Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet omrekening in goud uitgedrukte rekeneenheden

 

Wet van 15 mei 1981, houdende regeling van de omrekening in Nederlands geld van in goud uitgedrukte rekeneenheden
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bepalingen vast te stellen voor de omrekening in Nederlands geld van in andere wetten of in internationale overeenkomsten in verband met beperking van aansprakelijkheid genoemde, in goud uitgedrukte rekeneenheden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1
1
De in een gewicht fijn goud uitgedrukte rekeneenheden, die in verband met beperking van aansprakelijkheid worden genoemd in door Ons bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen wetten of internationale overeenkomsten, worden als volgt in Nederlands geld omgerekend:
a
goudfranken met een gewicht van 65,5 milligram goud van een gehalte van 900/1000 fijn worden gelijkgesteld met 1/15 bijzonder trekkingsrecht;
b
goudfranken met een gewicht van 10/31 gram goud van een gehalte van 900/1000 fijn worden gelijkgesteld met 1/3 bijzonder trekkingsrecht;
c
rekeneenheden met een gewicht van 0,88867088 gram fijn goud worden gelijkgesteld met één bijzonder trekkingsrecht.
2
Het in het eerste lid genoemde bijzonder trekkingsrecht is het bijzonder trekkingsrecht zoals dat is omschreven door het Internationale Monetaire Fonds. Het wordt omgerekend in Nederlands geld volgens de waarderingsmethode die door het Fonds wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties.

Artikel 2
1
Deze wet kan worden aangehaald als: Wet omrekening in goud uitgedrukte rekeneenheden. Zij treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.
2
De omrekening in Nederlands geld met betrekking tot de bedragen waartoe iemand zijn aansprakelijkheid ingevolge de bij de in artikel 1 bedoelde algemene maatregel van bestuur aan te wijzen wetten of internationale overeenkomsten kan beperken, geschiedt volgens deze wet, tenzij op het tijdstip van haar inwerkingtreding de omvang van die aansprakelijkheid reeds door partijen was geregeld of door de rechter was vastgesteld bij een uitspraak, die op dat tijdstip onherroepelijk was, dan wel na dat tijdstip onherroepelijk wordt doordat partijen in die uitspraak berusten of doordat de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel tegen die uitspraak verstrijkt.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Lage Vuursche, 15 mei 1981
Beatrix
De Minister van Justitie,
j
de Ruiter
De Minister van Financiën,
Van der Stee
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
d
S. Tuijnman
Uitgegeven de vierde juni 1981
De Minister van Justitie,
j
de Ruiter