
Wet op het consumentenkrediet
Artikel 43
1
In afwijking van artikel 229 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek ontstaat een pandrecht op een vordering tot vergoeding die in de plaats treedt van een zaak als bedoeld in artikel 40, eerste lid, slechts voor het geval die zaak geheel teniet gaat.
2
Een pandrecht als bedoeld in het eerste lid eindigt van rechtswege:
a
indien de kredietnemer gelijkwaardige vervangende zekerheid stelt, of
b
zodra de kredietnemer drie vierde deel van de kredietsom heeft afgelost.
3
De kredietgever, onderscheidenlijk de leverancier, die tot inning van de in het eerste lid bedoelde verpande vordering overgaat, stelt de kredietnemer daarvan terstond schriftelijk in kennis. Daarbij deelt hij de kredietnemer mee dat deze in de gelegenheid is om gelijkwaardige vervangende zekerheid te stellen. Artikel 40, eerste lid, is niet van toepassing ten aanzien van de door de kredietnemer gestelde vervangende zekerheid.
4
Artikel 229 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij een eigendomsvoorbehoud ten aanzien van een zaak als bedoeld in artikel 40, eerste lid.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.