. bord D5 RVV 1990
60
60
40
20
20
R
578
als bestuurder in strijd met bord D6 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D6 zijn aangegeven)
62 jo. bord D6 RVV 1990
60
60
40
20
20
R
579
als bestuurder in strijd met bord D7 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D7 zijn aangegeven)
62 jo. bord D7 RVV 1990
60
60
40
20
20
R
580
c
als bestuurder in strijd met bord 46/47 links- of rechtsaf slaan op autoweg of autosnelweg
62 jo. bord 46/47 Rvv 1966
90
90
R
581
a
als bestuurder in strijd met bord 46/47 links- of rechtsaf slaan op andere weg dan autoweg of autosnelweg
62 jo. bord 46/47 Rvv 1966
60
60
40
20
20
R
584
als bestuurder een voertuig parkeren in strijd met (zone) bord E1 (parkeerverbod(szone))
62 jo. bord E1 RVV 1990
60
60
20
R
585
als bestuurder een voertuig laten stilstaan in strijd met bord E2 (verbod stilstaan)
62 jo. bord E2 RVV 1990
60
60
20
R
593
als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F1 een motorvoertuig inhalen (verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen)
62 jo. bord F1 RVV 1990
150
150
R
594
als bestuurder van een vrachtauto in strijd met bord F3 een motorvoertuig inhalen (verbod voor vrachtauto's om motorvoertuigen in te halen)
62 jo. bord F3 RVV 1990
150
R
595
als bestuurder in strijd met bord F5 doorgaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting (verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting)
62 jo. bord F5 RVV 1990
90
90
60
35
35
R
596
als bestuurder in strijd met bord F7 keren
62 jo. bord F7 RVV 1990
90
90
60
35
35
R
597
als bestuurder in strijd met bord F10 niet stoppen
62 jo. bord F10 RVV 1990
150
150
100
60
60
III. Verkeerslichten
driekleurig verkeerslicht
R
601
als weggebruiker niet doorgaan bij groen licht bij een driekleurig verkeerslicht
62 jo. 68 lid 1 sub a RVV 1990
90
90
R
602
als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht
62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990
150
150
100
60
45
60
R
603
als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een driekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan
62 jo. 68 lid 6 RVV 1990
100
60
R
604
als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij tweekleurig verkeerslicht
62 jo. 69 lid 1 sub b RVV 1990
150
150
100
60
45
60
R
605
als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een tweekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan
62 jo. 69 lid 2 ivm 68 lid 6 RVV 1990
100
60
R
606
als bestuurder van een tram, autobus of lijnbus niet stoppen voor rood tram-/buslicht
62 jo. 70 lid 1 sub c ivm 70 lid 3, 4 RVV 1990
150
150
R
607
als bestuurder van een tram niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht
62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990
150
R
609
als weggebruiker niet stoppen voor rood (knipper)licht bij bruglichten
62 jo. 72 RVV 1990
150
150
100
60
45
60
R
608
als weggebruiker niet stoppen voor rood knipperlicht bij overweglichten
62 jo. 71 sub b RVV 1990
150
150
100
60
45
60
R
610
als weggebruiker bij verlicht rood kruis een rijstrook gebruiken
62 jo. 73 sub b RVV 1990
150
150
R
611
als bestuurder van een ander voertuig dan een lijnbus een door een verlichte afbeelding van ?BUS? gemarkeerde rijstrook gebruiken
62 jo. 73 sub d RVV 1990
90
90
60
35
35
R
612
als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig beginnen over te steken bij rood voetgangerslicht
62 jo. 74 lid 1 sub c RVV 1990
60
45
R
613
als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij het oversteken het overige verkeer ter plaatse niet voor laten gaan, indien het rode licht is vervangen door een geel knipperlicht als bedoeld in artikel 75 van het RVV 1990
62 jo. 74 lid 2 RVV 1990
60
45
R
614
als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij toeritdosering
62 jo. 68 lid 1 sub c c.q. 69 lid 1 sub b RVV 1990
60
60
IV. Verkeerstekens op het wegdek
R
616
a
als bestuurder de doorgetrokken streep tussen rijstroken dan wel op paden met verkeer in beide richtingen naar links overschrijden
62 jo. 76 lid 1 sub a RVV 1990
150
150
100
60
60
R
616
b
als bestuurder zich bevinden links van de doorgetrokken streep tussen rijstroken dan wel op paden met verkeer in beide richtingen
62 jo. 76 lid 1 sub a RVV 1990
150
150
100
60
60
R
617
als bestuurder de doorgetrokken streep tussen rijstroken dan wel op paden met verkeer in één richting overschrijden
62 jo. 76 lid 1 sub b RVV 1990
90
90
60
35
35
R
618
als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken
62 jo. 77 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
619
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser die de rijbaan volgt op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft
62 jo. 78 RVV 1990
150
150
100
R
620
als bestuurder niet stoppen voor stopstreep daar waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is
62 jo. 79 RVV 1990
60
60
40
20
20
R
621
als bestuurder in strijd met op het wegdek aangebrachte haaietanden geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg
62 jo. 80 RVV 1990
150
150
100
60
60
R
622
a
als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus, gebruik maken van een busbaan of - strook aangeduid met: ?LIJNBUS?
62 jo. 81 RVV 1990
90
90
60
35
25
35
R
622
als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus of autobus, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met ?BUS?
62 jo. 81 RVV 1990
90
90
60
35
25
35

Hoofdstuk 4. Aanwijzingen

I. Verplichtingen weggebruikers
R
628
a
als weggebruiker niet stoppen voor een stopteken, gegeven door middel van een rode lamp
83 RVV 1990
150
150
100
60
45
60
R
628
b
als weggebruiker niet stoppen voor een stopteken, gegeven met een aan een politievoertuig aangebrachte transparant
83 RVV 1990
150
150
100
60
45
60
als weggebruiker niet opvolgen van de in de Bijlage II RVV 1990 vastgestelde aanwijzingen
R
630
a
- gegeven door daartoe bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaren
82 lid 1 ivm Bijlage II RVV 1990
150
150
100
60
45
60
Nummers R 701 - R 703: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)
R
701
zonder daartoe krachtens het Besluit bevoegd te zijn verkeerstekens op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen, aangebracht houden, verwijderen, dan wel de zichtbaarheid daarvan wegnemen
1a BABW
90
R
702
voorwerpen, inrichting of borden, van welke aard ook, die het verkeer in verwarring zouden kunnen brengen op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen of aangebracht houden
2 BABW
90
R
703
niet zo spoedig mogelijk op de juiste wijze inleveren van ongeldige gehandicaptenparkeerkaart
55 jo. 51 BABW
60
Nummers K 405 - K 550: Kentekenreglement (KR)
K
405
de kentekenplaat voldoet niet aan de gestelde eisen
5 lid 1 en 3 Kr
90
Wijziging van de tenaamstelling: overdracht tussen particulieren
Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004
K
417
deel I B en deel II niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder overdragen
26 lid 1 sub a Kr
30
K
418
deel I A afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B nog niet is ontvangen
26 lid 1 sub b Kr
90
K
419
het ontvangstbewijs afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B nog niet is ontvangen
26 lid 1 sub b jo. 18 Kr
90
K
420
als nieuwe eigenaar of houder niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven
26 lid 2 Kr
220
K
421
het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B niet terstond aan de vorige eigenaar of houder afgeven
26 lid 4 Kr
30
K
422
deel I A niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B
26 lid 5 Kr
60
K
423
het ontvangstbewijs niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B
26 lid 5 jo. 18 Kr
30
Driedelige kentekenbewijzen en kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I afgegeven voor 31 mei 2004, een deel I B en een overschrijvingsbewijs
K
431
deel II of deel I B en het overschrijvingsbewijs niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder overdragen
58b lid 1 sub a Kr
30
K
432
deel I afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B nog niet is ontvangen
58b lid 1 sub b Kr
90
K
433
het ontvangstbewijs afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B nog niet is ontvangen
58b lid 1 sub b jo. 18 Kr
90
K
434
als nieuwe eigenaar of houder niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven
58b lid 2 Kr
220
K
436
het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B niet terstond aan de vorige eigenaar of houder afgeven
58b lid 4 Kr
30
K
437
deel I niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B
58b lid 5 Kr
60
K
438
het ontvangstbewijs niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B
58b lid 5 jo. 18 Kr
30
Wijziging van de tenaamstelling: overdracht ten behoeve van een bedrijfsvoorraad
Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004
K
441
deel I B en deel II niet terstond aan het erkende bedrijf overdragen
27 lid 2 sub a Kr
30
K
442
deel I A afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B nog niet is ontvangen
27 lid 2 sub b Kr
90
K
443
het ontvangstbewijs afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B nog niet is ontvangen
27 lid 2 sub b jo. 18 Kr
90
K
444
deel I A niet terstond aan het erkende bedrijf afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B
27 lid 6 Kr
30
K
446
het ontvangstbewijs niet terstond aan het erkende bedrijf afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B
27 lid 6 jo. 18 Kr
30
Driedelige kentekenbewijzen en kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I afgegeven voor 31 mei 2004, een deel I B en een overschrijvingsbewijs
K
447
deel I B en deel II niet terstond aan het erkende bedrijf overdragen
58c lid 2 sub a Kr
30
K
448
deel I afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B nog niet is ontvangen
58c lid 2 sub b Kr
90
K
449
het ontvangstbewijs afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B nog niet is ontvangen
58c lid 2 sub b jo. 18 Kr
90
K
451
deel I niet terstond aan het erkende bedrijf afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B
58c lid 6 Kr
30
K
452
het ontvangstbewijs niet terstond aan het erkende bedrijf afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B
58c lid 6 jo. 18 Kr
30
Wijziging van de tenaamstelling: overdracht van een voertuig uit bedrijfsvoorraad
Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004
bedrijfsvoorraad deel I B en deel II niet terstond overdragen aan
28 lid 1 jo.
K
456
a
- de nieuwe eigenaar of houder (particulier)
26 lid 1 sub a Kr
60
K
456
b
- het erkende bedrijf
27 lid 2 sub a Kr
60
als erkend bedrijf deel I A afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B nog niet is ontvangen, van
28 lid 1 jo.
K
457
a
- een particulier
26 lid 1 sub b Kr
90
K
457
b
- een erkend bedrijf
27 lid 2 sub b Kr
90
K
465
als nieuwe eigenaar of houder (particulier) niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven
28 lid 1 jo. 26 lid 2 Kr
220
K
471
als particulier het vrijwaringsbewijs en het oude bedrijfsvoorraad deel I B niet terstond aan de vorige eigenaar of houder afgeven
28 lid 1 jo. 26 lid 4 Kr
30
deel I A na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude bedrijfsvoorraad deel I B niet terstond afgeven aan
28 lid 1 jo.
K
472
a
- de nieuwe eigenaar of houder (particulier)
26 lid 5 Kr
60
K
472
b
- het erkende bedrijf
27 lid 6 Kr
60
K
480
als erkend bedrijf niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven (voertuig bestemd voor eigen gebruik)
28 lid 2 Kr
220
Driedelige kentekenbewijzen en kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I afgegeven voor 31 mei 2004, een deel IB en een overschrijvingsbewijs
bedrijfsvoorraad deel II of I B en het overschrijvingsbewijs niet terstond overdragen aan
58d lid 1 jo.
K
478
a
- de nieuwe eigenaar of houder (particulier)
58b lid 1 sub a Kr
60
K
478
b
- het erkende bedrijf
58c lid 2 sub a Kr
60
als erkend bedrijf deel I afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B nog niet is ontvangen, van
58d lid 1 jo.
K
479
a
- een particulier
58b lid 1 sub b Kr
90
K
479
b
- een erkend bedrijf
58c lid 2 sub b Kr
90
K
481
als nieuwe eigenaar of houder (particulier) niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven
58d lid 1 jo. 58b lid 2 Kr
220
K
482
als particulier het vrijwaringsbewijs en het oude bedrijfsvoorraad deel II of I B niet terstond aan de vorige eigenaar of houder afgeven
58d lid 1 jo. 58b lid 4 Kr
30
deel I na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude bedrijfsvoorraad deel II of I B niet terstond afgeven aan
58d lid 1 jo.
K
483
a
- de nieuwe eigenaar of houder (particulier)
58b lid 5 Kr
60
K
483
b
- het erkende bedrijf
58c lid 6 Kr
60
K
484
als erkend bedrijf niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven (voertuig bestemd voor eigen gebruik)
58d lid 2 Kr
220
Wijziging van de tenaamstelling: overlijden van een kentekenhouder
Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004
K
485
als meerderjarige eigenaar of houder na overlijden van de kentekenhouder niet binnen vijf weken op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs op zijn naam overschrijven
29 lid 1 Kr
220
Driedelige kentekenbewijzen en kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I afgegeven voor 31 mei 2004, een deel I B en een overschrijvingsbewijs
K
486
als meerderjarige eigenaar of houder na overlijden van de kentekenhouder niet binnen vijf weken op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs op zijn naam overschrijven
58f lid 1 Kr
220
Verval van de tenaamstelling: overdracht van een voertuig aan een persoon in het buitenland
Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004
K
491
het (bedrijfsvoorraad) deel I B en deel II niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder overdragen
31 lid 1 sub a en 31 lid 6 jo. lid 1 Kr
30
K
492
deel I A afgeven terwijl het afschrift van de uitvoerverklaring nog niet is ontvangen
31 lid 1 sub b Kr
90
K
493
als eigenaar of houder deel I A niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het afschrift van de uitvoerverklaring
31 lid 5 Kr
60
Driedelige kentekenbewijzen en kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I afgegeven voor 31 mei 2004, een deel I B en een overschrijvingsbewijs
K
490
a
het (bedrijfsvoorraad) deel II (of I B) en het overschrijvingsbewijs niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder overdragen
31 lid 1 sub a en 31 lid 6 jo. lid 1 Kr
30
K
490
b
deel I afgeven terwijl het afschrift van de uitvoerverklaring nog niet is ontvangen
31 lid 1 sub b Kr
90
K
505
als eigenaar of houder deel I niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het afschrift van de uitvoerverklaring
31 lid 5 Kr
60
Alle kentekenbewijzen
K
490
c
het ontvangstbewijs afgeven terwijl het afschrift van de uitvoerverklaring nog niet is ontvangen
31 lid 1 sub b jo. 18 Kr
90
K
495
als nieuwe eigenaar of houder niet binnen een week de vereiste documenten bij de Minister van Verkeer en Waterstaat inleveren
31 lid 2 en 31 lid 6 jo. lid 2 Kr
220
K
500
als nieuwe eigenaar of houder het afschrift van de uitvoerverklaring niet terstond aan de vorige eigenaar of houder afgeven
31 lid 4 Kr
60
K
510
als eigenaar of houder het ontvangstbewijs niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het afschrift van de uitvoerverklaring
31 lid 5 jo. 18 Kr
30
K
515
als nieuwe eigenaar of houder niet terstond een aangewezen legitimatiebewijs en de uitvoerverklaring inleveren bij het erkende bedrijf dat de uitvoer geautomatiseerd registreert
32 lid 2 Kr
220
K
520
als kentekenhouder/bij overlijden zijn erfgenaam, niet de vereiste documenten inleveren bij de Minister van Verkeer en Waterstaat, wanneer het voertuig voorgoed buiten Nederland wordt gebracht
33 lid 1 Kr en 33 lid 3 jo. lid 1 Kr
220
Aanvraag nieuw deel I (A)
Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004
K
526
niet op de voorgeschreven wijze een nieuw deel I A aanvragen, indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens op het afgegeven deel I A
34 lid 1 Kr
60
Driedelige kentekenbewijzen en kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I afgegeven voor 31 mei 2004, een deel I B en een overschrijvingsbewijs
K
527
niet op de voorgeschreven wijze een nieuw kentekenbewijs aanvragen, indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens op het afgegeven deel I
58h lid 1 Kr
60
Handelaarskenteken(bewijs)
K
535
als kentekenhouder het handelaarskenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruiken
44 Kr
220
K
540
het ongeldig verklaarde handelaarskentekenbewijs niet onverwijld inleveren
45 lid 2 Kr
220
Intrekking erkenning
K
545
de verstrekte formulieren en bedrijfsvoorraadpassen niet onverwijld inleveren
49 lid 1 Kr
220
Inleverplicht oude bewijzen (overgangsbepaling)
K
550
kentekenbewijzen en duplicaten afgegeven op basis van de (oude) Wegenverkeerswet en die hun geldigheid hebben verloren, niet onverwijld inleveren
54 lid 2 Kr
220
Nummer K 600: Reglement rijbewijzen (RR)
K
600
als bestuurder van een motorrijtuig van de rijbewijscategorie A niet op eerste vordering het theoriecertificaat dan wel de oproep voor het examen ter inzage geven
2 lid 2 RR
60
Nummers N 010 - P 600: Voertuigreglement (VR)
Categorie-indeling A: (voertuigreglement)
2 - personenauto's;
3 - bedrijfsauto's;
4 - motorfietsen;
5 - driewielige motorrijtuigen;
6 - bromfietsen;
7 - motorrijtuigen met beperkte snelheid;
8 - land- of bosbouwtrekkers;
9 - fietsen;
10 - gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een verbrandingsmotor of een elektromotor en voorzien van een gesloten carrosserie;
11 - gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;
12 - aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg achter personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen;
13 - aanhangwagens met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg achter personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen;
14 - aanhangwagens achter landbouw- of bosbouwtrekkers en achter motorrijtuigen met beperkte snelheid;
15 - aanhangwagens achter motorfietsen (15a) of bromfietsen (15b);
16 - aanhangwagens achter fietsen op twee wielen;
17 - wagens.
Noot Voertuigreglement (VR)
- De feiten met betrekking tot het VR zijn in 16 categorieën onderverdeeld en zijn genummerd van 2 t/m 17. Deze categorie-indeling komt overeen met de indeling van het VR.
- Indien bij artikel een * staat vermeld, dan dient dit teken vervangen te worden door het nummer van de categorie, waarop de feitcode betrekking heeft, om het op die categorie betrekking hebbende artikel van het Voertuigreglement te verkrijgen.
- Bij categorie 15 kan het trekkende voertuig verschillend zijn (motor of bromfiets). Voor deze voertuigen gelden verschillende tarieven. Achter de categorie aanduiding moet daarom voor de motorfiets een A en voor de bromfiets een B worden vermeld.
categorie: 15A - motorfiets
categorie: 15B - bromfiets.
- Op de kennisgeving/aankondiging moet een nadere toelichting op het feit worden vermeld, omdat de bepalingen van het VR in algemene feitomschrijvingen zijn weergegeven.
- De feiten die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as gelden uitsluitend voor particulieren. Indien sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing. Zie hiervoor de feitcodeseries E 850 t/m E 856.
Feit

Artikel

Tarief in Euro per feit en per categorie
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Als bestuurder van een voertuig rijden (terwijl):
0 - Algemeen
N
010
a
het niet in overeenstemming is met de gegevens op het kentekenbewijs of met de in het kentekenregister vermelde gegevens
5.*.1 VR
150
150
150
150
100
150
N
010
b
het identificatienummer niet is ingeslagen of goed leesbaar is
5.*.1 VR
150
150
150
150
100
150
150
60
150
N
010
c
de kentekenpla(a)t(en) niet voorzien is/zijn van het goedkeuringsmerk, dan wel niet deugdelijk aan de voor en/of achterzijde is/zijn bevestigd
5.*.1 VR
60
60
60
60
40
60
N
010
d
het kenteken niet goed leesbaar is of de kentekenpla(a)t(en) is/zijn afgeschermd
5.*.1 VR
90
90
90
90
60
90
N
010
e
het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed leesbare constructieplaat, waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister
5.*.1 VR
60
60
N
010
f
het merk of de fabrieksaanduiding niet aanwezig is
5.*.1 VR
60
40
1 - Algemene bouwwijze van het voertuig
N
020
a
het meerassig is
5.15.2 lid 1 VR
90/60
N
020
b
het wiel niet zodanig is bevestigd dat het uitsluitend draaibaar is om de eigen as
5.15.2 lid 2 VR
90/60
N
030
a
het chassis dan wel de mee of zelfdragende carrosserie breuken en of scheuren vertoont
5.*.3 VR
150
150
150
100
150
150
150
150
150
150/100
60
N
030
b
het chassis dan wel de mee of zelfdragende carrosserie zodanig bevestigd, vervormd of door corrosie is aangetast dat de stijfheid en de sterkte in gevaar worden gebracht
5.*.3 VR
150
150
150
100
150
150
150
150
150
150/100
60
het frame of de zelfdragende constructie alsmede de voor- en achtervork
N
030
c
- breuken en of scheuren vertoont
5.*.3 lid 1 VR
150
N
030
d
- is doorgeroest
5.*.3 lid 1 VR
150
N
030
e
- is vervormd
5.*.3 lid 1 VR
150
N
030
f
de onderdelen van het frame of de zelfdragende constructie niet deugdelijk zijn bevestigd
5.*.3 VR
150
150
100
60
N
030
g
het frame met voor- en achtervork breuken en of scheuren vertoont, is doorgeroest of is vervormd
5.*.3 lid 2 VR
150
100
het frame
N
030
h
- breuken en of scheuren vertoont
5.9.3 VR
35
N
030
i
- is doorgeroest
5.9.3 VR
35
N
030
j
- is vervormd
5.9.3 VR
35
het chassis, de zelfdragende constructie of het frame met voor- en achtervork
N
030
k
- breuken en of scheuren vertoont
5.10.3 VR
35
N
030
l
- is doorgeroest
5.10.3 VR
35
N
030
m
- is vervormd
5.10.3 VR
35
het frame dan wel de daarvoor in de plaats tredende delen of het frame met voor- en achtervork
N
030
n
- breuken en of scheuren vertoont
5.11.3 VR
35
N
030
o
- is doorgeroest
5.11.3 VR
35
N
030
p
- is vervormd
5.11.3 VR
35
N
030
q
de onderdelen van het frame of de daarvoor in de plaats tredende constructie niet deugdelijk zijn bevestigd
5.11.3 lid 3 VR
35
N
040
a
de bovenbouw ondeugdelijk op het onderstel is bevestigd
5.*.4 VR
90
90
90
60
90
35
90
90
90
90/60
35
N
040
b
de ondersteuning van de laadvloer/laadruimte niet deugdelijk is
5.*.4 VR
90
90
90
90
90
90/60
35
N
040
c
de gekoppelde zijspanwagen niet deugdelijk is bevestigd
5.*.4 VR
90
60
N
050
de bedrading niet deugdelijk is bevestigd en niet goed is geïsoleerd
5.*.5 VR
90
90
90
2 - Afmetingen en massa's
N
060
a
het langer is dan 12 m (geldt niet voor bussen; cat. 5; ingebruikname voor 01-11-1997)
5.*.6 VR
90
90
90
90
90
90
N
060
aa
de bus met 2 assen, in gebruik genomen na 09-09-2003, langer is dan 13,50 m
5.3.6 lid 2 VR
90
N
060
ab
de bus met 2 assen, in gebruik genomen voor 10-09-2003, langer is dan 15 m
5.3.6 lid 2 VR
90
N
060
ac
de bus met meer dan 2 assen langer is dan 15 m
5.3.6 lid 2 VR
90
N
060
b
het breder is dan 2,55 m (cat. 5; ingebruikname voor 01-11-1997)
5.*.6 VR
90
90
90
90
90
N
060
d
het rijdende werktuig langer is dan 20 m
5.3.6 lid 2 VR
90
N
060
e
de gelede bus langer is dan 18,75 m
5.3.6 lid 2 VR
90
N
060
f
het kermis- of circusvoertuig langer is dan 14 m
5.*.6 lid 2 VR
90
90
N
060
g
het geconditioneerde voertuig breder is dan 2,60 m
5.*.6 VR
90
90
N
060
h
het rijdend werktuig breder is dan 3 m
5.*.6 VR
90
90
N
060
m
het breder is dan 2,60 m
5.*.6 VR
90
90
N
060
n
de landbouw- of bosbouwtrekker breder is dan 3 m
5.8.6 VR
90
N
060
o
het gehandicaptenvoertuig langer is dan 3,50 m
5.*.6 VR
35
35
N
060
p
het gehandicaptenvoertuig breder is dan 1,10 m (geldt niet voor motorrijtuigen (cat. 10) die voor 01-01-2000 in het verkeer zijn gebracht)
5.*.6 VR
35
35
N
060
q
het gehandicaptenvoertuig hoger is dan 2 m
5.*.6 VR
35
35
N
060
r
de fiets breder is dan 0,75 m
5.9.6 lid 1 VR
35
N
060
s
de fiets op meer dan twee wielen of met zijspanwagen breder is dan 1,50 m
5.9.6 lid 2 VR
35
N
060
t
het langer is dan 4 m (cat. 5; ingebruikname na 31-10-1997)
5.*.6 VR
90
90
60
N
060
u
het breder is dan 2 m (cat. 5; ingebruikname na 31-10-1997, cat. 6; op meer dan 2 wielen)
5.*.6 VR
90
90
60
N
060
v
het hoger is dan 2,5 mr (cat. 5; ingebruikname na 31-10-1997)
5.*.6 VR
90
90
60
N
060
w
de tweewielige bromfiets breder is dan 1 m
5.6.6 VR
60
N
061
a
de aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, langer is dan 12 m
5.12.6 lid 1 VR
90
N
061
c
de middenasaanhangwagen die voor 01-07-1967 in gebruik is genomen langer is dan 10 m
5.12.6 lid 2 VR
90
N
061
d
de middenasaanhangwagen die na 30-06-1967 maar voor 01-01-1987 in gebruik is genomen en waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 2500 kg maar niet meer dan 3500 kg langer is dan 10 m
5.12.6 lid 2 VR
90
N
061
e
bij de na 31-12-1997 in gebruik genomen oplegger, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger meer dan 2,04 m bedraagt en de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger meer dan 12 m bedraagt
5.12.6 lid 3 VR
90
N
061
g
de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger van het kermis- of circusvoertuig meer bedraagt dan 17,50 m
5.12.6 lid 5 VR
90
N
061
h
de aanhangwagen, niet zijnde een middenasaanhangwagen, langer is dan 12 m
5.13.6 VR
90
N
061
i
de middenasaanhangwagen langer is dan 8 m
5.13.6 VR
90
N
061
j
de aanhangwagen ten behoeve van de landbouw breder is dan 3 m
5.14.6 VR
90
N
061
k
de aanhangwagen breder is dan 1 m
5.*.6 VR
90/60
35
N
061
l
de aanhangwagen hoger is dan 1 m
5.15.6 VR
90/60
N
061
m
de bespannen wagen breder is dan 2,60 m
5.17.6 lid 1 VR
35
N
061
n
de onbespannen wagen breder is dan 1,50 m
5.17.6 lid 2 VR
35
het voertuig met inbegrip van de lading hoger is dan 4 m, een overschrijding
N
062
a
- van 0,01 m t/m 0,10 m
300
300
300
300
300
300
300
300
120
de toegestane asdruk, massa of som van de aslasten wordt overschreden met
N
070
a
- meer dan 10 %
5.*.7 VR
180
180
180
180
N
070
b
- meer dan 25 %
5.*.7 VR
270
270
270
270
de toegestane wieldruk, massa of som van de aslasten wordt overschreden met (massa of som van de aslasten betreft uitsluitend cat 7)
N
070
e
- meer dan 10 %
5.*.7 VR
180
180
70
N
070
f
- meer dan 25 %
5.*.7 VR
270
270
100
van het rijdende werktuig de toegestane massa of som van de aslasten wordt overschreden met
N
071
a
- meer dan 5 en t/m 10 %
5.3.7 lid 2 VR
180
N
071
b
- meer dan 10 en t/m 15 %
5.3.7 lid 2 VR
270
3 - Motor
de bromfiets de op het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximum constructiesnelheid, vermeerderd met 5 km/h overschrijdt
5.6.8 lid 1 VR
N
083
a
- t/m 10 km/h
40
N
083
b
- meer dan 10 en t/m 15 km/h
60
N
090
a
het brandstofsysteem niet veilig is of deugdelijk is bevestigd
5.*.9 lid 1 VR
150
150
150
150
150
N
090
b
het brandstofsysteem of de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd
5.*.9 lid 1 VR
150
100
60
N
090
c
het brandstofsysteem lekkage vertoont
5.*.9 lid 2 VR
150
150
150
150
100
150
150
60
N
090
d
het brandstofsysteem niet deugdelijk is afgesloten
5.*.9 lid 3 VR
150
150
150
150
100
150
150
60
N
090
e
het gehandicaptenvoertuig niet is voorzien van een gaspedaal/gashendel
5.10.9 lid 4 VR
20
N
090
f
het gehandicaptenvoertuig niet is voorzien van een brandstofniveaumeter (niet verplicht indien voertuig is voorzien van brandstoftank met reservestand)
5.10.9 lid 4 VR
20
N
090
g
het gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een elektromotor niet is voorzien van de vereiste schakelaars en indicatoren
5.*.9 VR
20
20
N
090
h
de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd
5.11.9 lid 1 VR
20
N
100
de LPG-installatie niet voldoet aan de eisen
5.*.10 VR
150
150
150
150
N
101
de CNG-installatie niet voldoet aan de eisen
5.*.10a VR
150
150
150
150
N
110
a
deze niet is voorzien van een over de gehele lengte gasdichte uitlaat
5.*.11 lid 1 VR
180
180
180
180
120
180
180
70
N
110
b
het uitlaatsysteem niet deugdelijk is bevestigd
5.*.11 lid 2 VR
90
90
90
90
60
90
90
35
N
110
c
het niet voldoet aan de eisen gesteld ten aanzien van luchtverontreiniging, geluidsproductie, geluidsniveau, uitlaatgassen of het stationaire mengsel (geluidsniveau cat. 2, 4 en 6 zie N 110 h t/m k)
5.*.11 VR
180
180
180
180
120
N
110
e
het uitlaatsysteem niet behoorlijk geluiddempend is
5.*.11 VR
180
180
180
70
Meting geluidsniveau
Noot: Indien geen waarde (op het kentekenbewijs of) het kentekenregister is vermeld dan moeten onderstaande waarden worden gehanteerd:
Bromfiets
ConstructiesnelheidMaximum toegestane waarde
max 25 km/h90 dB(A)
> 25 km/h97 dB(A)
Motor
Cylinderinhoud t/mMaximum toegestanewaarde
80 cm391 dB(A)
125 cm392 dB(A)
350 cm395 dB(A)
500 cm397 dB(A)
750 cm3100 dB(A)
1000 cm3103 dB(A)
> 1000 cm3106 dB(A)
het (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister vermelde geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt overschreden
N
110
n
- tot 4 dB(A)
5.*.11 VR
180
180
120
het toegestane geluidsniveau van het voertuig, waarvoor geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld, wordt overgeschreven
N
110
p
- tot 4 dB(A)
5.6.11 VR
180
120
N
120
a
de accu of tractiebatterij niet deugdelijk is bevestigd
5.*.12 lid 1 VR
90
90
90
90
60
90
90
35
35
N
120
b
de bedrading niet deugdelijk is bevestigd/goed is geïsoleerd
5.*.12 VR
90
90
90
90
60
90
90
35
35
N
120
c
het gehandicaptenvoertuig, dat is uitgerust met een elektrische aandrijving, niet is voorzien van een beveiliging tegen overbelasting, die door middel van een binnen bereik bevindende schakelaar de stroomvoorziening herstelt
5.*.12 lid 3 VR
20
20
N
130
a
de motorsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd/in ernstige mate zijn beschadigd
5.*.13 VR
90
90
90
90
35
N
130
b
de rubbers zijn doorgescheurd/de vulcanisatie is losgeraakt
5.*.13 VR
90
90
90
90
35
N
130
c
de motor niet deugdelijk is bevestigd
5.*.13 VR
90
60
4 - Krachtoverbrenging
N
140
a
het met een ledige massa van meer dan 400 kg niet is voorzien van een achteruitrijinrichting
5.7.14 VR
60
N
140
b
het niet is voorzien van een achteruitrijinrichting
5.*.14 VR
60
20
N
150
a
het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht, afleesbare snelheidsmeter
5.*.15 VR
60
60
N
150
e
het na 26-11-1975, doch voor 31-12-1994 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter
5.*.15 VR
60
60
N
150
f
de na 31-12-2006 in gebruik genomen bromfiets niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter
5.6.15 VR
40
N
160
a
de onderdelen van de aandrijving of transmissie niet deugdelijk bevestigd zijn
5.*.16 VR
90
90
90
90
60
90
90
35
N
160
b
de koppeling niet deugdelijk is
5.*.16 VR
90
90
90
90
N
170
a
de krachtoverbrenging niet op eenvoudige wijze kan worden onderbroken
5.10.17 VR
20
N
170
b
de snelheid niet regelbaar is
5.11.17 VR
35
5 - Assen
N
180
de assen niet deugdelijk (bevestigd) zijn
5.*.18 VR
150
150
150
150
100
150
150
60
150
150
150
150/100
N
190
de fuseeonderdelen en overige draaipunten niet deugdelijk (bevestigd) zijn
5.*.19 VR
150
150
150
100
150
150
N
200
de wiellagers niet deugdelijk zijn (cat. 6 alleen 3 of 4 wielig)
5.*.20 VR
90
90
90
60
90
90
N
210
de wielbasis te veel afwijkt
5.*.21 VR
60
60
60
60
60
N
220
de afstanden tussen de fuseedraaipunten en het chassis en de carrosserie te veel verschillen
5.*.22 VR
60
60
N
230
de spoorbreedte te groot is
5.*.23 VR
60
60
N
240
a
de wielen/de velgen niet deugdelijk (bevestigd) zijn
5.*.24 VR
150
150
150
150
150
150
150/100
N
240
b
de wielen/de velgen/de wielnaven/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn
5.3.24-26 VR
150
N
240
c
de wielen, alsmede de onderdelen niet deugdelijk (bevestigd) zijn
5.*.24 VR
150
100
60
N
240
d
de wielen/de velgen/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn
5.12.24 en 26 VR
150
N
250
de wielnaven niet deugdelijk bevestigd zijn
5.*.25 VR
150
150
6 - Ophanging
de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden
5.*.27 VR
N
270
a
- 1 band
90
90
90
90
60
35
90/60
N
270
b
- 2 banden
130
130
130
130
90
50
130/90
N
270
c
- 3 banden
200
200
200
200
140
80
N
270
d
- 4 banden
300
300
210
120
een band/de banden beschadigd is/zijn, waarbij het karkas zichtbaar is of uitstulpingen vertoont/vertonen
5.*.27 VR
N
270
e
- 1 band
90
90
90
60
90
90
35
90
90/60
N
270
f
- 2 banden
130
130
130
90
130
130
50
130
130/90
N
270
g
- 3 banden
200
200
200
140
200
200
80
200
N
270
h
- 4 banden
300
210
300
300
120
300
het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat. per (band) beschadiging
5.*.27 VR
N
270
i
- 1 band
90
90
90
90
60
90
90
90
90
90
N
270
j
- 2 banden
130
130
130
130
90
130
130
130
130
130
N
270
k
- 3 banden
200
200
200
200
140
200
200
200
200
200
N
270
l
- 4 banden
300
300
210
300
300
300
300
300
de band(en) is/zijn beschadigd waarbij het karkas zichtbaar is, de band(en) uitstulpingen vertoont/vertonen of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan
5.*.27 VR
N
270
m
- 1 band
90
90
N
270
n
- 2 banden
130
130
N
270
o
- 3 banden
200
200
N
270
p
- 4 banden
300
300
de profilering van een band/de banden niet voldoet aan de gestelde eisen (cat. 2, 5, 13, [cat. 3 T 100-bus, overig cat. 3 en 12 kleiner of gelijk aan 3500 kg] min. 1,6 mm; cat. 4 min 1,0 mm; cat. 6 en 10 profilering moet aanwezig zijn over de gehele omtrek en breedte) (NB cat 3 en 12 > 3500 m.u.v. T 100-bus geen profileringseisen)
5.*.27 VR
N
270
r
- 1 band
90
90
90
90
60
35
90
90
N
270
s
- 2 banden
130
130
130
130
90
50
130
130
N
270
t
- 3 banden
200
200
200
200
140
80
200
200
N
270
u
- 4 banden
300
300
210
120
300
300
de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden/rupsbanden
5.*.27 VR
N
271
a
- 1 band
90
90
N
271
b
- 2 banden
130
130
N
271
c
- 3 banden
200
200
N
271
d
- 4 banden
300
300
de wielen zijn voorzien van niet toegestane banden
5.*.27 VR
N
271
e
- 1 band
90
90
90
N
271
f
- 2 banden
130
130
130
N
271
g
- 3 banden
200
200
200
N
271
h
- 4 banden
300
300
300
de (lucht)banden op een as niet dezelfde karkasstructuur hebben
5.*.27 VR
N
271
i
- 1 as
90
90
90
90
N
271
j
- 2 assen
130
130
130
N
271
m
de wielen zijn voorzien van metalen banden met uitstekende delen (geldt niet voor landbouwwerktuigen met een massa van maximaal 750 kg)
5.17.27 VR
35
N
280
het veersysteem, de onderdelen daarvan of de schokdemper (indien vereist) niet deugdelijk (bevestigd) is/zijn
5.*.28 VR
90
90
90
90
60
90
35
90
90
7 - Stuurinrichting
N
290
deze niet is voorzien van een deugdelijke stuurinrichting
5.*.29-30 VR
150
150
150
150
100
150
150
60
60
60
150
8 - Reminrichting
N
310
a
de onderdelen van de reminrichting niet deugdelijk zijn (bevestigd)
5.*.31 VR
150
150
150
150
100
150
150
60
150
150
N
310
b
het niet is voorzien van een gelijkmatig werkende reminrichting
5.13.31 VR
150
N
320
a
het remsysteem van het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting
5.*.32/33 VR
60
60
60
N
320
b
het remsysteem niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting (indien verplicht)
5.10.32 VR
20
N
340
de veerrem van het na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting
5.3.34 VR
60
N
350
a
het drukluchtremsysteem niet is voorzien van een goed functionerend meerkringsbeveiligingsventiel bij na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuigen
5.3.35 lid 1 VR
150
N
350
b
het drukluchtremsysteem niet is voorzien van drukmeetpunten
5.*.35 lid 1 VR
60
60
N
350
c
de drukluchtremkrachtregelaars niet goed functioneren
5.*.35 lid 2 VR
150
150
N
350
d
het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig met drukluchtremkrachtregelaars niet is voorzien van de vereiste plaat
5.*.35 lid 3 VR
60
60
N
350
e
de drukluchtremkrachtregelaars van het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig niet aanwezig zijn, dan wel niet zijn afgesteld zoals op de plaat staat vermeld
5.*.35 lid 3 VR
150
150
N
360
de slag van de drukluchtremcylinders onjuist is afgesteld
5.*.36 VR
150
150
N
370
a
het één- of tweeleidingremsysteem niet de juiste aansluitdruk heeft
5.3.37 VR
150
N
370
b
het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een éénleidingremsysteem ten behoeve van een aanhangwagen
5.3.37 VR
150
N
370
c
het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een afzonderlijke inrichting voor de bediening van de remmen van de aanhangwagen
5.3.37 VR
150
N
370
d
de afzonderlijke inrichting voor de bediening van de remmen van de aanhangwagen van het, na 31-03-1990 in gebruik genomen, voertuig een hogere aansluitdruk doorstuurt dan toegestaan
5.3.37 VR
150
N
380
m
de bedrijfsrem niet op alle wielen remt (uitgezonderd driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van 400 kg of minder), dan wel het voertuig op een (nagenoeg) droge weg uitbreekt ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as, of tengevolge van overberemming van de achteras
5.*.38 VR
150
150
150
60
150
N
380
n
niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging
5.*.38 VR
100
150
150
60
N
380
o
de bedrijfsrem niet gelijkmatig op de wielen van één as remt
5.*.38 VR
150
150
60
N
380
p
het niet is voorzien van een goed werkende reminrichting
5.9.38 VR
35
N
380
q
de reminrichting of de onderdelen hiervan niet deugdelijk is/zijn (bevestigd)
5.11.38 VR
35
niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (categorie 12: toegestane maximum massa minder dan 3500 kg); de vermindering bedraagt
5.*.38 VR
N
381
a
- 0 t/m 0,5 m/s?
150
150
150
150
N
381
b
- 0,51 t/m 1,0 m/s?
220
220
220
220
N
381
c
- 1,01 t/m 1,5 m/s?
330
330
330
330
niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (categorie 12: toegestane maximum massa 3500 kg of meer); de vermindering bedraagt
5.*.38 VR
N
381
f
- 0 t/m 0,5 m/s?
240
240
N
390
a
de parkeerrem niet aan de eisen voldoet
5.*.39 VR
60
60
60
60
60
N
390
b
van de (brom)fiets op meer dan twee wielen zonder afzonderlijke vastzetinrichting één van de remmen niet kan worden vastgezet
5.*.39 VR
40
20
N
390
c
de parkeerrem niet aan de eisen voldoet (geldt niet voor motorrijtuigen die voor 01-01-2000 in het verkeer zijn gebracht)
5.10.39 VR
20
N
390
d
het niet voorzien is van een goed bereikbare vastzetinrichting
5.11.39 VR
20
N
390
e
de vastzetinrichting of de veerrem niet aan de eisen voldoet
5.12.39 VR
60
het afzonderlijke hulpremsysteem van voertuigen die na 30-06-1967 in gebruik zijn genomen
5.*.40 VR
N
400
a
- niet goed functioneert
90
90
90
N
400
b
- niet voldoet aan de vereiste remvertraging
90
90
90
N
400
c
de reminrichting van de aanhangwagen (niet zijnde een middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van ten hoogste 1500 kg) niet automatisch in werking treedt bij het verbreken van de verbinding, dan wel niet automatisch in de bedrijfstoestand komt bij het koppelen met het trekkende voertuig
5.12.40 VR
150
N
400
d
niet is voorzien van een goed functionerende losbreekreminrichting (indien aanwezig)
5.12.40 VR
90
9 - Carrosserie
N
410
a
de deuren en de laadbakkleppen (cat.3) van bedrijfsauto's niet goed sluiten of de deuren die direct toegang geven tot de personenruimte niet op normale wijze vanaf de binnenzijde of vanaf de buitenzijde konden worden geopend
5.*.41 VR
90
90
90
60
90
90
35
N
410
b
het slot of de scharnieren van de motorkap of het kofferdeksel aan de voorzijde geen goede sluiting waarborgen
5.*.41 VR
90
90
90
60
35
N
410
c
de scharnieren ernstig zijn gecorrodeerd
5.*.41 VR
90
90
90
60
N
410
d
de windschermen en stroomlijnkappen de bediening belemmeren
5.*.41 VR
90
60
N
410
e
de windschermen, stroomlijnkappen en inrichtingen om ladingen mee te vervoeren niet deugdelijk zijn bevestigd
5.*.41 VR
90
60
N
410
f
de gesloten cabines niet zijn voorzien van tenminste twee deuren dan wel één deur en één nooduitgang
5.*.41 VR
90
90
N
410
g
de nooduitgang niet voldoet aan de vereiste afmetingen
5.*.41 VR
90
90
N
410
h
het slot of de scharnieren van de deuren of laadbakkleppen geen goede sluiting waarborgen
5.*.41 VR
90
90
90
90/60
de voorruit, de zijruiten dan wel het windscherm (indien vereist) en bij afwezigheid van een rechterbuitenspiegel de achterruit
N
420
a
- is beschadigd of verkleurd
5.*.42 VR
150
150
150
150
150
60
N
420
b
- is voorzien van onnodige voorwerpen die het uitzicht belemmeren
5.*.42 VR
90
90
90
90
90
35
N
420
c
de ruiten niet voldoen aan de eisen
5.10.42 lid 1 VR
20
N
430
a
het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitenwisserinstallatie (cat. 6 voertuig in gebruik na 31-12-2006)
5.*.43 VR
90
90
60
35
N
430
b
het voertuig niet voorzien is van een goedwerkende ruitenwisserinstallatie (m.u.v. voertuigen in gebruik genomen voor 27-11-1975 met een ledige massa van niet meer dan 400 kg)
5.5.43 lid 1 VR
90
N
430
c
het voertuig niet is voorzien van een goed werkende automatische ruitenwisserinstallatie
5.*.43 VR
90
90
N
430
d
het na 30-09-1971 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie voor de voorruit
5.2.43 lid 2 VR
90
N
430
e
het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie voor de voorruit
5.3.43 lid 2 VR
90
N
430
f
de na 30-06-1985 in gebruik genomen bus niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie
5.3.43 lid 3 VR
90
N
430
g
het na 31-12-1994 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie voor de voorruit
5.5.43 lid 3 VR
90
N
430
h
het voertuig niet is voorzien van een goedwerkende ruitensproeierinstallatie (cat. 6 voertuig in gebruik na 31-12-2006)
5.*.43 VR
60
35
N
440
a
het na 30-09-1971 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit
5.2.44 VR
90
N
440
b
het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit
5.3.44 VR
90
N
440
c
de na 30-06-1985 in gebruik genomen bus niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit
5.3.44 VR
90
N
440
d
Het voertuig niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit
5.10.44 VR
35
N
440
e
het na 16-06-2003 in gebruik genomen voertuig met een voorruit of het na 31-12-1994, doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig met een voorruit en met een gesloten carrosserie niet voorzien is van een goedwerkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit
5.5.44 VR
90
N
450
a
Het voertuig niet is voorzien van de noodzakelijke spiegels en/of cameramonitor-systeem die/dat aan de eisen voldoen/voldoet (cat. 6 voertuig in gebruik na 31-12-2006) (vooruitkijkspiegel / camera-monitorsysteem en breedtespiegel betreft bedrijfsauto met frontstuur in gebruik na 25-01-2008, tmm > 7500 kg)
5.*.45 VR
90
90
60
90
90
35
N
450
b
het na 26-11-1975 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel die aan de eisen voldoet
5.4.45 VR
90
N
450
c
het na 31-12-1996 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig dat 100 km/h of sneller kan, niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel die aan de eisen voldoet
5.4.45 VR
90
N
450
g
het na 16-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linker- en een rechterbuitenspiegel
5.4.45 lid 1 VR
90
N
450
d
het voor 27-11-1975 in gebruik genomen voertuig waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel
5.5.45 VR
90
N
450
e
het na 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig met een gesloten carrosserie waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een binnenspiegel
5.5.45 VR
90
N
450
f
het voertuig niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel terwijl met de binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien
5.5.45 VR
90
N
450
h
de bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, niet zijnde een bus of kampeerauto, die in gebruik is genomen na 31 december 1977, niet is voorzien van een gezichtsveldverbeterende voorziening die de bestuurder een beter zicht verschaft op de weggebruikers die zich rechts van het voertuig bevinden of indien de bestuurderszitplaats zich aan de rechterzijde van het voertuig bevindt niet is voorzien van een gezichtsveldverbeterende voorziening die de bestuurder een beter zicht verschaft op de weggebruikers die zich links van het voertuig bevinden (deze feitcode mag alleen gebruikt worden bij het ontbreken van deze voorziening)
5.3.45a VR
300
N
460
a
de zitplaatsen niet deugdelijk bevestigd zijn
5.*.46 VR
90
90
90
60
35
N
460
b
de zitplaatsen of de verstelbare rugleuning van het na 30-09-1971 in gebruik genomen voertuig niet aan de eisen voldoen
5.2.46 VR
60
N
460
c
de zitplaatsen of de verstelinrichtingen niet deugdelijk (bevestigd) zijn
5.*.46 VR
90
90
90
35
N
460
d
de voetsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd
5.*.46 VR
90
60
N
460
e
de zitplaatsen of de verstelbare rugleuning van het na 30-09-1971 in gebruik genomen voertuig met een ledige massa van meer dan 400 kg niet aan de eisen voldoen
5.5.46 VR
60
N
460
g
de trappers niet deugdelijk zijn (bevestigd)
5.9.46 VR
35
N
470
a
de naar voren gerichte zitplaatsen van na 31-12-1989 in gebruik genomen personenauto's niet voorzien zijn van autogordels of de naar achteren gerichte zitplaatsen van na 30-09-2000 in gebruik genomen personenauto's niet voorzien zijn van autogordels
5.2.47 VR
90
N
470
b
de autogordels voor de voorzitplaatsen die aan een portier grenzen van na 01-01-1971 en voor 01-01-1990 in gebruik genomen voertuigen niet aanwezig zijn
5.*.47 VR
90
90
N
470
c
de autogordels niet deugdelijk zijn (bevestigd)
5.*.47 VR
90
90
90
60
N
470
d
de autogordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen, van na 31-12-1997 in gebruik genomen bedrijfsauto's niet aanwezig zijn
5.3.47 lid 1 VR
90
N
470
h
de naar voren en naar achteren gerichte zitplaatsen van na 30-09-2002 in gebruik genomen bussen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of van na 30-09-2000 in gebruik genomen bussen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg niet voorzien zijn van autogordels
5.3.47 lid 2 VR
90
N
470
i
de naar voren gerichte zitplaatsen van bromfietsen op meer dan twee wielen met een gesloten carrosserie en een ledige massa van meer dan 250 kg, in gebruik genomen na 31-12-2006, niet zijn voorzien van autogordels
5.6.47 lid 1 VR
50
N
470
e
de autogordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen, van na 31-12-1989 en voor 01-01-1998 in gebruik genomen bedrijfsauto's, die beurtelings voor het vervoer van personen of goederen kunnen worden ingericht, niet aanwezig zijn
5.3.47 lid 3 VR
90
N
470
f
de autogordels voor de voorzitplaatsen, die aan een portier grenzen, van na 01-01-1971 en voor 01-01-1990 in gebruik genomen bedrijfsauto's, die beurtelings voor het vervoer van personen of goederen kunnen worden ingericht, niet aanwezig zijn
5.3.47 lid 4 VR
90
N
470
g
de naar voren gerichte zitplaatsen van na 31-12-1989 in gebruik genomen voertuigen met gesloten carrosserie niet voorzien zijn van autogordels of de naar achteren gerichte zitplaatsen van na 16-06-2003 in gebruik genomen voertuigen met gesloten carrosserie niet voorzien zijn van autogordels
5.5.47 VR
90
N
480
a
het voertuig scherpe delen heeft
5.*.48 VR
150
150
150
150
100
150
150
60
60
60
150
150
150
150/100
60
N
480
b
het voertuig uitstekende niet afgeschermde delen heeft
5.*.48 VR
150
150
150
150
150
60
150
150
150
150/100
60
N
480
c
de wielen niet goed afgeschermd zijn, aanlopen of te ver buiten de afscherming uitsteken
5.*.48 VR
150
150
150
150
60
150
150
150/100
N
480
d
de reservewielhouder niet deugdelijk is (bevestigd)
5.*.48 VR
90
90
90
35
90
90
90/60
N
480
e
gevaar bestaat voor het losraken van enig deel van de buitenzijde
5.*.48 VR
90
90
90
90
60
90
90
35
90
90
90
90/60
N
480
f
de wielen/banden aanlopen
5.*.48 VR
60
90
N
480
g
het voertuig niet is voorzien van de vereiste zijdelingse afscherming
5.*.48 VR
240
240
N
490
het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een stootbalk die aan de vereisten voldoet (afst. stootbalk wegdek: in gebruik voor 01-01-1996 70 cm, daarna 55 cm; afst. achterzijde voertuig tot stootbalk: tot 01-01-2005 60 cm, daarna 40 cm)
5.*.49 VR
240
240
N
491
het na 09-08-2004 in gebruik genomen bedrijfsvoertuig met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg, niet zijnde een bus, aan de voorzijde niet op deugdelijke wijze voorzien is van een beschermingsinrichting tegen klemrijden
5.*.49 VR
240
N
500
de aanhangwagen aan de achterzijde niet is voorzien van een mogelijkheid tot bevestiging van een kentekenplaat
5.*.50 VR
60
60/40
10 - Verlichting
Noot
1. Bij het ontbreken of niet branden van dim-/kop- of achterlicht moeten de bepalingen uit het RVV 1990 worden toegepast;
2. Bij de feitcodes zijn alle data vermeld van verlichting die na 1 januari 1980 verplicht is geworden;
3. Indien verlichting verplicht is na een bepaalde datum bij voertuigen behorende tot de categorie 2, 3, 4, 5 of 12 en deze is aangebracht op voertuigen, die voor die datum in gebruik zijn genomen, dan moet deze goed werken:
4. Er is geen sprake van verlichting in de zin van het Voertuigreglement als de armatuur niet aangesloten en niet is voorzien van een lampje.
het niet is voorzien van goed werkende
N
514
a
- richtingaanwijzers (cat. 4 na 31-12-96 [zijspan 31-10-97]; cat. 6 = 3 of 4 wielig en gesloten carrosserie)
5.*.51-63 VR
60
60
60
60
40
60
60
20
60
60
60
60/-
N
514
b
- waarschuwingsknipperlichten (cat. 2, 3 na 31-12-97; cat. 5 na 31-12-96; cat. 10 na 01-01-2005)
5.*.51-63 VR
60
60
60
60
60
20
N
514
c
- zijrichtingaanwijzer(s) (cat. 2 na 31-12-97; cat. 3 langer dan 6 m of na 31-12-97; cat. 7 langer dan 6 m)
5.*.51-63 VR
60
60
60
N
514
d
- remlichten (cat. 6: 3 of 4 wielig en 2 wielig voertuig in gebruik na 31-12-2006 en vermogen meer dan 0,5 kW en max. snelheid meer dan 25 km/h)
5.*.51-63 VR
90
90
90
90
60
90
90
35
90
90
90
90/-
N
514
e
- kentekenplaatverlichting
5.*.51-63 VR
30
30
30
30
30
30
30/20
N
514
f
- rode retroreflectoren
5.*.51-63 VR
60
60
60
60
40
60
60
20
20
20
60
60
60
60/40
20
20
N
514
g
- mistachterlicht(en) (cat. 2, 3 en 12 na 31-12-97; cat. 13 na 01-07-2006 voor zover het trekkende voertuig is voorzien van 1 of 2 mistachterlichten)
5.*.51-63 VR
60
60
60
60
N
514
h
- achteruitrijlicht(en) (in gebruik na 31-12-97)
5.*.51-63 VR
30
30
N
514
i
- markeringslichten (voor- en achterzijde) (cat. 2, 3 en 12 breder dan 2.60 m of na 31-12-97 breder dan 2.10 m; cat. 13 en 14 na 01-01-2005 en breder dan 2.10 m) (cat. 13 is gesloten t/m 30-06-2006)
5.*.51-63 VR
60
60
60
60
60
N
514
j
- zijmarkeringslichten (cat. 2, 3 en 12 na 31-12-97 en langer dan 6 m; cat. 13 na 01-01-2005 en langer dan 6 m) (cat. 13 is gesloten t/m 30-06-2006)
5.*.51-63 VR
60
60
60
60
N
514
k
- 3e remlicht (cat. 2 na 30-09-01)
5.*.51-63 VR
60
N
514
l
- witte retroreflectoren (cat. 9 = 3 wielig breder dan 75 cm; cat. 12 na 31-12-97)
5.*.51-63 VR
20
60
60
60
N
514
m
- zijretroreflectoren (cat. 2 na 31-12-97 en langer dan 6 m; cat. 3 en 7 langer dan 6 m)
5.*.51-63 VR
60
60
40
60
60
60
60
60/40
N
514
n
- achtermarkering bij meer dan 3500 kg (cat. 3 geldt niet voor trekker of autobus)
5.*.51-63 VR
60
60
N
514
o
- trapreflectie (cat. 6 alleen indien vaste trappers bij 3 of 4 wielig)
5.*.51-63 VR
40
20
N
514
p
- wielreflectie
5.*.51-63 VR
20
20
N
515
de verlichting/retroreflecterende voorzieningen niet de vereiste kleur hebben
5.*.51-59 VR
90
90
90
90
60
90
90
35
35
35
90
90
90
90/60
35
35
N
516
het niet is voorzien van een rode retroreflector in de vorm van een afgeknotte driehoek
5.*.51 VR
60
60
60
20
N
517
de verlichting of retroreflectoren niet op de juiste plaats zijn bevestigd
5.*.51-61 VR
60
60
60
60
40
60
60
20
20
20
60
60
60
60/40
20
20
N
550
de glazen van de verlichtingsarmaturen of de retroreflectoren niet aan de gestelde eisen voldoen (cat 9, 11, 16 en 17 alleen eisen rode reflectie)
5.*.55 VR
60
60
60
60
40
60
60
20
20
20
60
60
60
60/40
20
20
N
551
de verlichtingsarmaturen of onderdelen daarvan niet deugdelijk zijn bevestigd (geldt ook voor niet verplichte verlichting)
5.*.55 VR
60
60
60
60
40
60
60
20
60
60
60
60/40
N
552
de lichten of retroreflectoren zijn afgeschermd (cat. 9, 11, 16 en 17 alleen afscherming rode retroreflectie; cat. 2 t/m 7 en 12 alleen voor zover het licht doorlatend gedeelte voor meer dan 1/4 deel is afgeschermd)
5.*.55 VR
60
60
60
60
40
60
60
20
20
20
60
60
60
60/40
20
20
N
560
de dimlichten niet aan de eisen voldoen
5.*.51 VR jo. 5.*.56 VR
60
60
60
60
60
60
20
N
620
het niet is voorzien van een controlelampje voor ingeschakelde mistlichten
5.*.62 VR
43
43
43
43
43
43
15
N
640
het is voorzien van verblindende/knipperende verlichting
5.*.64 VR
90
90
90
90
60
90
90
35
35
35
90
90
90
90/60
35
35
11 - Verbinding tussen trekkend voertuig en aanhangwagen
N
660
a
de koppeling niet deugdelijk is (bevestigd) of niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen
5.*.66-70 VR
150
150
150
150
100
150
150
N
660
b
de (hulp)koppeling, trekdriehoek, trekboom of onderdelen daarvan niet aanwezig is/zijn, deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen
5.*.66-70 VR
150
150
150
N
660
c
de middenasaanhangwagen, die is voorzien van een losbreekreminrichting, tevens is voorzien van een hulpkoppeling
5.*.66 lid 5 VR
60
60
N
660
d
de koppeling, dissel, of onderdelen daarvan niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen
5.15.66-70 VR
150/100
12 - Diversen
N
710
a
het niet is voorzien van een goed werkende geluidssignaalinrichting
5.*.71 VR
60
60
60
60
60
60
N
710
b
het niet is voorzien van een goed werkende bel of hoorn met vaste toonhoogte
5.*.71 VR
40
20
N
710
c
het niet is voorzien van een goed werkende bel
5.9.71 VR
20
N
710
d
het niet is voorzien van een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte
5.10.71 VR
20
N
720
het aan de voorzijde niet is voorzien van een sleepbevestigingspunt
5.*.72 VR
30
30
het voor 01-01-2000 in het verkeer gebrachte voor het vervoer van gehandicapten ingerichte motorrijtuig met een elektromotor of met een verbrandingsmotor van ten hoogste 250 cm?, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig wordt
9.1 VR
N
800
a
- gebruikt door een niet gehandicapte
60
N
800
b
- gebruikt buiten de bebouwde kom
60
Gebruikseisen voertuigen
Als bestuurder van een voertuig of samenstel van voertuigen rijden (terwijl):
0 - Algemeen
P
010
a
meer dan één aanhangwagen wordt voortbewogen
5.18.1 lid 1 VR
150
150
150
150
100
P
010
b
met de gelede bus een aanhangwagen wordt voortbewogen
5.18.1 lid 2 VR
150
P
010
c
met het gehandicaptenvoertuig een aanhangwagen wordt voortbewogen
5.18.1 lid 3 VR
35
35
P
010
d
met de motorfiets met onberemde zijspanwagen een aanhangwagen wordt voortbewogen
5.18.1 lid 4 VR
150
P
020
a
met het motorrijtuig meer dan één motorrijtuig of samenstel van voertuigen wordt voortbewogen
5.18.2 lid 1 VR
150
150
150
150
100
150
150
P
020
b
met het motorrijtuig een tweewielig motorrijtuig wordt voortbewogen
5.18.2 lid 2 VR
150
150
150
150
100
150
150
P
020
c
met het tweewielig motorrijtuig, de gelede bus of het samenstel van voertuigen, een motorrijtuig of een samenstel van voertuigen wordt voortbewogen
5.18.2 lid 3 VR
150
150
150
150
100
150
150
P
030
hij wordt gehinderd door passagiers, lading of op andere wijze
5.18.3 VR
150
150
150
150
100
150
150
60
60
60
150
150
150
150/100
60
60
P
031
in dat voertuig, waarin vervoer van een passagier in rolstoel plaatsvindt, losse voorwerpen die het risico op letsel bij een noodstop, aanrijding of botsing kunnen verhogen, aanwezig zijn
5.18.3 lid 2 VR
150
150
150
100
60
P
040
het niet zodanig is beladen dat hij voldoende uitzicht naar voren, opzij en naar achteren heeft
5.18.4 VR
150
150
150
150
100
150
150
60
60
60
P
050
het niet is voorzien van de vereiste buitenspiegels, indien het zicht door lading achter het voertuig of door een achter het voertuig gekoppelde aanhangwagen is beperkt
5.18.5 VR
150
150
150
150
100
150
150
60
60
het zodanig is beladen dat gevaar bestaat voor het van het voertuig vallen van de lading, te weten
5.18.6 lid 1 VR
P
060
a
- voertuig gebonden lading, zoals stophout, bezems, dekzeilen, spanbanden e.d.
240
240
240
240
160
240
240
95
95
95
240
240
240
240/160
95
95
P
061
de losse lading ten aanzien waarvan het gevaar bestaat dat deze of delen daarvan tijdens het rijden van het voertuig vallen niet deugdelijk is afgedekt
5.18.6 lid 2 VR
240
240
240
240
160
240
240
95
95
95
240
240
240
240/160
95
95
bij het vervoer van goederen aan de achterzijde van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig
5.18.7 lid 1 VR
P
070
a
- de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager
90
90
90
P
070
b
- de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd
90
90
90
P
070
c
- de lastdrager inclusief lading meer dan 0,20 m buiten de zijkanten uitsteekt
90
90
90
P
070
d
- meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd
90
90
90
P
070
e
- de lastdrager aan de achterzijde niet op de voorgeschreven wijze is voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet driehoekige rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers aangezien de verlichting en retroreflectoren van het voertuig worden afgeschermd
90
90
90
P
070
f
- de lastdrager niet is voorzien van een goed leesbare, van een goedkeuringsmerk voorziene en niet afgeschermde kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht aangezien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat wordt afgeschermd
90
90
90
P
070
g
- de koppelingsdruk van de op de trekhaak bevestigde lastdrager meer bedraagt dan voorgeschreven of meer dan 50 kg
60
60
60
P
070
h
- de lastdrager het wegdek kan raken
60
60
60
P
070
i
- de achter gebleven bevestigingsdelen van de lastdrager de bewegingsvrijheid van een aangekoppelde aanhangwagen beperken
60
60
60
bij het vervoer van goederen op het dak van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig
5.18.7 lid 2 VR
P
070
j
- de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager
90
90
90
P
070
k
- de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd
90
90
90
P
070
l
- de maximale daklast wordt overschreden
90
90
90
P
070
m
- meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd
90
90
90
P
080
de lading van voertuig scherpe delen heeft
5.18.8 VR
150
150
150
150
100
150
150
60
60
60
150
150
150
150/100
60
60
P
090
de opgeklapte delen niet deugdelijk vergrendeld zijn
5.18.9 VR
150
150
150
150
100
150
150
60
60
60
150
150
150
150/100
60
60
P
100
a
de aanhangwagen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorrijtuig
5.18.10 lid 1 VR
90
90/60
P
100
b
de aanhangwagen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat
5.18.10 lid 2-3 VR
90
90/60
1 - Afmetingen en massa's
Noot afmetingen: Als bij ondeelbare lading meer dan 1 afmeting wordt overschreden, dan wordt uitsluitend een mini-procesverbaal opgemaakt terzake de afmeting die het meest wordt overschreden.
De overige overschrijdingen worden als bevinding eveneens in het proces-verbaal vermeld. Indien sprake is van een exceptioneel transport, waar een ontheffing voor is afgegeven en die niet geldig is vanwege het overschrijden van een afmeting, het niet volgen van de voorgeschreven route of het rijden buiten de toegestane tijden, dan moeten de feitcodes P 131 g, h, P 142 d of P 150 d worden gebruikt
Lengte samenstel (onbeladen), c.q. indien geen sprake is van uitstekende lading
Noot: Lengte trekker met oplegger max. 16,50 m; vrachtauto met aanhangwagen max.18,75 m; personenauto/ driewielig motorvoertuig met aanhangwagen max. 18 m; samenstel kermis- /circusvoertuigen max. 24 m; rijdend werktuig met aanhangwagen 20 m; land- bosbouwtrekker/motorvoertuig beperkte snelheid met aanhangwagen 18 m
de maximum lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding
5.18.11 VR, 5.18.20 VR
P
111
a
- t/m 0,25 m
120
120
120
120
120
P
111
b
- van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m
180
180
180
180
180
Lengte deelbaar; uitstekende lading voorzijde
P
120
de lengte van het voertuig of samenstel van voertuigen, niet zijnde een samenstel van kermis- of circusvoertuigen, met inbegrip van de lading niet meer bedraagt dan de lengte van het voertuig of samenstel van voertuigen in onbeladen toestand vermeerderd met 1 m, waarbij de lading voor het voertuig uitsteekt
5.18.12 VR, 5.18.21 VR
90
90
90
90
90
90
90
Lengte deelbaar; uitstekende lading achterzijde
de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding
5.18.12 VR
P
121
a
- t/m 0,25 m
180
180
P
121
b
- van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m
270
270
P
121
h
de lading uitsluitend rust op de uitschuiflade of op de laadklep
5.18.12 lid 5 en 5.18.21 lid 3 VR
180
180
180
180
180
P
121
i
de op een voertuig gemonteerde afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur, die aan de achterzijde van dat voertuig uitsteekt en daardoor het zicht op de verlichting, reflectoren, richtingaanwijzers of kentekenplaat belemmert, niet aan de achterzijde op gelijke wijze als het betrokken voertuig is voorzien van verlichting, reflectoren, richtingaanwijzers of kentekenplaat van dat voertuig
5.18.12a VR
90
90
de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (stootbalk uitsluitend cat. 12, particulier gebruik), een overschrijding
5.18.12 VR, 5.18.21 VR
P
121
j
- t/m 0,75 m
90
90
90
90
90
90
90
P
121
k
- van meer dan 0,75 m
130
130
130
130
130
130
130
de lading van een beladen samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen,
5.18.13 lid 2 VR
P
130
f
- meer dan 2 m achter de aanhangwagen en meer dan 5 m achter de achterste as van de aanhangwagen uitsteekt
150
P
130
g
- meer dan 0,50 m voor de voorzijde van de bedrijfsauto uitsteekt
90
P
130
h
- die voor of meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt, aan de voor- of achterzijde niet is voorzien van een markering die voldoet aan de eisen
90
een beladen samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen, langer is dan 20,75 m, een overschrijding
5.18.13 lid 2 VR
P
130
i
- t/m 0,25 m
180
180
P
130
j
- van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m
270
270
Lengte; ondeelbare lading
de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen, niet zijnde een samenstel van kermis- of circusvoertuigen, met inbegrip van in lengte ondeelbare lading meer dan 3,5 m voor het hart van het stuurwiel uitsteekt, een overschrijding
5.18.13 VR
P
130
n
- t/m 0,25 m
180
180
180
P
130
o
- van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m
270
270
270
de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen, niet zijnde een samenstel van kermis- of circusvoertuigen
5.18.13 VR
P
130
c
- voor de voorzijde van de aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, uitsteekt
90
90
P
130
d
- die voor of meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt aan de voor- of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de eisen voldoet
90
90
90
90
90
de in lengte ondeelbare lading meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding
5.18.13 VR
P
131
a
- t/m 0,25 m
180
180
P
131
b
- van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m
270
270
P
131
f
de in lengte ondeelbare lading meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt (categorie 12 particulier gebruik)
5.18.13 VR
90
90
90
90
bij vervoer van lading die redelijkerwijs niet in de lengte deelbaar is, de lading van het voertuig of samenstel
5.18.21 VR
P
210
e
- meer dan 3,5 m voor het hart van het stuurwiel van het voertuig uitsteekt
90
90
90
P
210
f
- meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt, terwijl de achterzijde niet is voorzien van de vereiste markering
90
90
90
P
210
g
- meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt
90
90
90
Afstand achteras trekkend voertuig/achterzijde voertuig
P
190
c
de afstand van de achteras van de trekkende motorfiets tot de achterzijde van de aanhangwagen, met inbegrip van de lading, meer bedraagt dan 2,50 m
5.18.19 VR
60/-
P
270
d
de afstand van de achteras van de trekkende bromfiets tot de achterzijde van de aanhangwagen, met inbegrip van de lading, meer bedraagt dan 2 m
5.18.27 VR
-/60
Breedte; lading
Noot:De feitcodeserie P 141 geldt voor de categorieën 7, 8 en 14 voor alle lading. Bij deze categorieën wordt geen onderscheid gemaakt tussen deelbare en ondeelbare lading. Voor de overige categorieën betreft het uitsluitend deelbare lading.
P
140
e
de lading meer dan 0,20 m buiten elke zijkant van de personenauto of van het driewielig motorrijtuig, dat na 31-10-1997 in gebruik is genomen, uitsteekt
5.18.14 VR
90
90
het voertuig met inbegrip van de (deelbare) lading de maximum breedte overschrijdt, een overschrijding
5.18.14 lid 1 VR, 5.18.22 VR
P
141
a
- t/m 0,20 m
180
180
180
180
180
180
180
180
P
141
b
- van meer dan 0,20 m en t/m 0,45 m
270
270
270
270
270
270
270
270
P
190
a
de breedte of de hoogte van de gekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading meer bedraagt dan 1 m
5.18.19 VR
90/-
P
260
a
de bromfiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m
5.18.26 lid 1 VR
60
P
260
b
de bromfiets op meer dan twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 2 m
5.18.26 lid 2 VR
60
P
270
a
de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m
5.18.27 en 29 VR
-/60
35
P
280
a
de fiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 m
5.18.28 lid 1 VR
35
P
280
b
de fiets op meer dan twee wielen of voorzien van een zijspanwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1,50 m
5.18.28 lid 2 VR
35
het voertuig met inbegrip van de lading
P
300
a
- breder is dan 1,10 m
5.18.30 lid 1 VR
35
35
P
300
b
- breder is dan 1,50 m
5.18.30 lid 2 VR
35
P
300
c
- in bespannen toestand breder is dan 2,60 m of indien de lading bestaat uit losse veldgewassen breder is dan 3,50 m
5.18.30 lid 3 VR
35
Breedte; ondeelbare lading
P
140
d
de in de breedte ondeelbare lading, die meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt, niet is voorzien van de vereiste markering (geldt niet voor fietsen op een lastdrager)
5.18.14 lid 3 VR
90
90
90
90
90
het voertuig met inbegrip van de ondeelbare lading de maximum breedte overschrijdt, een overschrijding
5.18.14 lid 2 VR
P
142
a
- t/m 0,25 m
300
300
300
Hoogte
het voertuig met inbegrip van de lading hoger is dan 4 m, een overschrijding
5.18.15 VR, 5.18.23 VR
P
150
a
- t/m 0,10 m
300
300
300
300
300
300
300
300
P
270
b
de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading hoger is dan 1 m
5.18.27 VR
-/60
het voertuig met inbegrip van de lading
P
300
d
- hoger is dan 2 m
5.18.30 lid 4 VR
20
20
P
300
e
- hoger is dan 4 m
5.18.30 lid 5 VR
70
Massa
Noot De feiten, die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as, gelden uitsluitend voor particulieren. Indien er sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing (m.u.v. landbouwvoertuigen)
het voertuig zodanig is beladen dat de toegestane maximum last van enige as of enig asstel, dan wel de toegestane maximum massa of de som van de aslasten (uitgezonderd de aslasten van niet autonome aanhangwagens) wordt overschreden met
5.18.17 VR
P
170
a
- meer dan 10 % t/m 25 %
90
90
90
90
90
P
170
b
- meer dan 25 % t/m 50 %
130
130
130
130
130
P
170
c
- meer dan 50 % t/m 75 %
200
200
200
200
200
P
170
d
- meer dan 75 %
300
300
300
300
300
P
170
e
het voertuig zodanig is beladen dat de toegestane maximum last onder de koppeling wordt overschreden
5.18.17 VR
60
60
60
60
60
de totale massa van de aanhangwagen of de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen meer bedraagt dan in het kentekenregister of op het kentekenbewijs van het trekkend motorrijtuig is vermeld, een overschrijding van
5.18.18 VR
P
180
a
- meer dan 10 % t/m 25 %
90
90
P
180
b
- meer dan 25 % t/m 50 %
130
130
P
180
c
- meer dan 50 % t/m 75 %
200
200
P
180
d
- meer dan 75 %
300
300
P
180
da
- in dat kentekenregister of op dat kentekenbewijs is in het geheel geen waarde vermeld
300
300
de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximum massa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig (toegestane massa max. 3500 kg) aangebrachte identificatie kenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorrijtuig of meer dan de massa in bedrijfsklare toestand van het trekkend motorrijtuig indien het een personenauto betreft, een overschrijding met
5.18.18 VR
P
180
e
- meer dan 10 % t/m 25 %
90
90
P
180
f
- meer dan 25 % t/m 50 %
130
130
P
180
g
- meer dan 50 % t/m 75 %
200
200
P
180
h
- meer dan 75 %
300
300
de totale massa of de som van de aslasten van het samenstel van voertuigen meer bedraagt dan de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum massa, een overschrijding met
5.18.18 lid 2a VR
P
180
i
- meer dan 10 % t/m 25 %
90
90
90
P
180
j
- meer dan 25 % t/m 50 %
130
130
130
P
180
k
- meer dan 50 % t/m 75 %
200
200
200
P
180
l
- meer dan 75 %
300
300
300
de totale massa of som van de aslasten van het samenstel van voertuigen meer bedraagt dan vijf maal de maximum toegestane last onder de aangedreven as(sen) van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met
5.18.18 lid 2b VR
P
180
m
- meer dan 10 % t/m 25 %
90
90
90
P
180
n
- meer dan 25 % t/m 50 %
130
130
130
P
180
o
- meer dan 50 % t/m 75 %
200
200
200
P
180
p
- meer dan 75 %
300
300
300
P
181
a
de last onder de bestuurde as(sen) van een motorrijtuig in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voertuig in beladen toestand
5.18.18 VR
150
150
150
P
181
b
de last onder de bestuurde as(sen) van een gelede bus minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voorste deel van het motorrijtuig in beladen toestand
5.18.18 VR
150
P
181
c
de last onder de gestuurde as(sen), niet zijnde zelfsturende assen, van autonome aanhangwagens in beladen toestand, minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de aanhangwagen in beladen toestand
5.18.18 en 24 VR
150
150
150
P
181
d
de last onder de koppeling van opleggers in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de oplegger in beladen toestand
5.18.18 VR
150
P
190
b
de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de helft van de ledige massa van de trekkende motorfiets
5.18.19 VR
90/-
P
240
a
de last onder de bestuurde as(sen) van landbouw- of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid minder bedraagt dan 1/5 deel van de ledige massa
5.18.24 lid 1 VR
150
150
de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 12.000 kg meer bedraagt dan 1,5 maal de som van aslasten van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met
5.18.31 VR
P
310
a
- meer dan 10 % t/m 25 %
150
P
310
b
- meer dan 25 % t/m 50 %
220
P
310
e
de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een massa van niet meer dan 750 kg meer bedraagt dan 50 kg dan wel niet neerwaarts is gericht
5.18.31 VR
90
P
310
f
de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een toegestane massa van meer dan 750 kg minder bedraagt dan 1 % van de toegestane maximum massa van dat voertuig (de koppelingsdruk behoeft niet meer dan 50 kg te bedragen)
5.18.31 VR
90
P
270
c
de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de helft van de ledige massa van de trekkende bromfiets
5.18.27 VR
-/60
3 - Reminrichting
de aanhangwagen, niet is voorzien van een reminrichting, terwijl de massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan
5.18.33 VR
P
330
a
- de helft van de massa in bedrijfsklare toestand van de personenauto
150
150
P
330
b
- de helft van de ledige massa van de personenauto vermeerderd met 50 kg
150
150
P
330
c
- 750 kg
150
P
330
d
- de helft van de ledige massa van het trekkend bedrijfsvoertuig / driewielig motorrijtuig
150
150
P
340
a
de aanwezige reminrichting van de aanhangwagen niet in werking treedt bij het bedienen van de bedrijfsrem van het trekkend voertuig
5.18.34 lid 1 VR
150
150
150
P
340
b
de losbreekreminrichting niet op de vereiste wijze met het trekkend voertuig is verbonden
5.18.34 lid 2 VR
60
60
60
P
340
c
zonder dat de aanhangwagen en het trekkend voertuig, terwijl deze zijn uitgerust met een ABS- of EBS-systeem, via de ISO 7638 stekkers met elkaar zijn verbonden
5.18.34 lid 3 VR
150
niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt
5.18.35 lid 1 VR
P
350
a
- 0 t/m 0,5 m/s?
150
150
150
P
350
b
- 0,51 t/m 1,0 m/s?
220
220
220
P
350
c
- 1,01 t/m 1,5 m/s?
330
330
330
niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt
5.18.35 lid 1 VR
P
350
f
- 0 t/m 0,5 m/s?
240
de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt
5.18.35 lid 2 VR
P
351
a
- 0 t/m 0,5 m/s?
150
150
P
351
b
- 0,51 t/m 1,0 m/s?
220
220
P
351
c
- 1,01 t/m 1,5 m/s?
330
330
P
360
de parkeerrem het samenstel op een helling van 10 % niet in stilstand kan houden
5.18.36 VR
60
60
60
60
60
4 - Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen
P
370
een aanhangwagen wordt voortbewogen zonder dat iedere zijkant van het trekkend voertuig is voorzien van een zijrichtingaanwijzer
5.18.37 VR
60
60
60
60
60
P
380
de verlichtingsinstallatie van de aanhangwagen niet zodanig is aangesloten, dat de lichtsignalen overeenkomen met die van het trekkend voertuig
5.18.38 lid 1 VR
90
90
90
90/60
35
P
381
een aanhangwagen wordt voortbewogen door een bedrijfsauto en één van de voertuigen is aan de zijkant van het voertuig niet voorzien van een lijn- of contourmarkering
5.18.38 lid 2 VR
90
90
5 - Verbinding tussen voertuigen
P
540
de aanhangwagen niet middels een deugdelijke koppeling met het trekkend voertuig is verbonden
5.18.54 VR
150
150
150
150/100
60
P
550
het bewegen van de aanhangwagen ten opzichte van het trekkend voertuig wordt in een uiterste stand tot 90 graden begrensd door delen van de reminrichting, de elektrische installatie, de koppeling, besturingsonderdelen of, indien aanwezig, de hulpkoppeling
5.18.55 VR
60
60
P
560
a
het trekoog of de kogelkoppeling van de gekoppelde aanhangwagen niet nagenoeg horizontaal ligt op een horizontaal wegdek
5.18.56 lid 1 VR
90
90
P
560
b
de koppelinrichting op het trekkend voertuig niet verticaal beweegbaar is indien de gekoppelde aanhangwagen is voorzien van een trekdriehoek met verzet
5.18.56 lid 2 VR
60
60
60
P
560
c
geen hoekverdraaiing van de opleggerschotel naar boven en naar beneden mogelijk is indien het samenstel van trekker en oplegger zich op een horizontaal wegdek bevindt
5.18.56 lid 3 VR
60
P
570
de hulpkoppeling van een middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 1500 kg niet op de vereiste wijze is aangebracht
5.18.57 VR
60
60
P
580
de koppeling van de gekoppelde aanhangwagen geen bewegingen toelaat om een horizontale en een verticale as, loodrecht op de lengteas van het trekkend voertuig
5.18.58 VR
60/40
P
590
de gekoppelde aanhangwagen niet goed is verbonden
5.18.59 VR
35
6 - Diversen
P
600
het niet is voorzien van het vereiste bord of vlak met de aanduiding 45 op de achterzijde van de drie of meerwielige bromfiets met gesloten carrosserie
5.18.60 VR
40