Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet regeling en invoering van de opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs

 

Wet van 14 oktober 1982, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, houdende regeling en invoering van de opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in verband met de ontwikkeling van het basisonderwijs de opleidingsscholen voor kleuterleidsters en de opleidingsscholen voor onderwijzers te vervangen door opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel II
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel III Overgangsbepalingen
1
Beëindiging van de bekostiging van het onderwijs oude stijl
a
a
1
De op 31 juli 1984 uit 's Rijks kas bekostigde opleidingsscholen voor kleuterleidsters en opleidingsscholen voor onderwijzers komen met ingang van 1 augustus 1984 voor wat betreft een eerste leerjaar niet meer voor bekostiging uit 's Rijks kas in aanmerking.
2
Met betrekking tot de na 31 juli 1984 aangevangen hogere leerjaren aan de scholen, bedoeld in het eerste lid, blijven de op 31 juli 1984 geldende voorschriften van toepassing tot 1 augustus 1986, voor zover het de afdeling A van een opleidingsschool voor kleuterleidsters of een opleidingsschool voor onderwijzers betreft, en tot 1 augustus 1987, voor zover het de afdeling B van een opleidingsschool voor kleuterleidsters betreft. Het bevoegd gezag kan voor het schooljaar 1986-1987 alsnog een derde leerjaar en voor het schooljaar 1987-1988 alsnog een vierde leerjaar volgens die voorschriften vormen, voor zover het een gemeentelijke of een bijzondere school betreft onder goedkeuring van Onze minister.
1
Beëindiging van de bekostiging van het onderwijs oude stijl
b
b
1
Het Besluit opleiding kleuterleidsters 1968 (Stb. 359) en het Besluit opleiding onderwijzers (Stb. 1968, 358) worden ingetrokken, onverminderd het bepaalde in onderdeel A, tweede lid.
2
Met betrekking tot de hogere leerjaren, bedoeld in onderdeel A, tweede lid, kan Onze minister toestaan, dat wordt afgeweken van de besluiten, bedoeld in het eerste lid, voor zover dit naar zijn oordeel voor een goede gang van zaken noodzakelijk is.
1
Beëindiging van de bekostiging van het onderwijs oude stijl
c
c
1
Het Besluit staatsexamens kleuterleidster en hoofdleidster (Stb. 1971, 485) en het Besluit staatsexamen volledig bevoegd onderwijzer (Stb. 1976, 326) worden ingetrokken.
2
Tot en met het jaar 1986 wordt de gelegenheid gegeven om het staatsexamen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid als leidster af te leggen volgens de op 31 juli 1984 geldende voorschriften. Zij, die in 1986 dit staatsexamen of het eindexamen van de afdeling A aan een opleidingsschool voor kleuterleidsters hebben afgelegd en zijn afgewezen, krijgen in 1987 voor de laatste maal de gelegenheid dit staatsexamen af te leggen.
3
Tot en met het jaar 1987 wordt de gelegenheid gegeven om het staatsexamen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid als hoofdleidster af te leggen volgens de op 31 juli 1984 geldende voorschriften. Zij, die in 1987 dit staatsexamen of het eindexamen van de afdeling B van een opleidingsschool voor kleuterleidsters hebben afgelegd en zijn afgewezen, krijgen in 1988 voor de laatste maal de gelegenheid dit staatsexamen af te leggen.
4
Tot en met het jaar 1986 wordt de gelegenheid gegeven om het staatsexamen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid als volledig bevoegd onderwijzer af te leggen volgens de op 31 juli 1984 geldende voorschriften. Zij, die in 1986 dit staatsexamen of het eindexamen van een opleidingsschool voor onderwijzers hebben afgelegd en zijn afgewezen, krijgen in 1987 voor de laatste maal de gelegenheid dit staatsexamen af te leggen.
5
Met betrekking tot de staatsexamens, bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, het derde lid, tweede volzin, en het vierde lid, tweede volzin, kan Onze minister toestaan, dat wordt afgeweken van de besluiten, bedoeld in het eerste lid.
1
Beëindiging van de bekostiging van het onderwijs oude stijl
d
d
Met betrekking tot de na 31 juli 1984 nog resterende hogere leerjaren van de scholen, bedoeld in onderdeel A, eerste lid, kan Onze minister afwijken van artikel 79, zesde en zevende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze leden luidden op 31 juli 1984.
1
Beëindiging van de bekostiging van het onderwijs oude stijl
e
e
Met betrekking tot de na 31 juli 1984 nog resterende hogere leerjaren van de scholen, bedoeld in onderdeel A, eerste lid, blijft de op 31 juli 1984 geldende codering van de soorten van onderwijs, aangegeven in de bijlage, bedoeld in hoofdstuk I van titel VI van de Overgangswet W.V.O., van toepassing.
1
Beëindiging van de bekostiging van het onderwijs oude stijl
f
f
1
Tot en met het schooljaar 1985-1986 wordt aan de leerlingen van de opleidingsscholen voor kleuterleidsters die op 31 juli 1984 ingevolge de Wet op het voortgezet onderwijs zijn aangewezen, doch niet uit 's Rijks kas worden bekostigd, de gelegenheid gegeven het eindexamen van de afdeling A af te leggen volgens de op genoemde datum geldende voorschriften. Zij die in het schooljaar 1985-1986 dit examen hebben afgelegd en zijn afgewezen, krijgen in het schooljaar 1986-1987 voor de laatste maal de gelegenheid dit eindexamen af te leggen.
2
Tot en met het schooljaar 1986-1987 wordt aan de leerlingen van de in het eerste lid bedoelde scholen de gelegenheid gegeven het eindexamen van de afdeling B af te leggen volgens de op 31 juli 1984 geldende voorschriften. Zij die in het schooljaar 1986-1987 dit examen hebben afgelegd en zijn afgewezen, krijgen in het schooljaar 1987-1988 voor de laatste maal de gelegenheid dit eindexamen af te leggen.
1
Beëindiging van de bekostiging van het onderwijs oude stijl
g
g
1
De op 31 juli 1984 uit 's Rijks kas bekostigde afdelingen voor hoger algemeen voortgezet onderwijs, verbonden aan opleidingsscholen voor onderwijzers, komen met ingang van 1 augustus 1984 voor wat betreft een eerste leerjaar niet meer voor bekostiging uit 's Rijks kas in aanmerking.
2
Met betrekking tot het op 1 augustus 1984 aangevangen tweede leerjaar aan de afdelingen, bedoeld in het eerste lid, blijven de op 31 juli 1984 geldende voorschriften van toepassing tot 1 augustus 1985. Voor het schooljaar 1985-1986 kan het bevoegd gezag alsnog een tweede leerjaar volgens die voorschriften vormen, voor zover het een gemeentelijke of bijzondere school betreft onder goedkeuring van Onze minister.
2
Aanvang van de bekostiging van het onderwijs nieuwe stijl
h
h
1
Onze minister stelt na overleg met de daarvoor in aanmerking komende organisaties, de Onderwijsraad gehoord, vóór 1 maart 1983 een overgangsplan lerarenopleidingen basisonderwijs 1984 vast voor de opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs, die met ingang van 1 augustus 1984 uit 's Rijks kas worden bekostigd.
2
Het overgangsplan 1984 heeft de volgende onderling samenhangende doelen:
a
te bereiken dat alle opleidingsscholen voor kleuterleidsters en opleidingsscholen voor onderwijzers, bedoeld in het derde lid, overgaan in opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs, zowel in bestuurlijk als in personeel opzicht;
b
te komen tot opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs, die voortkomen uit telkens ten minste een opleidingsschool voor kleuterleidsters en een opleidingsschool voor onderwijzers waar dat maar enigszins mogelijk is;
c
te komen tot een evenwichtig geheel van opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs, mede gelet op het verlangde onderwijs in het betrokken gebied en op de behoeften aan leraren basisonderwijs;
d
te komen tot opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs, die elk van voldoende omvang zijn om het onderwijs goed te kunnen verzorgen;
e
te komen tot een aantal opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs, dat ten hoogste 67 bedraagt.
3
Opleidingsscholen voor kleuterleidsters en opleidingsscholen voor onderwijzers, bedoeld in deze paragraaf, zijn opleidingsscholen voor kleuterleidsters en opleidingsscholen voor onderwijzers, die op 31 juli 1982 hetzij uit 's Rijks kas worden bekostigd, hetzij zijn opgenomen in het in 1981 vastgestelde plan van scholen, bedoeld in artikel 65 van de Wet op het voortgezet onderwijs, hetzij zijn aangewezen ingevolge artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
4
Hoofdstuk I van Titel III, - met uitzondering van de leden 1a, 2 en 3 van artikel 75 -, van de Wet op het voortgezet onderwijs is gedurende de periode van 1 augustus 1982 tot het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het hoger beroepsonderwijs niet van toepassing op opleidingsscholen voor kleuterleidsters, opleidingsscholen voor onderwijzers en opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs, met dien verstande, dat in het plan van scholen dat in 1981 wordt vastgesteld, voor het laatst opleidingsscholen voor kleuterleidsters en opleidingsscholen voor onderwijzers kunnen worden opgenomen.
2
Aanvang van de bekostiging van het onderwijs nieuwe stijl
i
i
1
Bij de samenstelling van het overgangsplan 1984 wordt uitgegaan van de verzoeken en de deelplannen, bedoeld in het tweede onderscheidenlijk het vierde lid, en van de rijksscholen, die Onze minister met inachtneming van het derde lid noodzakelijk acht.
2
Een gemeentelijke of een bijzondere school kan slechts in het overgangsplan 1984 worden opgenomen op een daartoe voor 1 oktober 1982 bij Onze minister ingediend verzoek. Het verzoek wordt ingediend door of namens het bevoegd gezag van een of meer gemeentelijke onderscheidenlijk bijzondere opleidingsscholen voor kleuterleidsters en opleidingsscholen voor onderwijzers. Het verzoek kan worden ingediend door of namens twee of meer bevoegde gezagsorganen gezamenlijk, mits zij gezamenlijk verklaren dat de desbetreffende door hen in stand gehouden rijks-, gemeentelijke onderscheidenlijk bijzondere opleidingsscholen voor kleuterleidsters en opleidingsscholen voor onderwijzers uiterlijk 31 januari 1983 als gemeentelijke dan wel als bijzondere scholen in stand zullen worden gehouden door één bevoegd gezag.
3
Een rijksschool kan slechts in het overgangsplan 1984 worden opgenomen, indien de school voortkomt uit in elk geval een rijksopleidingsschool voor kleuterleidsters of een rijksopleidingsschool voor onderwijzers. Indien de school mede voortkomt uit een of meer gemeentelijke of bijzondere opleidingsscholen voor kleuterleidsters en opleidingsscholen voor onderwijzers die niet reeds voor 1 oktober 1982 in stand worden gehouden door het Rijk, verklaren Onze minister en de desbetreffende bevoegde gezagsorganen voor 1 oktober 1982 gezamenlijk dat de desbetreffende door hen in stand gehouden rijks-, gemeentelijke onderscheidenlijk bijzondere opleidingsscholen voor kleuterleidsters en opleidingsscholen voor onderwijzers uiterlijk 31 januari 1983 in stand zullen worden gehouden door het Rijk. Indien de school mede voortkomt uit een opleidingsschool voor kleuterleidsters als bedoeld in onderdeel F, eerste lid, behelst de gezamenlijke verklaring, bedoeld in de vorige volzin, voor zover het deze opleidingsschool voor kleuterleidsters betreft, dat deze met ingang van 1 augustus 1983 in stand zal worden gehouden door het Rijk.
4
Elk verzoek, bedoeld in het tweede lid, is met redenen omkleed, in het bijzonder in het licht van elk van de doelen, genoemd in onderdeel H, tweede lid, vermeldt de aard en de plaats van vestiging van de school en geeft aan, op welke wijze en met welk resultaat de aanvrager overleg heeft gevoerd met het bevoegd gezag van daarvoor in aanmerking komende opleidingsscholen voor kleuterleidsters en opleidingsscholen voor onderwijzers. Indien het verzoek namens een of meer bevoegde gezagsorganen wordt ingediend door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die zich de bevordering van het voortgezet onderwijs ten doel stelt, is het vervat in een deelplan, waarin zijn opgenomen de scholen, waarvan de opneming in het overgangsplan 1984 door die rechtspersoon wordt voorgestaan.
5
Indien Onze minister van oordeel is, dat een andere school dan wordt gevraagd, dan wel een andere plaats van vestiging, dan wel een verzoek van meer aanvragers gezamenlijk meer in overeenstemming is met de doelen, genoemd in onderdeel H, tweede lid, treedt hij, alvorens het overgangsplan 1984 wordt vastgesteld, in overleg met de aanvrager en zo nodig met het bevoegd gezag van daarvoor in aanmerking komende opleidingsscholen voor kleuterleidsters en opleidingsscholen voor onderwijzers.
6
Onze minister neemt in het overgangsplan 1984 de scholen op, die afzonderlijk en in onderling verband in overeenstemming zijn met de doelen, genoemd in onderdeel H, tweede lid. Daarbij dienen de opleidingsscholen voor kleuterleidsters en de opleidingsscholen voor onderwijzers, die overgaan in een van deze scholen, op uiterlijk 31 januari 1983 in stand te worden gehouden door één bevoegd gezag, behalve de opleidingsscholen voor kleuterleidsters waarop de laatste volzin van het derde lid van toepassing is.
2
Aanvang van de bekostiging van het onderwijs nieuwe stijl
j
j
Indien met het oog op opneming van een school in het overgangsplan 1984 het bestuur van een opleidingsschool voor kleuterleidsters of van een opleidingsschool voor onderwijzers wordt overgedragen aan een ander bevoegd gezag, wordt bij de overdracht bepaald, dat het verkrijgende bevoegd gezag de directeur, de leraren en het overige personeel, genoemd in artikel 38 van de Wet op het voortgezet onderwijs, met ingang van de dag waarop het nieuwe bevoegd gezag als zodanig optreedt, in gelijke betrekkingen aan de school benoemt als door hen aan die school werden vervuld.
2
Aanvang van de bekostiging van het onderwijs nieuwe stijl
k
k
1
Het bevoegd gezag van een opleidingsschool voor leraren basisonderwijs, opgenomen in het overgangsplan 1984, draagt er zorg voor, dat de opleidingsscholen voor kleuterleidsters en de opleidingsscholen voor onderwijzers waaruit de school voortkomt, op uiterlijk 1 juli 1984 zijn verenigd tot hetzij één opleidingsschool voor kleuterleidsters, hetzij één opleidingsschool voor onderwijzers, hetzij één scholengemeenschap van één opleidingsschool voor kleuterleidsters en één opleidingsschool voor onderwijzers.
2
Indien een opleidingsschool voor leraren basisonderwijs, opgenomen in het overgangsplan 1984, mede voortkomt uit een opleidingsschool voor kleuterleidsters als bedoeld in onderdeel F, eerste lid, wordt deze opleidingsschool voor kleuterleidsters met ingang van 1 augustus 1983 uit 's Rijks kas bekostigd.
2
Aanvang van de bekostiging van het onderwijs nieuwe stijl
l
l
1
Het overgangsplan 1984 wordt binnen een maand na de vaststelling in de Nederlandse Staatscourant openbaar gemaakt en toegezonden aan het bevoegd gezag en aan de rechtspersoon, bedoeld in onderdeel I, vierde lid, tweede volzin.
2
Indien aan een verzoek om opneming van een school in het overgangsplan 1984 geen gevolg is gegeven, worden de redenen hiervan bij de toezending van het plan aan de aanvrager medegedeeld.
2
Aanvang van de bekostiging van het onderwijs nieuwe stijl
m
m
De op 31 juli 1984 uit 's Rijks kas bekostigde opleidingsscholen voor kleuterleidsters, opleidingsscholen voor onderwijzers en scholengemeenschappen, bestaande uit een opleidingsschool voor kleuterleidsters en een opleidingsschool voor onderwijzers, worden, voor zover dit geschiedt ingevolge de toepassing van deze paragraaf, met ingang van 1 augustus 1984 of van een ander jaar, als bedoeld in onderdeel L, vierde lid, opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs. Zij vangen op die datum aan met het eerste leerjaar.
2
Aanvang van de bekostiging van het onderwijs nieuwe stijl
n
n
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven met betrekking tot de gevolgen voor het personeel van de overgang van opleidingsscholen voor kleuterleidsters en opleidingsscholen voor onderwijzers in opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs.
3
Overige overgangsbepalingen
o
o
De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, kan, voor zover het betreft de opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs, niet alleen voorschriften inhouden omtrent de onderwerpen, genoemd in het tweede lid van dat artikel, maar tevens omtrent:
a
het instellingswerkplan en de onderwerpen die het in elk geval moet bevatten, alsmede het activiteitenplan;
b
de eindtermen;
c
de propedeuse.
3
Overige overgangsbepalingen
P.
P.
De algemene maatregelen van bestuur, bedoeld in de artikelen 23, eerste lid, en 27, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, kunnen, voor zover het betreft de opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs, bepalen dat onderdelen ervan terugwerken tot 1 januari 1984.
Artikel IV. Slotbepaling
1
De artikelen I, II en III, onderdelen A tot en met G, van deze wet treden in werking met ingang van 1 augustus 1984.
2
De artikelen III, onderdelen H tot en met P, en IV van deze wet treden in werking met ingang van 1 augustus 1982. Indien het Staatsblad, waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 juli 1982, treden de artikelen, genoemd in de eerste volzin, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en werken zij terug tot 1 augustus 1982.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 14 oktober 1982
Beatrix
De Minister van Onderwijs en Wetenschappen,
w
J. Deetman
Uitgegeven de achtentwintigste oktober 1982
De Minister van Justitie,
j
de Ruiter