Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet houdende uitbreiding toepassingsgebied Wet beheer rijkswaterstaatswerken tot de exclusieve economische zone

 

Wet van 15 november 2000, houdende uitbreiding van het toepassingsgebied van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken tot de exclusieve economische zone
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het voor een goed beheer van het zeegebied van de Nederlandse exclusieve economische zone, mede gelet op het op 10 december 1982 te Montego-Bay tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, met bijlagen (Trb. 1983, 83) noodzakelijk is, het vergunningstelsel van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken in die zone van toepassing te doen zijn;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Wijzigt de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.]

Artikel II
1
Artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken is niet van toepassing met betrekking tot werken die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn gemaakt in of op het aan Nederland toekomende gedeelte van het continentale plat, tot het tijdstip waarop de ingevolge het tweede lid voor het desbetreffende werk verleende vergunning van kracht wordt.
2
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat verleent ambtshalve binnen twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken voor het houden van een werk als bedoeld in het eerste lid.

Artikel III
1
Het Interimbesluit vergunningplicht installaties ter zee wordt ingetrokken.
2
Artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken is, voor zover nodig in afwijking van artikel II, van toepassing op het houden van een werk waarvoor een vergunning is verleend ingevolge het Interimbesluit vergunningplicht installaties ter zee en artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken. Een zodanige vergunning berust met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.

Artikel IV
1
[Wijzigt de Wet installaties Noordzee.]
2
Indien ten aanzien van het oprichten van een installatie bijzondere schriftelijke aanwijzingen aan de gebruiker zijn vastgesteld op grond van artikel 2 van het besluit van 19 juli 1974, houdende vaststelling van een regeling als bedoeld in artikel 7 van de Wet installaties Noordzee, worden de bij of krachtens dat besluit jegens de gebruiker van een installatie vastgestelde voorschriften met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet gelijkgesteld met voorschriften van een krachtens artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken verleende vergunning.

Artikel V
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 15 november 2000
Beatrix
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J. M. de Vries
Uitgegeven de vijfde december 2000
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals