Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet arbeid en zorg

 

Wet van 16 november 2001 tot vaststelling van regels voor het tot stand brengen van een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg in de ruimste zin (Wet arbeid en zorg)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels vast te stellen, waarin een nieuw evenwicht tot stand wordt gebracht tussen arbeid en zorg in de ruimste zin;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Algemene begrippen

Artikel 1 5
Tenzij anders is bepaald, wordt voor de toepassing van deze wet verstaan onder:
a
werkgever: degene die een ander krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid laat verrichten;
b
werknemer: de ander, bedoeld in onderdeel a;
c
winst uit onderneming: de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in paragraaf 3.2.4 van die wet, en de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in paragraaf 3.2.5, van die wet;
d
dienstbetrekking: een dienstbetrekking in de zin van de Ziektewet;
e
aanmerkelijk belang: aanmerkelijk belang, als bedoeld in hoofdstuk 4, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
f
inkomsten uit tegenwoordige arbeid: het gezamenlijke bedrag van:
1
het belastbaar loon uit tegenwoordige arbeid, bedoeld in afdeling 3.3, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
2
het belastbaar loon ter zake van het in Nederland verrichten van arbeid, bedoeld in afdeling 7.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
3
het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in afdeling 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoudens voor zover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001; en
4
het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden in Nederland, bedoeld in afdeling 7.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoudens voor zover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Het begrip loon

Artikel 1 5
1
Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
2
Voor de toepassing van deze wet is sprake van ongehuwd samenwonen als twee ongehuwde personen een gezamenlijke huishouding voeren. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in de eerste volzin is sprake indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding danwel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
Overige begrippen

Artikel 1 5
1
Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
a
Arbeidsongeschiktheidsfonds: het fonds, bedoeld in artikel 112 van de Wet financiering sociale verzekeringen;
b
Algemeen Werkloosheidsfonds: het fonds, bedoeld in artikel 93 van de Wet financiering sociale verzekeringen;
c
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
d
Centrale organisatie werk en inkomen: de Centrale organisatie werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
e
militaire ambtenaar: de militaire ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Militaire Ambtenarenwet 1931;
f
Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2
Voor de toepassing van deze wet is sprake van ongehuwd samenwonen als twee ongehuwde personen een gezamenlijke huishouding voeren. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in de eerste volzin is sprake indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding danwel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
3
Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder levensbedreigend ziek: de gezondheidssituatie die zo ernstig is dat volgens objectieve medische maatstaven het leven van de persoon op korte termijn ernstig gevaar loopt.
Gelijkstelling met een collectieve arbeidsovereenkomst

Artikel 1 5
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt met een collectieve arbeidsovereenkomst gelijkgesteld een regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.
Werkingsduur, regeling bestuursorgaan of regeling met ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging

Artikel 1 5
Voor de toepassing van de artikelen 4:7 en 5:16 geldt een afwijkende regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan of een afwijkende regeling waaromtrent de werkgever schriftelijk overeenstemming heeft bereikt met de ondernemingsraad, of bij het ontbreken daarvan, met de personeelsvertegenwoordiging, voor vijf jaren vanaf het tijdstip waarop die regeling ingaat, indien geen termijn van ten hoogste vijf jaren is bepaald. Indien geen termijn is bepaald gaat bij wijziging van de regeling waarvan de in de eerste zin bedoelde afwijking deel uitmaakt binnen het in die zin bedoelde tijdvak, ten aanzien van de afwijking een nieuw tijdvak in op het tijdstip van inwerkingtreding van de wijziging.

Hoofdstuk 2. Aanpassing arbeidsduur
Gereserveerd

Hoofdstuk 3. Zwangerschap, bevalling, adoptie en pleegzorg
Afdeling 1. Het recht op verlof in verband met zwangerschap, bevalling, adoptie en pleegzorg
1
. Verlofvorm
Zwangerschaps- en bevallingsverlof

Artikel 3 2
1
De werknemer heeft in verband met de adoptie van een kind recht op verlof zonder behoud van loon.
2
Het recht op verlof in verband met adoptie bestaat gedurende een tijdvak van achttien weken en bedraagt ten hoogste vier aaneengesloten weken. Het recht bestaat vanaf twee weken vóór de eerste dag dat de feitelijke opneming ter adoptie een aanvang heeft genomen of zal nemen, zoals die dag is aangeduid in een door de werknemer aan de werkgever overgelegd document waaruit blijkt dat een kind ter adoptie is of zal worden opgenomen.
3
Indien als gevolg van een adoptieverzoek tegelijkertijd twee of meer kinderen feitelijk ter adoptie worden opgenomen, bestaat het recht op verlof slechts ten aanzien van één van die kinderen.
4
Het eerste, tweede en derde lid en de artikelen 3:3, tweede lid, 3:4 en 3:5 zijn van overeenkomstige toepassing op de werknemer die een pleegkind opneemt als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, onder d.
Adoptieverlof

Artikel 3 2
1
De werknemer heeft in verband met de adoptie van een kind recht op verlof zonder behoud van loon.
2
Het recht op verlof in verband met adoptie bestaat gedurende een tijdvak van achttien weken en bedraagt ten hoogste vier aaneengesloten weken. Het recht bestaat vanaf twee weken vóór de eerste dag dat de feitelijke opneming ter adoptie een aanvang heeft genomen of zal nemen, zoals die dag is aangeduid in een door de werknemer aan de werkgever overgelegd document waaruit blijkt dat een kind ter adoptie is of zal worden opgenomen.
3
Indien als gevolg van een adoptieverzoek tegelijkertijd twee of meer kinderen feitelijk ter adoptie worden opgenomen, bestaat het recht op verlof slechts ten aanzien van één van die kinderen.
4
Het eerste, tweede en derde lid en de artikelen 3:3, tweede lid, 3:4 en 3:5 zijn van overeenkomstige toepassing op de werknemer die een pleegkind opneemt als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, onder d.
2
Melding
Meldingsverplichting

Artikel 3 3
1
De vrouwelijke werknemer meldt aan de werkgever:
a
de dag met ingang waarvan zij het zwangerschapsverlof opneemt uiterlijk drie weken voor die dag;
b
haar bevalling uiterlijk op de tweede dag volgend op die van de bevalling.
2
De werknemer meldt aan de werkgever het opnemen van het verlof in verband met adoptie zo mogelijk uiterlijk drie weken voor de dag van ingang van het verlof onder opgave van de omvang van het verlof. Bij de melding worden documenten gevoegd waaruit blijkt dat een kind ter adoptie is of zal worden opgenomen.
3
Nadere voorschriften
Compensatie met vakantie-aanspraken

Artikel 3 4
Dagen of gedeelten van dagen waarop de werknemer zijn arbeid niet verricht wegens het verlof, bedoeld in de artikelen 3:1en 3:2, kunnen niet worden aangemerkt als vakantie.
4
Mate van gebondenheid

Artikel 3 5
1
Behoudens het tweede lid kan van deze afdeling niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
2
In geval van buitengewone omstandigheden als bedoeld in de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan Onze Minister van Defensie voor de militaire ambtenaar afwijken of doen afwijken van de artikelen 3:1 en 3:2.
Afdeling 2. Uitkering in verband met zwangerschap, bevalling, adoptie en pleegzorg
1
. De werknemer en de gelijkgestelde
Begrippen werknemer, gelijkgestelde en werkgever

Artikel 3 16
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Ziektewet en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
a
ter zake van het recht op uitkering: de artikelen 19a en 19b;
b
ter zake van herziening of intrekking: artikel 30a;
1
op grond van de Eerste Afdeling, Paragraaf 2, van de Ziektewet, met uitzondering van artikel 8a, wel werknemer in de zin van die wet is, of
2
op grond van hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen recht heeft op de loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten;
c
ter zake van overlijden: de artikelen 1, tweede tot en met zevende lid, en 35;
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
a
werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1:1, onderdeel b, die vrijwillig verzekerd is als bedoeld in de Tweede Afdeling, Hoofdstuk IV, van de Ziektewet;
b
gelijkgestelde: degene die geen werknemer is als bedoeld in onderdeel a doch wel vrijwillig verzekerd is als bedoeld in de Tweede Afdeling, Hoofdstuk IV, van de Ziektewet.
Recht op uitkering voor de werknemer

Artikel 3 16
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Ziektewet en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
Recht op uitkering in verband met zwangerschap en bevalling voor de vrouwelijke gelijkgestelde

Artikel 3 16
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Ziektewet en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
3
In afwijking van het eerste lid, zijn op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, de artikelen 43 en 56 van de Ziektewet niet van overeenkomstige toepassing en zijn van artikel 55 van de Ziektewet alleen de eerste volzin van het eerste lid en het zevende lid van overeenkomstige toepassing. Op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in de eerste volzin, is artikel 67 van de Ziektewet van overeenkomstige toepassing.
4
Artikel 35, derde lid, van de Ziektewet is van overeenkomstige toepassing ongeacht of het recht op uitkering met ingang van de dag na het overlijden binnen een maand zou zijn geëindigd.
Recht op uitkering in verband met adoptie of pleegzorg voor de gelijkgestelde

Artikel 3 16
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Ziektewet en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
3
In afwijking van het eerste lid, zijn op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, de artikelen 43 en 56 van de Ziektewet niet van overeenkomstige toepassing en zijn van artikel 55 van de Ziektewet alleen de eerste volzin van het eerste lid en het zevende lid van overeenkomstige toepassing. Op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in de eerste volzin, is artikel 67 van de Ziektewet van overeenkomstige toepassing.
4
Artikel 35, derde lid, van de Ziektewet is van overeenkomstige toepassing ongeacht of het recht op uitkering met ingang van de dag na het overlijden binnen een maand zou zijn geëindigd.
Recht op uitkering bij nawerking

Artikel 3 16
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Ziektewet en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
3
In afwijking van het eerste lid, zijn op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, de artikelen 43 en 56 van de Ziektewet niet van overeenkomstige toepassing en zijn van artikel 55 van de Ziektewet alleen de eerste volzin van het eerste lid en het zevende lid van overeenkomstige toepassing. Op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in de eerste volzin, is artikel 67 van de Ziektewet van overeenkomstige toepassing.
De aanvraag van uitkering via de werkgever

Artikel 3 16
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Ziektewet en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
a
ter zake van het recht op uitkering: de artikelen 19a en 19b;
b
ter zake van herziening of intrekking: artikel 30a;
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
3
In afwijking van het eerste lid, zijn op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, de artikelen 43 en 56 van de Ziektewet niet van overeenkomstige toepassing en zijn van artikel 55 van de Ziektewet alleen de eerste volzin van het eerste lid en het zevende lid van overeenkomstige toepassing. Op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in de eerste volzin, is artikel 67 van de Ziektewet van overeenkomstige toepassing.
De rechtstreekse aanvraag van uitkering

Artikel 3 16
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Ziektewet en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
3
In afwijking van het eerste lid, zijn op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, de artikelen 43 en 56 van de Ziektewet niet van overeenkomstige toepassing en zijn van artikel 55 van de Ziektewet alleen de eerste volzin van het eerste lid en het zevende lid van overeenkomstige toepassing. Op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in de eerste volzin, is artikel 67 van de Ziektewet van overeenkomstige toepassing.
4
Artikel 35, derde lid, van de Ziektewet is van overeenkomstige toepassing ongeacht of het recht op uitkering met ingang van de dag na het overlijden binnen een maand zou zijn geëindigd.
De hoogte van de uitkering

Artikel 3 16
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Ziektewet en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
3
In afwijking van het eerste lid, zijn op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, de artikelen 43 en 56 van de Ziektewet niet van overeenkomstige toepassing en zijn van artikel 55 van de Ziektewet alleen de eerste volzin van het eerste lid en het zevende lid van overeenkomstige toepassing. Op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in de eerste volzin, is artikel 67 van de Ziektewet van overeenkomstige toepassing.
De uitbetaling van de uitkering

Artikel 3 16
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Ziektewet en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
3
In afwijking van het eerste lid, zijn op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, de artikelen 43 en 56 van de Ziektewet niet van overeenkomstige toepassing en zijn van artikel 55 van de Ziektewet alleen de eerste volzin van het eerste lid en het zevende lid van overeenkomstige toepassing. Op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in de eerste volzin, is artikel 67 van de Ziektewet van overeenkomstige toepassing.
Financiering

Artikel 3 16
De op grond van deze paragraaf te betalen uitkeringen en de uitvoeringskosten met betrekking tot die uitkeringen komen ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds met uitzondering van hetgeen op grond van artikel 108, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wet financiering sociale verzekeringen ten laste komt van het Uitvoeringsfonds voor de overheid, bedoeld in artikel 106 van die wet.
Van overeenkomstige toepassing zijnde artikelen

Artikel 3 16
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Ziektewet en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
a
ter zake van het recht op uitkering: de artikelen 19a en 19b;
b
ter zake van herziening of intrekking: artikel 30a;
c
ter zake van overlijden: de artikelen 1, tweede tot en met zevende lid, en 35;
d
ter zake van oproeping en ondervraging: artikel 37;
e
ter zake van ontheffing in verband met gemoedsbezwaren: artikel 43;
f
ter zake van maatregelen: artikel 45, eerste lid, onderdelen e, h, i en j, en tweede tot en met zesde lid;
g
ter zake van de inlichtingenverplichting: artikel 49;
h
ter zake van de uitvoering: de artikelen 51, 53 tot en met 56 en 59;
i
ter zake van de termijn waarbinnen op het bezwaarschrift moet zijn beslist: artikel 74;
j
ter zake van het beroep in cassatie: artikel 75c;
k
ter zake van strafbepalingen: artikel 81;
l
ter zake van de toepasselijkheid van de Algemene termijnenwet: artikel 89;
m
ter zake van terugvordering: de artikelen 33 tot en met 34a;
n
ter zake van vervreemding, verpanding en volmacht tot ontvangst: artikel 50;
o
ter zake van boeten: de artikelen 45a tot en met 45g.
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
3
In afwijking van het eerste lid, zijn op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, de artikelen 43 en 56 van de Ziektewet niet van overeenkomstige toepassing en zijn van artikel 55 van de Ziektewet alleen de eerste volzin van het eerste lid en het zevende lid van overeenkomstige toepassing. Op de werknemer en de gelijkgestelde, bedoeld in de eerste volzin, is artikel 67 van de Ziektewet van overeenkomstige toepassing.
4
Artikel 35, derde lid, van de Ziektewet is van overeenkomstige toepassing ongeacht of het recht op uitkering met ingang van de dag na het overlijden binnen een maand zou zijn geëindigd.
2
De zelfstandige en de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst

Artikel 3 27
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
a
ter zake van het recht op uitkering: de artikelen 7a, 7b, 19, vierde en vijfde lid, 19a, 21a en 21b;
b
ter zake van herziening of intrekking: artikel 18;
1
in Nederland woont en die winst uit onderneming geniet, tenzij hij de onderneming niet voor eigen rekening feitelijk drijft;
2
niet in Nederland woont en die belastbare winst uit onderneming geniet als bedoeld in afdeling 7.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001, tenzij hij de onderneming niet voor eigen rekening feitelijk drijft;
3
anders dan uit dienstbetrekking inkomsten uit tegenwoordige arbeid geniet;
4
anders dan in dienstbetrekking arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij een aanmerkelijk belang heeft;
5
directeur-grootaandeelhouder is en het werk tot stand brengt uitsluitend voor rekening en risico van de onderneming van de rechtspersoon waarvan hij directeur-grootaandeelhouder is;
6
anders dan in dienstbetrekking of als zelfstandige als bedoeld in de onderdelen 1° tot en met 5° meewerkt in de onderneming van een echtgenoot of geregistreerde partner.
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
Recht op uitkering voor de zelfstandige en de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst

Artikel 3 27
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 56 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen is van overeenkomstige toepassing op een uitkering op grond van deze paragraaf met uitzondering van de uitkering ter zake van vervanging.
4
Ter zake van overlijden zijn de artikelen 1, tweede tot en met zevende lid, 61 en 67, onderdeel b, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:
5
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen handelt overeenkomstig artikel 45 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen indien de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst zich niet houdt aan het voorschrift, bedoeld in artikel 3:22, eerste lid.
6
Op de instelling, bedoeld in artikel 3:21, tweede lid, onderdeel b, is artikel 70, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen van overeenkomstige toepassing.
7
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden afgeweken van het zesde lid ten aanzien van:
a
vreemdelingen die rechtmatig in Nederland arbeid verrichten, dan wel hebben verricht;
b
vreemdelingen die, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig in Nederland verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder g of h, van de Vreemdelingenwet 2000.
8
Zo nodig in afwijking van het zesde en het zevende lid en de daarop berustende bepalingen, bestaat recht op een uitkering voor de persoon voor wie dit recht voortvloeit uit de toepassing van bepalingen van een verdrag of van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie en bestaat geen recht op een uitkering voor de persoon op wie op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie de wetgeving van een andere mogendheid van toepassing is.
9
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in afwijking van het zesde lid en van artikel 3:17, eerste lid, uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan de kring van verzekerden.
[Vervallen per 01-08-2004]

Artikel 3 27
[Vervallen per 01-08-2004]

Artikel 3 27
Uitkering terzake van vervanging

Artikel 3 27
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
a
indien ter vervanging van de vrouwelijke zelfstandige of vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst een persoon werkzaam is gedurende de periode dat het recht op uitkering bestaat, en
b
de persoon die als vervanger werkzaam is, ter beschikking wordt gesteld door een rechtspersoonlijkheid bezittende instelling, die zich krachtens haar statuten ten doel stelt arbeidskrachten ter beschikking te stellen.
Aanvraag van uitkering

Artikel 3 27
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
a
ter zake van het recht op uitkering: de artikelen 7a, 7b, 19, vierde en vijfde lid, 19a, 21a en 21b;
b
ter zake van herziening of intrekking: artikel 18;
c
ter zake van de vakantie-uitkering: de artikelen 25 tot en met 27, 40 en 60;
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
De hoogte van de uitkering

Artikel 3 27
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 56 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen is van overeenkomstige toepassing op een uitkering op grond van deze paragraaf met uitzondering van de uitkering ter zake van vervanging.
De hoogte van de uitkering terzake van vervanging

Artikel 3 27
De uitkering ter zake van vervanging bedraagt de grondslag, bedoeld in artikel 3:23, eerste lid, vermeerderd met het bedrag aan premies en aan vergoeding als bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij uitbetaling als uitkering in verband met zwangerschap en bevalling daarover verschuldigd zou zijn.
De uitbetaling van de uitkering

Artikel 3 27
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 56 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen is van overeenkomstige toepassing op een uitkering op grond van deze paragraaf met uitzondering van de uitkering ter zake van vervanging.
4
Ter zake van overlijden zijn de artikelen 1, tweede tot en met zevende lid, 61 en 67, onderdeel b, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:
Financiering

Artikel 3 27
De op grond van deze paragraaf te betalen uitkeringen en de uitvoeringskosten met betrekking tot die uitkeringen komen ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
Van overeenkomstige toepassing zijnde artikelen

Artikel 3 27
1
Met betrekking tot een uitkering op grond van deze paragraaf zijn de volgende artikelen van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de op die artikelen berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
a
ter zake van het recht op uitkering: de artikelen 7a, 7b, 19, vierde en vijfde lid, 19a, 21a en 21b;
b
ter zake van herziening of intrekking: artikel 18;
c
ter zake van de vakantie-uitkering: de artikelen 25 tot en met 27, 40 en 60;
d
ter zake van oproeping en ondervraging: de artikelen 41, eerste lid, en 42;
e
ter zake van maatregelen: de artikelen 45, 46, onderdeel d, en 47;
f
ter zake van de inlichtingenverplichting: artikel 70;
g
ter zake van de uitvoering: artikel 81;
h
ter zake van de termijn waarbinnen op het bezwaarschrift moet zijn beslist: artikel 96, eerste lid;
i
ter zake van het beroep in cassatie: artikel 98;
j
ter zake van strafbepalingen: artikel 100;
k
ter zake van terugvordering: artikel 63, met dien verstande dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat, in afwijking van het eerste lid van dat artikel, onder bij dat besluit te bepalen omstandigheden, een uitkering ter zake van vervanging niet wordt teruggevorderd;
l
ter zake van vervreemding, verpanding en volmacht tot ontvangst: artikel 66;
m
ter zake van boeten: de artikelen 48 tot en met 54.
2
De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 56 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen is van overeenkomstige toepassing op een uitkering op grond van deze paragraaf met uitzondering van de uitkering ter zake van vervanging.
4
Ter zake van overlijden zijn de artikelen 1, tweede tot en met zevende lid, 61 en 67, onderdeel b, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:
a
het derde lid van artikel 61 wordt toegepast ongeacht of het recht op uitkering met ingang van de dag na het overlijden binnen een maand zou zijn geëindigd;
b
indien een uitkering is toegekend in de vorm van een uitkering ter zake van vervanging, de overlijdensuitkering wordt betaald overeenkomstig het eerste lid van artikel 61, als was de uitkering toegekend als uitkering in verband met zwangerschap en bevalling of adoptie. Het zevende lid van artikel 61 blijft daarbij buiten toepassing.
5
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen handelt overeenkomstig artikel 45 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen indien de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst zich niet houdt aan het voorschrift, bedoeld in artikel 3:22, eerste lid.
6
Op de instelling, bedoeld in artikel 3:21, tweede lid, onderdeel b, is artikel 70, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen van overeenkomstige toepassing.
3
Slotbepalingen
Controlevoorschriften

Artikel 3 30
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan controlevoorschriften vaststellen. Deze voorschriften mogen niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van deze afdeling.
Samenloop

Artikel 3 30
1
Op de zelfstandige, bedoeld in artikel 3:17, onderdeel a, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van de Wet einde toegang verzekering WAZ, van wie de vermoedelijke of feitelijke bevallingsdatum valt binnen 40 weken na de inwerkingtreding van dat artikel dan wel die binnen 40 weken na de inwerkingtreding van dat artikel feitelijk een kind ter adoptie of pleegzorg heeft opgenomen, blijft hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van de Wet einde toegang verzekering WAZ van toepassing met betrekking tot die bevalling dan wel die opneming.
Indien een persoon over dezelfde periode op grond van dezelfde paragraaf zowel recht heeft op een uitkering in verband met adoptie als op een uitkering in verband met pleegzorg wordt hem de uitkering in verband met pleegzorg of ter zake van vervanging in verband met pleegzorg niet uitbetaald.
2
Indien een persoon over dezelfde periode zowel recht heeft op een uitkering op grond van paragraaf 1 als op een uitkering op grond van paragraaf 2 van deze afdeling, wordt hem de uitkering op grond van paragraaf 2 uitbetaald voorzover deze de uitkering op grond van paragraaf 1 van deze afdeling overtreft. Indien de uitkering op grond van paragraaf 1 geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd op grond van enig handelen of nalaten dat de betrokkene kan worden verweten, wordt voor de toepassing van dit lid die uitkering in aanmerking genomen alsof die weigering niet heeft plaatsgevonden.
3
Indien een vrouwelijke zelfstandige of een vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst over eenzelfde periode zowel recht heeft op een uitkering op grond van paragraaf 1, als op een uitkering op grond van paragraaf 2 van deze afdeling, worden haar, in afwijking van het tweede lid, zowel de uitkering op grond van zowel paragraaf 1, als de uitkering op grond van paragraaf 2 uitbetaald, mits de vrouwelijke zelfstandige of de vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst niet vrijwillig verzekerd is als bedoeld in de Tweede Afdeling, Hoofdstuk IV, van de Ziektewet en voor zover:
a
werkzaamheden als vrouwelijke zelfstandige of vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst worden verricht; en
b
de uitkering op grond van paragraaf 1 en de uitkering op grond van paragraaf 2 samen niet meer bedragen dan 100% van de som van de inkomsten uit of in verband met arbeid die de vrouwelijke zelfstandige of de vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst ontving op de dag direct voorafgaande aan de dag waarop recht op uitkering op grond van afdeling 2, paragraaf 1, en de uitkering op grond van afdeling 2, paragraaf 2, ontstaat.
4
Indien een gelijkgestelde als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, over dezelfde periode tevens uit andere hoofde recht heeft op één of meerdere uitkeringen op grond van paragraaf 1, wordt de uitkering van die gelijkgestelde uitbetaald voorzover deze uitkering samen met de andere uitkeringen niet meer bedraagt dan 100% van het dagloon dat ten grondslag ligt aan de loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
5
Indien een persoon over dezelfde periode zowel recht heeft op een uitkering op grond van paragraaf 1 van deze afdeling als op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt eerstgenoemde uitkering uitbetaald voorzover deze samen met de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet meer bedraagt dan het hoogste van de daglonen, die aan die uitkeringen ten grondslag liggen.
6
Indien een persoon over dezelfde periode zowel recht heeft op een uitkering op grond van paragraaf 2 van deze afdeling als op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, wordt:
a
indien de grondslag van de eerstgenoemde uitkering lager is dan de grondslag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of daaraan gelijk is, de eerstgenoemde uitkering uitbetaald voorzover deze samen met de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet meer bedraagt dan de grondslag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering;
b
indien de grondslag van de eerstgenoemde uitkering hoger is dan de grondslag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, de eerstgenoemde uitkering uitbetaald voorzover deze samen met de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet meer bedraagt dan de grondslag van de eerstgenoemde uitkering;
c
indien het recht op eerstgenoemde uitkering ontstaat in het tijdvak van 52 weken bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, in afwijking van de onderdelen a en b, de eerstgenoemde uitkering uitbetaald voorzover deze de arbeidsongeschiktheidsuitkering overtreft.
7
Voor de toepassing van het derde tot en met vijfde lid wordt onder arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, uitkering op grond van paragraaf 1 van deze afdeling en uitkering op grond van paragraaf 2 van deze afdeling tevens verstaan de vakantie-uitkering waarop uit hoofde van die arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en die uitkeringen recht bestaat, voor zover die vakantie-uitkering over dezelfde periode is berekend.
8
Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd op grond van enig handelen of nalaten dat de betrokkene kan worden verweten, wordt voor de toepassing van het vierde en vijfde lid de arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking genomen alsof die weigering niet heeft plaatsgevonden.
Overgangsrecht zelfstandigen en beroepsbeoefenaren op arbeidsovereenkomst

Artikel 3 30
1
Op de zelfstandige, bedoeld in artikel 3:17, onderdeel a, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van de Wet einde toegang verzekering WAZ, van wie de vermoedelijke of feitelijke bevallingsdatum valt binnen 40 weken na de inwerkingtreding van dat artikel dan wel die binnen 40 weken na de inwerkingtreding van dat artikel feitelijk een kind ter adoptie of pleegzorg heeft opgenomen, blijft hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van de Wet einde toegang verzekering WAZ van toepassing met betrekking tot die bevalling dan wel die opneming.
2
Op de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 3:17, onderdeel b, zoals dat onderdeel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van de Wet einde toegang verzekering WAZ, die binnen 40 weken na de inwerkingtreding van dat artikel feitelijk een kind ter adoptie of pleegzorg heeft opgenomen, blijft hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2, zoals dat luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van de Wet einde toegang verzekering WAZ van toepassing met betrekking tot die opneming.
3
In afwijking van het eerste en tweede lid komen de onder toepassing van dit artikel te betalen uitkeringen en de uitvoeringskosten met betrekking tot die uitkeringen ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.

Hoofdstuk 4. Calamiteiten- en ander kort verzuimverlof
1
Verlofvormen
Calamiteiten- en ander kort verzuimverlof

Artikel 4 2
1
De werknemer heeft recht op verlof met behoud van loon voor een korte, naar billijkheid te berekenen tijd, wanneer hij zijn arbeid niet kan verrichten wegens:
a
zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden;
b
een door wet of overheid, zonder geldelijke vergoeding, opgelegde verplichting, waarvan de vervulling niet in zijn vrije tijd kon plaatsvinden;
c
de uitoefening van het actief kiesrecht.
2
Onder zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden worden in ieder geval begrepen:
a
de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner of de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont;
b
het overlijden en de lijkbezorging van een van zijn huisgenoten of een van zijn bloed- en aanverwanten in de rechte lijn en in de tweede graad van de zijlijn.
Kraamverlof

Artikel 4 2
Na de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner, de persoon met wie hij ongehuwd samenwoont of degene van wie hij het kind erkent, heeft de werknemer gedurende een tijdvak van vier weken recht op verlof met behoud van loon voor twee dagen waarop hij arbeid pleegt te verrichten. Het recht bestaat vanaf de eerste dag dat het kind feitelijk op hetzelfde adres als de moeder woont.
2
Melding en informatie
Meldingsverplichting

Artikel 4 4
1
De werknemer meldt vooraf aan de werkgever dat hij het verlof, bedoeld in de artikelen 4:1 en 4:2, opneemt onder opgave van de reden. Indien dit niet mogelijk is, meldt de werknemer het opnemen van het verlof zo spoedig mogelijk aan de werkgever onder opgave van de reden.
2
Het verlof van de militaire ambtenaar vangt niet aan of eindigt in ieder geval zodra de werkgever aan hem kenbaar maakt dat hij tegen het opnemen van het verlof onderscheidenlijk de voortzetting daarvan een zodanig zwaarwegend dienstbelang heeft, dat het belang van de militaire ambtenaar daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
Informatieverplichting

Artikel 4 4
De werkgever kan achteraf van de werknemer verlangen dat hij aannemelijk maakt dat hij zijn arbeid niet heeft kunnen verrichten wegens een van de redenen genoemd in de artikelen 4:1 en 4:2.
3
Loonvoorschriften

Artikel 4 5
1
Indien de werknemer op grond van enige wettelijk voorgeschreven verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is overeengekomen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling, een geldelijke uitkering toekomt, wordt het loon verminderd met het bedrag van die uitkering.
2
Het loon wordt verminderd met het bedrag van de door de werkgever vergoede onkosten die de werknemer door het niet verrichten van zijn arbeid heeft bespaard.
4
Nadere voorschriften
Compensatie met vakantie-aanspraken

Artikel 4 6
1
Dagen of gedeelten van dagen waarop de werknemer zijn arbeid niet verricht wegens het verlof, bedoeld in artikel 4:1, kunnen slechts indien in een voorkomend geval de werknemer ermee instemt worden aangemerkt als vakantie, met dien verstande dat de werknemer ten minste recht houdt op het wettelijk minimum aan vakantie-aanspraken.
2
Dagen of gedeelten van dagen waarop de werknemer zijn arbeid niet verricht wegens het verlof, bedoeld in artikel 4:2, kunnen niet worden aangemerkt als vakantie.
5
Mate van gebondenheid
Recht met afwijkingsmogelijkheden

Artikel 4 7
Van artikel 4:1, voor wat betreft de loonbetaling, en de artikelen 4:2 tot en met 4:6 kan uitsluitend ten nadele van de werknemer worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan dan wel, indien geen collectieve arbeidsovereenkomst of regeling van toepassing is of terzake geen bepaling bevat, indien de werkgever terzake schriftelijke overeenstemming heeft bereikt met de ondernemingsraad of, bij het ontbreken daarvan, met de personeelsvertegenwoordiging, met dien verstande dat de werknemer bij afwijking van artikel 4:6 ten minste recht houdt op het wettelijke minimum aan vakantie-aanspraken.

Hoofdstuk 5. Kort- en langdurend zorgverlof
Afdeling 1. Kortdurend zorgverlof
1
. Verlofvorm
Kortdurend zorgverlof

Artikel 5 2
1
De werknemer heeft recht op verlof voor de noodzakelijke verzorging in verband met ziekte van een persoon als bedoeld in het tweede lid.
2
Onder een persoon als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan:
a
de echtgenoot, de geregistreerde partner of de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont;
b
een inwonend kind tot wie de werknemer als ouder in een familierechtelijke betrekking staat;
c
een inwonend kind van de echtgenoot, de geregistreerde partner of de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont;
d
een pleegkind dat blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als de werknemer en door hem in diens gezin duurzaam wordt verzorgd en opgevoed op basis van een pleegcontract als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg;
e
een bloedverwant in de eerste graad, niet zijnde een kind.
Duur verlof

Artikel 5 2
Het verlof bedraagt in elke periode van 12 achtereenvolgende maanden ten hoogste twee maal de arbeidsduur per week. De periode van 12 maanden gaat in op de eerste dag waarop het verlof wordt genoten.
2
Melding en informatie
Meldingsverplichting

Artikel 5 5
De werknemer meldt vooraf aan de werkgever dat hij het verlof, bedoeld in artikel 5:1 opneemt onder opgave van de reden. Indien dit niet mogelijk is, meldt de werknemer het opnemen van het verlof zo spoedig mogelijk aan de werkgever onder opgave van de reden. Bij die melding geeft de werknemer ook de omvang, de wijze van opneming en de vermoedelijke duur van het verlof aan.
Ingang verlof/zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang

Artikel 5 5
1
Het verlof gaat in op het tijdstip waarop de werknemer het opnemen ervan meldt aan de werkgever.
2
Het verlof vangt niet aan of eindigt in ieder geval zodra de werkgever aan de werknemer kenbaar maakt dat hij tegen het opnemen van het verlof onderscheidenlijk de voortzetting daarvan een zodanig zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang heeft, dat het belang van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
3
Een werkgever die nadat een melding door de werknemer, niet zijnde een militaire ambtenaar, hem bereikt heeft en naar aanleiding daarvan geen beroep doet op een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang, kan dit nadien evenmin.
Informatieverplichting

Artikel 5 5
De werkgever kan achteraf van de werknemer verlangen dat hij aannemelijk maakt dat hij zijn arbeid niet heeft verricht in verband met de noodzakelijke verzorging van een persoon als bedoeld in artikel 5:1.
3
Loonvoorschriften
Loondoorbetaling

Artikel 5 7
1
Indien de werknemer op grond van enige wettelijk voorgeschreven verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is overeengekomen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling, een geldelijke uitkering toekomt, wordt het loon verminderd met het bedrag van die uitkering.
2
Het loon wordt verminderd met het bedrag van de door de werkgever vergoede onkosten die de werknemer door het niet verrichten van zijn arbeid heeft bespaard.
Nadere loonvoorschriften

Artikel 5 7
1
Indien de werknemer op grond van enige wettelijk voorgeschreven verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is overeengekomen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling, een geldelijke uitkering toekomt, wordt het loon verminderd met het bedrag van die uitkering.
2
Het loon wordt verminderd met het bedrag van de door de werkgever vergoede onkosten die de werknemer door het niet verrichten van zijn arbeid heeft bespaard.
4
Nadere voorschriften
Samenloop

Artikel 5 8
Indien zowel de in artikel 4:1 als de in artikel 5:1 gestelde voorwaarden worden vervuld, eindigt het in artikel 4:1 bedoelde verlof na één dag.
Afdeling 2. Langdurend zorgverlof
1
. Verlofvorm
Langdurend zorgverlof

Artikel 5 10
De werknemer heeft recht op verlof zonder behoud van loon voor de verzorging van een persoon, die levensbedreigend ziek is, indien het betreft:
a
de echtgenoot, de geregistreerde partner of de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont;
b
een kind tot wie de werknemer of de persoon bedoeld in onderdeel a als ouder in een familierechtelijke betrekking staat, dan wel een pleegkind van de werknemer als bedoeld in artikel 5:1, eerste lid, onderdeel d;
c
een bloedverwant in de eerste graad van de werknemer.
Omvang, duur en invulling verlof

Artikel 5 10
1
Het verlof bedraagt in elke periode van twaalf achtereenvolgende maanden ten hoogste zes maal de arbeidsduur per week. De periode van 12 maanden gaat in op de eerste dag waarop het verlof wordt genoten.
2
Het verlof wordt per week opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf weken.
3
Het aantal uren verlof per week bedraagt ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week.
4
In afwijking van het tweede en derde lid kan de werknemer de werkgever verzoeken om:
a
verlof voor een langere periode dan twaalf weken tot ten hoogste achttien weken, of
b
meer uren verlof per week dan de helft van de arbeidsduur per week.
2
Verlening, ingang en einde van verlof, informatie
Verzoek, zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang

Artikel 5 13
1
Het verlof eindigt met het verstrijken van de duur waarvoor het verlof is verleend.
2
Indien voor het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde verlofduur de persoon ten behoeve van wiens verzorging het verlof is verleend overlijdt, dan wel niet langer levensbedreigend ziek is, eindigt het verlof met ingang van de dag na die waarop deze omstandigheid zich heeft voorgedaan.
3
De werkgever willigt het verzoek om verlof van de werknemer in, tenzij hij tegen het opnemen van het verlof een zodanig zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang heeft, dat het belang van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
4
Een werkgever die geen beroep doet op een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang, kan dit nadien evenmin, tenzij het een militaire ambtenaar betreft.
5
Indien de werkgever overweegt het verzoek om verlof niet of niet geheel in te willigen, pleegt hij overleg met de werknemer over diens verzoek. De beslissing op het verzoek om verlof wordt door de werkgever schriftelijk aan de werknemer medegedeeld. Indien de werkgever het verzoek niet of niet geheel inwilligt, wordt dit onder opgave van redenen aan de werknemer medegedeeld.
6
Indien de werkgever niet een week voor het beoogde tijdstip van ingang van het verlof de beslissing op het verzoek schriftelijk heeft medegedeeld aan de werknemer, gaat het verlof in overeenkomstig het verzoek van de werknemer. Zolang de werknemer niet heeft voldaan aan een verzoek van de werkgever om informatie als bedoeld in het tweede lid, wordt de in de eerste volzin bedoelde periode verlengd met het aantal dagen dat de werknemer niet heeft voldaan aan het verzoek van de werkgever.
Ingang van het verlof

Artikel 5 13
1
Het verlof eindigt met het verstrijken van de duur waarvoor het verlof is verleend.
2
Indien voor het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde verlofduur de persoon ten behoeve van wiens verzorging het verlof is verleend overlijdt, dan wel niet langer levensbedreigend ziek is, eindigt het verlof met ingang van de dag na die waarop deze omstandigheid zich heeft voorgedaan.
Einde van het verlof

Artikel 5 13
1
Het verlof eindigt met het verstrijken van de duur waarvoor het verlof is verleend.
2
Indien voor het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde verlofduur de persoon ten behoeve van wiens verzorging het verlof is verleend overlijdt, dan wel niet langer levensbedreigend ziek is, eindigt het verlof met ingang van de dag na die waarop deze omstandigheid zich heeft voorgedaan.
3
Samenloop

Artikel 5 14
Indien het verzoek om langdurend zorgverlof wordt ingewilligd, kan het daaraan voorafgaand kortdurend zorgverlof bedoeld in artikel 5:1 op verzoek van de werknemer en met inachtneming van artikel 5:12, tweede lid, geheel of gedeeltelijk worden aangemerkt als langdurend zorgverlof.
Afdeling 3. Nadere voorschriften
Compensatie met vakantie-aanspraken

Artikel 5 16
Dagen of gedeelten van dagen waarop de werknemer zijn arbeid niet verricht wegens het verlof, bedoeld in artikel 5:1 of artikel 5:9, kunnen niet worden aangemerkt als vakantie.
Recht met afwijkingsmogelijkheden

Artikel 5 16
Van dit hoofdstuk kan uitsluitend ten nadele van de werknemer worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan dan wel, indien geen collectieve arbeidsovereenkomst of regeling van toepassing is of terzake geen bepaling bevat, indien de werkgever terzake schriftelijke overeenstemming heeft bereikt met de ondernemingsraad of bij het ontbreken daarvan, met de personeeelsvertegenwoordiging met dien verstande dat de werknemer bij afwijking van artikel 5:15 ten minste recht houdt op het wettelijke minimum aan vakantie-aanspraken.

Hoofdstuk 6. Ouderschapsverlof
1
Verlofvorm
Ouderschapsverlof

Artikel 6 4
1
Het recht op verlof, bedoeld in artikel 6:1, bestaat indien de arbeidsverhouding ten minste een jaar heeft geduurd.
2
Voor de berekening van de termijn van een jaar worden perioden waarin arbeid wordt verricht, die elkaar opvolgen met een onderbreking van niet meer dan drie maanden samengeteld. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op perioden waarin voor verschillende werkgevers arbeid wordt verricht die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkanders opvolger te zijn.
3
Het aantal uren verlof per week bedraagt ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week.
Omvang, duur en invulling verlof

Artikel 6 4
1
Het recht op verlof, bedoeld in artikel 6:1, bestaat indien de arbeidsverhouding ten minste een jaar heeft geduurd.
2
Voor de berekening van de termijn van een jaar worden perioden waarin arbeid wordt verricht, die elkaar opvolgen met een onderbreking van niet meer dan drie maanden samengeteld. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op perioden waarin voor verschillende werkgevers arbeid wordt verricht die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkanders opvolger te zijn.
3
Het aantal uren verlof per week bedraagt ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week.
4
In afwijking van het tweede en derde lid kan de werknemer de werkgever verzoeken om:
a
verlof voor een langere periode dan zes maanden, of
b
het verlof op te delen in ten hoogste drie perioden, waarbij iedere periode ten minste een maand bedraagt, of
c
meer uren verlof per week dan de helft van de arbeidsduur per week.
5
De werkgever kan het verzoek van de werknemer, bedoeld in het vierde lid, afwijzen indien een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich hiertegen verzet.
6
Indien het verlof op grond van het vierde lid, onderdeel b, is opgedeeld en de arbeidsverhouding wordt beëindigd voordat het verlof volledig is genoten, heeft de werknemer, indien hij een nieuwe arbeidsovereenkomst aangaat, tegenover de nieuwe werkgever aanspraak op het resterende deel van het verlof met inachtneming van het bepaalde in dit hoofdstuk.
Diensttijd

Artikel 6 4
1
Het recht op verlof, bedoeld in artikel 6:1, bestaat indien de arbeidsverhouding ten minste een jaar heeft geduurd.
2
Voor de berekening van de termijn van een jaar worden perioden waarin arbeid wordt verricht, die elkaar opvolgen met een onderbreking van niet meer dan drie maanden samengeteld. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op perioden waarin voor verschillende werkgevers arbeid wordt verricht die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkanders opvolger te zijn.
Leeftijd kind

Artikel 6 4
Geen recht op verlof als bedoeld in artikel 6:1 bestaat na de datum waarop het kind de leeftijd van acht jaren heeft bereikt.
2
Melding
Meldingsverplichting

Artikel 6 6
1
De werkgever stemt in met een verzoek van de werknemer om het verlof niet op te nemen of niet voort te zetten als gevolg van het opnemen van zwangerschaps-, bevallings- of adoptieverlof als bedoeld in de artikelen 3:1, eerste lid, onderscheidenlijk 3:2, eerste lid. Een verzoek om het verlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van onvoorziene omstandigheden kan de werkgever afwijzen indien een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich hiertegen verzet.
2
De werkgever hoeft aan het verzoek niet met ingang van een vroeger tijdstip gevolg te geven dan vier weken na het verzoek. In het geval dat het verlof met toepassing van het eerste lid, eerste volzin, na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet, wordt het recht op het overige deel van het verlof opgeschort. In het geval dat het verlof met toepassing van het eerste lid, tweede volzin, na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet, vervalt het recht op het overige deel van het verlof.
3
Indien op grond van artikel 6:2, vierde lid, onderdeel b, het verlof is opgedeeld, zijn het eerste en tweede lid op iedere periode van toepassing.
4
Indien op grond van artikel 6:2, vierde lid, onderdeel b, het verlof is opgedeeld, zijn het eerste tot en met derde lid op iedere periode van toepassing.
Intrekking of wijziging melding

Artikel 6 6
1
De werkgever stemt in met een verzoek van de werknemer om het verlof niet op te nemen of niet voort te zetten als gevolg van het opnemen van zwangerschaps-, bevallings- of adoptieverlof als bedoeld in de artikelen 3:1, eerste lid, onderscheidenlijk 3:2, eerste lid. Een verzoek om het verlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van onvoorziene omstandigheden kan de werkgever afwijzen indien een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich hiertegen verzet.
2
De werkgever hoeft aan het verzoek niet met ingang van een vroeger tijdstip gevolg te geven dan vier weken na het verzoek. In het geval dat het verlof met toepassing van het eerste lid, eerste volzin, na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet, wordt het recht op het overige deel van het verlof opgeschort. In het geval dat het verlof met toepassing van het eerste lid, tweede volzin, na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet, vervalt het recht op het overige deel van het verlof.
3
Indien op grond van artikel 6:2, vierde lid, onderdeel b, het verlof is opgedeeld, zijn het eerste en tweede lid op iedere periode van toepassing.
3
Nadere voorschriften
Compensatie met vakantie-aanspraken

Artikel 6 7
Dagen of gedeelten van dagen waarop de werknemer zijn arbeid niet verricht wegens het verlof, bedoeld in artikel 6:1, kunnen niet worden aangemerkt als vakantie.
4
Mate van gebondenheid
Recht met afwijkingsmogelijkheden

Artikel 6 9
Van de artikelen 6:1, derde lid, 6:2, vierde lid, onderdeel b, 6:3, eerste lid, 6:4, 6:5, eerste lid, ten aanzien van het tijdstip van melding, en tweede lid, en 6:6, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, derde volzin kan uitsluitend ten nadele van de werknemer worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst.
Dwingend recht

Artikel 6 9
Behoudens artikel 6:8 kan van dit hoofdstuk niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.

Hoofdstuk 7. Levensloopregeling
Begrippen

Artikel 7 3
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a
levensloopregeling: een regeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964;
b
uitvoerder: een kredietinstelling, een verzekeraar of een beheerder van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 19g, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
Recht op deelname

Artikel 7 3
1
De werknemer heeft onder bij en krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 gestelde voorwaarden elk kalenderjaar recht deel te nemen aan een levensloopregeling.
2
De werkgever draagt het op verzoek van de werknemer ter zake van een levensloopregeling ingehouden loon af aan de door de werknemer aangewezen uitvoerder.
3
Bij het in het tweede lid bedoelde verzoek geeft de werknemer kennis aan de werkgever van de hoogte van het per kalenderjaar in te houden en af te dragen loon.
4
De werkgever willigt het verzoek in uiterlijk met ingang van de aanvang van de derde kalendermaand na de indiening ervan.
5
De werknemer kan het in het tweede lid bedoelde verzoek slechts een keer per jaar doen, met dien verstande dat de werknemer te allen tijde kan verzoeken om de inhoudingen en afdrachten te beëindigen.
Mate van gebondenheid

Artikel 7 3
Van dit hoofdstuk kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen
Evaluatiebepaling

Artikel 8 3
Onze Minister zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Inwerkingtreding

Artikel 8 3
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Citeertitel

Artikel 8 3
Deze wet wordt aangehaald als: Wet arbeid en zorg.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 16 november 2001
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. E. Verstand-Bogaert
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K. G. de Vries
De Staatssecretaris van Defensie, H. A. L. van Hoof
Uitgegeven de negenentwintigste november 2001
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals