Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet tarieven in burgerlijke zaken

 

Tarieven van justitie-kosten en salarissen in burgerlijke zaken, vastgesteld bij de Wetten van 28 augustus en 29 december 1843, 38, 39, 40, 66 en 67, in een doorlopende reeks van artikelen vervat ingevolge artikel 2 der Wet van 28 augustus 1843, Stb. 41
Wij WILLEM II, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben de noodzakelijkheid, om het, krachtens de wet van den 15den December 1838 (Staatsblad n°. 43), bij reglement van openbaar bestuur van den 30sten November 1839 ( Staatsblad n°. 49) vastgesteld en krachtens de wet van den 15den December 1842 (Staatsblad n°. 26) nog in werking zijnde tarief van justitie-kosten en salarissen in burgerlijke zaken, door wettelijke bepalingen te doen vervangen;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze, vast te stellen de navolgende algemeene bepaling en titel, welke zullen uitmaken een gedeelte van het tarief van justitie-kosten en salarissen in burgerlijke zaken:
Algemeene bepaling [Vervallen per 01-01-1911]

Titel 1. Van de heffing van rechten

Artikel 1
1
In burgerlijke zaken worden de volgende rechten geheven, behalve van het openbaar ministerie indien het ambtshalve optreedt.
2
Wij kunnen bij algemene maatregel van bestuur de bedragen genoemd in deze titel wijzigen, indien de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.
3
Onze Minister van Justitie kan bepalen dat voor bepaalde categorieën van zaken geen vast recht verschuldigd zal zijn.
1
Vast recht bij de arrondissementsrechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad der Nederlanden

Artikel 2
1
Voor een geding wordt van elke eisende partij, na de eerste uitroeping van de zaak ter terechtzitting, en van elke verschenen gedaagde voor iedere instantie een vast recht geheven. Voor de indiening van een verzoekschrift anders dan bedoeld in artikel 14, derde lid, of een verweerschrift wordt eveneens voor iedere instantie een vast recht geheven. Gedaagden en verweerders zijn geen vast recht verschuldigd in zaken, te behandelen door de kantonrechter of de pachtkamer.
2
Het vast recht bij de rechtbanken bedraagt:
1
In zaken te behandelen en te beslissen door de kantonrechter of de pachtkamer:
a
€ 35 wanneer de eis uitsluitend strekt tot betaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
b
€ 61 wanneer de eis of het verzoekschrift enkel strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van niet meer dan € 90 in hoofdsom.
c
€ 90 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan € 90 en niet meer dan € 453 in hoofdsom.
d
€ 153 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan € 453 en niet meer dan € 1361 in hoofdsom.
e
€ 201 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan € 1361 in hoofdsom.
f
In alle andere gevallen € 107 indien eiser een natuurlijk persoon is of € 288 indien eiser een rechtspersoon is.
2
In andere zaken:
a
€ 201 wanneer de eis of het verzoekschrift enkel betrekking heeft op het bij of krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde.
b
€ 107 wanneer de eis uitsluitend strekt tot betaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
c
€ 303 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan € 4538 en niet meer dan € 11 345 in hoofdsom.
d
Wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot een betaling van een bepaalde geldsom van meer dan € 11 345, 2,2 procent van die geldsom, met een minimum van € 306 en een maximum van € 4 784 en met een minimum van € 306 en een maximum van € 1 148 voor de gedaagde of verweerder indien deze een natuurlijke persoon is. Het verschuldigde vast recht wordt afgerond op het meest nabijgelegen veelvoud van € 5.
e
in zaken waarin een dagvaarding in vrijwaring wordt gedaan, 2,2 procent van de achterliggende vordering indien deze op een financieel belang waardeerbaar is, met een minimum van € 232 en een maximum van € 4 787 en tot een maximum van € 1 147 voor de gedaagde of verweerder indien deze een natuurlijke persoon is. Het verschuldigde vast recht wordt afgerond op het meest nabijgelegen veelvoud van € 5.
f
In zaken waarin een vordering tot onteigening wordt gedaan 2,2 procent van de som die in de uitspraak als schadeloosstelling wordt toegekend, met een minimum van € 232 en een maximum van € 4 787 en tot een maximum van € 1 147 voor de gedaagde of verweerder indien deze een natuurlijke persoon is. Voorshands is verschuldigd 2,2 procent van de som die als schadeloosstelling wordt aangeboden, met een minimum van € 232 en een maximum van € 4 787 en tot een maximum van € 1 147 voor de gedaagde of verweerder indien deze een natuurlijke persoon is. Het verschuldigde vast recht wordt afgerond op het meest nabijgelegen veelvoud van € 5.
g
€ 254 in alle andere gevallen.
3
Het vast recht bij de gerechtshoven en de Hoge Raad bedraagt:
a
€ 254 wanneer de eis of het verzoekschrift enkel betrekking heeft op het bij of krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde.
b
€ 107 wanneer de eis uitsluitend strekt tot betaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
c
€ 406 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan € 4538 en niet meer dan € 11 345 in hoofdsom.
d
Wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan € 11 345, 3 procent van die geldsom, met een minimum van € 409 en een maximum van € 5 981 en met een minimum van € 409 en een maximum van € 1 148 voor de gedaagde of verweerder in hoger beroep indien deze een natuurlijke persoon is. Het verschuldigde vast recht wordt afgerond op het meest nabijgelegen veelvoud van € 5.
e
€ 254 zaken in hoger beroep van een vonnis of beschikking van de kantonrechter of de pachtkamer.
f
€ 303 in alle andere gevallen.
4
Het recht wordt bepaald aan de hand van de eis in de dagvaarding, met uitzondering van het recht bedoeld in het tweede lid, onder 2°, onder f, eerste volzin. Met de eis in de dagvaarding wordt gelijkgesteld de som die in de dagvaarding als schadeloosstelling wordt aangeboden. In geval van vermindering van eis wordt het recht niet verminderd; in geval van vermeerdering van eis tot een bepaalde geldsom als bedoeld in het tweede lid, onder 1°, onder b, c, d of e, en onder 2°, onder c of d wordt het recht overeenkomstig verhoogd. De verhoging is verschuldigd na de uitroeping van de zaak ter terechtzitting waarop de eiser zijn eis bij conclusie of akte ter rolle heeft vermeerderd.
5
Indien de eiser veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat heeft gevorderd, maar de rechter in het vonnis of arrest de schade heeft begroot, wordt alsnog van elke eisende partij en van elke verschenen gedaagde het vast recht geheven dat dezen verschuldigd zouden zijn indien de eis had gestrekt tot betaling van een bepaalde geldsom ten belope van de begrote schade.
6
Op het ingevolge de vorige leden verschuldigde vast recht wordt het in de zaak waarop het geding of verzoekschrift betrekking heeft reeds betaalde recht in mindering gebracht.
7
Indien in de loop van een aanhangig geding een op dit geding betrekking hebbend verzoekschrift wordt ingediend, is daarvoor geen vast recht verschuldigd. Evenmin is vast recht verschuldigd ter zake van een verzoekschrift strekkende tot begroting van kosten als bedoeld in artikel 237, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 3
1
Eisers of gedaagden, die bij eenzelfde advocaat of gemachtigde verschijnen en gelijkluidende conclusies nemen, zijn gezamenlijk slechts eenmaal vast recht verschuldigd.
2
Het geding in reconventie, het incidenteel beroep als bedoeld in de artikelen 339, derde lid, en 410 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het doen van rekening en verantwoording worden niet als afzonderlijke gedingen beschouwd.
3
De vordering tot voeging of tussenkomst, als bedoeld in artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geldt voor de partij, die de vordering doet, als het aanvangen van een nieuw geding. Voor een zodanige vordering is een gelijk bedrag aan vast recht verschuldigd als voor de vordering in het oorspronkelijke geding.
4
In een geding tot vrijwaring is de eiser tot vrijwaring geen vast recht verschuldigd.
5
In geval van verzet is de geopposeerde geen vast recht verschuldigd.
6
Voor de indiening van een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van een geregistreerd partnerschap, wordt van elk van de verzoekers de helft van het verschuldigde vast recht geheven.
7
Indien de eiser in een zaak, te behandelen door de kantonrechter, onmiddellijk na de eerste oproeping ter terechtzitting en voordat is geantwoord afstand van instantie doet, is geen vast recht verschuldigd.
8
In geval van verwijzing door of naar de kantonrechter op de voet van artikel 71 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt het vast recht verhoogd voor zover uit artikel 2 een hoger bedrag aan vast recht voortvloeit.
9
Bij verwijzing van een zaak naar een ander gerecht is opnieuw vast recht verschuldigd, met dien verstande dat het eerder verschuldigde vast recht in mindering wordt gebracht.

Artikel 4
In afwijking van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, onder 2° bedraagt het vast recht voor de verschenen gedaagde in een kort geding bij de rechtbanken € 254.

Artikel 5
1
Aan elke partij worden, ongeacht of door haar het vaste recht verschuldigd is, kosteloos verstrekt:
a
een grosse of afschrift van alle uitspraken en beschikkingen;
b
verdere afschriften van de einduitspraak of eindbeschikking voor zover deze nodig mochten zijn voor de tenuitvoerlegging, voor het aanwenden van rechtsmiddelen of krachtens wettelijk voorschrift;
c
één afschrift van alle akten en processen-verbaal die met betrekking tot de behandeling ter terechtzitting zijn opgemaakt.
2
Evenmin worden kosten in rekening gebracht voor beslissingen, akten en processen-verbaal, die een rechtstreeks uitvloeisel van de uitspraak of beschikking zijn, met inbegrip van grossen of afschriften op de voet van het vorige lid.
3
Onze Minister van Justitie kan nadere regelen stellen omtrent de toepassing van dit artikel.

Artikel 6 [Vervallen per 01-01-1984]

Artikel 7 [Vervallen per 01-01-1984]

Artikel 8 [Vervallen per 01-01-1984]

Artikel 9
1
In elk faillissement betaalt de curator uit de baten van de boedel bij het deponeren van de eerste uitdelingslijst of zodra de uitspraak tot homologatie van een akkoord in kracht van gewijsde is gegaan, een vast recht van € 501.
2
Onder dit vaste recht is niet begrepen het recht, volgens artikel 2 voor verificatiegeschillen verschuldigd.
3
In geval van indiening van een verzoekschrift in hoger beroep of cassatie van de beslissing betreffende de homologatie van een akkoord, evenals in geval van indiening van een verzoekschrift tot ontbinding van een akkoord en van een verzoekschrift in hoger beroep of cassatie van die beslissing, wordt een vast recht geheven van € 254.
4
Hij die, als niet geverifieerd schuldeiser, verzet doet tegen de uitdelingslijst teneinde als schuldeiser geverifieerd te worden, voldoet een vast recht van € 254. Artikel 3, lid 1, is van overeenkomstige toepassing. Het recht wordt niet geheven, indien tevens door wel geverifieerde schuldeisers verzet tegen de uitdelingslijst wordt gedaan.
5
Het derde en vierde lid zijn van toepassing in de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.

Artikel 9a
Artikel 9, eerste, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing:
a
in geval van een opdracht aan de curator om het beheer van de onder bewind staande goederen over te nemen en voor de vereffening zorg te dragen, gegeven door de rechtbank op verzoek van een schuldeiser die op de goederen verhaal heeft, maar niet in het faillissement kan opkomen;
b
in geval van benoeming door de rechter van een of meer vereffenaars van een ontbonden rechtspersoon, van een gemeenschap of van een nalatenschap.

Artikel 10
1
Voor de opening van een gerechtelijke rangregeling buiten faillissement wordt een bedrag van € 99 geheven van degene die benoeming van een rechter-commissaris heeft verzocht en, zodra deze is benoemd, € 201. Artikel 3, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
2
Voor de indiening van verzoekschriften tot rangschikking wordt geen recht geheven. In geval van verwijzing ingevolge tegenspraak is het recht overeenkomstig artikel 2 verschuldigd.
2
Vervallen.

Artikel 11 [Vervallen per 01-01-2002]

Artikel 12 [Vervallen per 01-01-2002]
3
Overige rechten bij de burgerlijke gerechten

Artikel 13
1
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen worden aan partijen en aan belanghebbenden afschriften van of uittreksels uit beslissingen, akten, processen-verbaal, registers of andere stukken zonder betaling afgegeven ten behoeve van hun advocaten of hun gemachtigden.
2
Voorts is de griffier bevoegd aan partijen en belanghebbenden afschriften of uittreksels, als in het eerste lid bedoeld, zonder betaling af te geven, indien en voor zover zij daarbij belang hebben en niet in staat zijn op andere wijze in de behoefte te voorzien. Bij weigering van de griffier kunnen partijen de beslissing van de voorzieningenrechter of van de kantonrechter inroepen. Hiervoor is geen vast recht, als bedoeld in paragraaf 1 van deze titel, verschuldigd. Tegen deze beslissing is geen hogere voorziening toegelaten.
3
Voor het overige worden bij en krachtens algemene maatregel van bestuur regelen gesteld met betrekking tot de vergoedingen, verschuldigd voor afschriften van en uittreksels uit vonnissen en beschikkingen.
4
Voor de geregelde verstrekking van niet-getekende afschriften van of uittreksels uit de rol aan advocaten, procureurs of gemachtigden wordt een recht geheven van € 16 per maand.
5
Voor de uitgifte van afschriften en uittreksels uit de registers van de burgerlijke stand met bijlagen worden de bedragen berekend, bedoeld bij de Wet rechten burgerlijke stand.
6
Voor de overschrijving van huwelijkse voorwaarden of van de voorwaarden van een geregistreerd partnerschap in de registers wordt een recht geheven van € 150 van degene die overschrijving verzoekt.
7
Voor de legalisaties van handtekeningen wordt een recht geheven van € 16 voor iedere handtekening, met dien verstande dat meerdere handtekeningen, van dezelfde persoon op hetzelfde stuk als één handtekening worden beschouwd.
8
Voor de afgifte van apostilles, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het op 5 oktober 1961 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten, wordt een recht geheven van € 16 voor iedere apostille.

Artikel 14
1
Voor elke akte, proces-verbaal, beschikking of andere beslissing, gedaan, gegeven of opgemaakt door een rechter of een griffier anders dan in een geding, anders dan bij de behandeling van een verzoekschrift of van andere zaken waaromtrent in de paragraaf 1 het vast recht geregeld is, wordt een recht geheven van € 99.
2
Voor de noodzakelijke afschriften dezer beschikkingen, akten en processen-verbaal wordt geen recht geheven. Onze Minister van Justitie kan nadere regelen geven ter uitvoering van het in dit lid bepaalde.
3
Voor verzoekschriften aan de voorzieningenrechter van de rechtbank of de voorzieningenrechter van het gerechtshof wordt een recht geheven van € 99.

Artikel 15
1
Geen recht wordt geheven ter zake van beëdigingen welke ingevolge wettelijk voorschrift plaats vinden, voor de akte van bewaargeving der registers van de burgerlijke stand en voor de behandeling der aangifte voor eigen faillissement of van een verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. Voor de afschriften der in die gevallen op te maken akten is geen recht verschuldigd.
2
Ook wordt geen recht geheven van openbare colleges en van ambtenaren van openbare lichamen, die afschriften of uittreksels van stukken of legalisaties van handtekeningen dan wel afgifte van apostilles, als bedoeld in artikel 13, achtste lid, behoeven voor de waarneming van de dienst.
3
Voorts wordt geen recht geheven in de gevallen, waarin bij bijzondere wetten vrijstellingen zijn toegestaan of vastgesteld.

Titel 2. Van de betaling der rechten en verschotten

Artikel 16
1
Betaling der rechten en verschotten geschiedt hetzij contant, hetzij uit voorschot.
2
Voor de voldoening daarvan zijn mede-aansprakelijk de advocaten of gemachtigden van partijen of van belanghebbenden, en in geval van faillissement de curator.

Artikel 17
1
Indien op het tijdstip waarop het vast recht verschuldigd wordt een afschrift van het bewijs van toevoeging als bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand is overgelegd wordt het recht door de betrokkene verschuldigd voor drievierde deel, of indien bij de toevoeging een eigen bijdrage is opgelegd als bedoeld in artikel 35, derde lid, onder e, of artikel 35, vierde lid, onder e, van die wet, voor de helft in debet gesteld. Indien het vast recht meer dan € 455 bedraagt, wordt het recht in de hiervoor bedoelde gevallen, behoudens een bedrag van € 115 onderscheidenlijk € 231 in debet gesteld.
2
Indien op het tijdstip waarop het vast recht verschuldigd wordt een afschrift van het besluit waarbij de voorlopige toevoeging is verleend als bedoeld in artikel 30, eerste lid van de Wet op de rechtsbijstand dan wel een afschrift van de in artikel 24, tweede lid, van de Wet op rechtsbijstand bedoelde aanvraag is overgelegd, wordt het recht door de betrokkene verschuldigd voorlopig voor drievierde deel in debet gesteld. Het gestelde in de tweede volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
3
Indien toevoeging wordt geweigerd of een toevoeging met toepassing van het bepaalde in de Wet op de rechtsbijstand wordt ingetrokken of zodanig wordt verleend of gewijzigd dat minder recht in debet dient te worden gesteld, is het alsdan verschuldigde recht terstond opvorderbaar.
4
De advocaat of gemachtigde van de betrokkene is niet aansprakelijk voor het recht dat na een weigering of intrekking van een toevoeging ingevolge het bepaalde in het derde lid opvorderbaar is.

Artikel 18
1
Indien geen toevoeging overeenkomstig de Wet op de rechtsbijstand is verleend, stelt de griffier het vast recht verschuldigd door de betrokkene wiens inkomen blijkens de door deze over te leggen verklaring van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 1 van die wet, niet meer bedraagt dan in artikel 35, derde en vierde lid, telkens onderdelen a tot en met d dan wel in die artikelleden, telkens onderdeel e, van die wet is bedoeld, voor het drievierde deel, onderscheidenlijk voor de helft in debet.
2
Artikel 35, vijfde tot en met achtste lid, van de Wet op de rechtsbijstand, artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en artikel 17, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18a
1
Indien tijdige overlegging van stukken als bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid, en artikel 18, eerste lid, is uitgebleven ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan de betrokkene zijn toe te rekenen, stelt de griffier het vast recht op verzoek van de betrokkene alsnog gedeeltelijk, onderscheidenlijk voorlopig gedeeltelijk, in debet. Het verzoek wordt door de betrokkene ondertekend. De griffier betaalt hetgeen inmiddels teveel is voldaan terug aan de betrokkene. Was het vast recht voldaan door een ander dan de betrokkene, dan kan terugbetaling ook plaatsvinden aan die ander, tenzij de betrokkene bij het verzoek te kennen heeft gegeven dit niet te wensen.
2
Is de wederpartij van de betrokkene op het tijdstip waarop alsnog stukken als bedoeld in het eerste lid worden overgelegd, reeds verwezen in de kosten van de instantie waarvoor het vast recht is verschuldigd, dan wordt het vast recht slechts in debet gesteld indien de wederpartij deze kosten nog niet heeft voldaan. Alsdan dient de wederpartij het alsnog in debet gestelde vast recht aan de griffier te voldoen en verliest de betrokkene in zoverre zijn recht op betaling. Het derde lid van artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
3
In het geval, bedoeld in het tweede lid, wijst de griffier het verzoek slechts toe indien de betrokkene de aan hem afgegeven afschriften overlegt van het vonnis of de beschikking waarbij zijn wederpartij in de kosten is verwezen. De griffier doet van de indebetstelling aantekening op de minuut en de overgelegde afschriften van het vonnis of de beschikking.

Artikel 19 [Vervallen per 01-01-1984]

Artikel 20
In debet gestelde opvorderbare rechten worden voldaan zodra de griffier de vordering tot betaling doet.

Artikel 21
Verschotten voor reis- en verblijfkosten, advertenties, exploiten en oproepingen anders dan per post door de griffier gedaan, worden door belanghebbenden terugbetaald. Advocaten en gemachtigden zijn voor de terugbetaling mede aansprakelijk.

Artikel 22
1
Bij gebreke van betaling geschiedt invordering der rechten en betaalde verschotten krachtens een door de griffier uit te vaardigen dwangbevel.
2
Het dwangbevel wordt uitvoerbaar verklaard indien het een enkelvoudige kamer betreft, door de rechter in die kamer, indien het een meervoudige kamer betreft, door de voorzitter van die kamer van het betrokken gerecht en levert dan een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden tenuitvoergelegd, indien tenminste een maand na de betekening is verstreken.
3
[Vervallen.]
4
Gedurende een maand na de betekening van het dwangbevel kan de schuldenaar bij het betrokken gerecht, rechtdoende in burgerlijke zaken, daartegen, bij verzoekschrift, in verzet komen.

Artikel 23 [Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 24
1
De griffiers zijn bevoegd, van de belanghebbenden, hun advocaten, raadslieden of gemachtigden, tegen bewijs van ontvangst en ter latere verrekening, een voorschot te vragen tot dekking van de vermoedelijke rechten en verschotten.
2
De griffiers kunnen hun dienst weigeren, zolang het verlangde voorschot niet is gestort.
3
Gedurende een maand na de storting van het voorschot kan de voorschotgever bij het gerecht ter welks griffie het voorschot is gestort, rechtdoende in burgerlijke zaken, tegen de beslissing van de griffier, bij verzoekschrift, in verzet komen.
4
Tegen de beslissing van het gerecht is geen hogere voorziening toegelaten.

Artikel 25
1
Gedurende een maand na de mededeling van de uit het voorschot verrekende rechten en verschotten, en bij rechtstreekse betaling daarvan, binnen een maand na die betaling, kunnen hij van wie de rechten en verschotten zijn geheven alsmede, in het eerste geval de voorschotgever, in het tweede geval hij die de rechten en verschotten betaalde, bij het gerecht ter griffie waarvan voorschot werd gestort of werd betaald, rechtdoende in burgerlijke zaken, tegen de beslissing van de griffier, bij verzoekschrift, in verzet komen. Tegen de beslissing van de griffier omtrent de toepassing van artikel 18a kunnen de betrokkene en de voorschotgever, onderscheidenlijk degene die het vast recht betaalde, op overeenkomstige wijze gedurende een maand na de mededeling daarvan in verzet komen.
2
Tegen de beslissing van het gerecht is geen hogere voorziening toegelaten.

Artikel 26
Voor de indiening[Tekstcorrectie: ?indiening? moet zijn ?indiening van?.] een verzoek als bedoeld in artikel 18a, eerste lid, en van een verzoekschrift ingevolge een der artikelen 24 en 25 is geen recht verschuldigd.

Artikel 27 [Vervallen per 01-01-1961]

Artikel 28 [Vervallen per 01-01-1961]

Titel 3. Van de advocaten

Artikel 29
[1.] Aan de advocaten is verschuldigd:
a
Voor elke besogne of conferentie met of voor hunne clienten € 0,82, des echter dat zij, voor elk besogne of conferentie, welke langer dan een uur duurt, gelijke € 0,82, gedeelten voor het geheel genomen, per uur mogen berekenen;
b
Voor eene comparitie € 1,63;
c
Voor eene vacatie buiten de plaats hunner woning € 5,45 voor eenen geheelen dag, en € 2,72 voor een gedeelte van den dag, zes uren of minder bedragende, onverminderd, in beide gevallen, hetgeen voor de gedurende dien tijd verrigte werkzaamheden verschuldigd is, mitsgaders de reis- en verblijfkosten;
d
[Vervallen;]
e
Voor het schrijven van eenen brief en voor het lezen van eenen ontvangen brief € 0,41;
[2.] Indien dezelve buitengewoon groot of van veel gewigt is, alsdan naar mate van den tijd, welke daartoe noodig mogt zijn geweest, berekend op den voet sub litt a vermeld.

Artikel 30
Voor werkzaamheden, niet in het vorig artikel vermeld, berekenen de advocaten het hun verschuldigde salaris, naar mate van het belang en de moeijelijkheid der zaken, mitsgaders van den tijd, welke daaraan besteed heeft moeten worden.

Artikel 31
[1.] De advocaten zijn verpligt aan hunne clienten, des gevorderd wordende, te geven gespecificeerde rekeningen met opgave van den dag waarop de werkzaamheden zijn verrigt en van den besteedden tijd, voor zoo verre de hoegrootheid van het salaris daarvan afhankelijk is.
[2.] Voor werkzaamheden ten behoeve van personen, die het vrije beheer over hunne goederen niet bezitten, alsmede in vacante boedels, onderwerpen de advocaten hunne rekeningen vooraf aan de begrooting van den voorzitter der regtbank van het arrondissement waarin hunne woonplaats is gevestigd, of van een der leden daartoe door hem benoemd; van die begrootte rekening wordt een ongezegeld afschrift aan de clienten uitgegeven.

Artikel 32
Buiten de gevallen in het 2de lid van art. 31 vermeld, geschiedt, in geval van verschil over het salaris, door den advocaat aan den client berekend, de begrooting door de raden van toezigt en discipline in de hoofdplaats van het arrondissement waarin de advocaat woonachtig is, of, indien aldaar geen raad van toezigt aanwezig is, door dien in de residentie van het provinciaal geregtshof waaronder de woonplaats van den advocaat behoort; en indien ook aldaar geen zoodanige raad bestaat, alsdan door dien, gevestigd in de residentie van den hoogen raad.

Artikel 33
[1.] Indien de advocaat met de begrooting van den raad van toezigt geen genoegen neemt, of de client weigerachtig blijft het bedrag daarvan te voldoen, wordt het bedrag van het verschuldigde nader vastgesteld door den voorzitter van het collegie waar de zaak, waarin het salaris berekend is, gediend heeft, of door een der leden, daartoe door hem benoemd.
[2.] Indien de zaak voor geen regterlijk collegie is aanhangig geweest, geschiedt zulks door den voorzitter der regtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van den advocaat is gevestigd, of door een der leden, daartoe door hem benoemd.

Artikel 34
[1.] De begrooting geschiedt op gezegelde rekeningen, waarop iedere post, zoo van salaris als verschot, behoorlijk is omschreven, en het bedrag daarvan afzonderlijk uitgedrukt, en waarop, naast de uitgetrokkene som, een wit vak is opengelaten.
[2.] Onder de rekening wordt gesteld: ter begrooting ingediend door . . . . . . ., met onderteekening en dagteekening, zonder dat er eenige andere vorm, bij de indiening ter begrooting, in acht genomen behoeft te worden.

Artikel 35
[1.] De regter, door wien de begrooting geschiedt, is bevoegd de overlegging der justificatoire stukken te vorderen.
[2.] Hij slaat bij de begrooting acht op de omstandigheid, of de gemaakte kosten en verschotten en de gedeclareerde vacatien, naar den aard der zaak, nuttig, doelmatig of noodig kunnen geacht worden, of door den client zijn verlangd, en wijzigt, roijeert of vermindert de zoodanige, welke daarbij geoordeeld worden overbodig te zijn, of de palen eener billijke gematigdheid te overschrijden, daarbij in aanmerking nemende het gewigt der zaak, en de moeijelijkheid die zij mogt hebben opgeleverd.

Artikel 36
[1.] Wanneer in de rekeningen als verschot worden gebragt posten, die uit eigen hoofde aan begrooting onderworpen, doch niet begroot zijn, zijn deze posten nog steeds voor vermindering vatbaar, en worden alleen geleden tot zoodanig bedrag, als waarop de regter dezelve begroot, onverminderd het verhaal tegen hem, die aldus blijken mogt te veel te hebben ontvangen.
[2.] Posten wegens betaalde zegel-, griffie- en registratie-regten, mits van derzelver voldoening behoorlijk blijke, zijn niet aan vermindering onderworpen.

Artikel 37
[1.] Het bedrag der te hoog gestelde of onaannemelijke posten wordt doorgehaald en in het daarvoor opengelaten wit vak de verschuldigde som, of wel nihil, gesteld.
[2.] Aan het slot der rekening wordt door den regter gesteld: goedgekeurd ter somma van . . . . . . . . . . . ., met uitdrukking, in letters, van het geheel bedrag waarop dezelve is begroot, en daaronder een bevelschrift van ten uitvoer legging, hetwelk op de minuut ten uitvoer wordt gelegd.
[3.] De advocaat kan de herziening der begrooting aan het collegie, welks voorzitter of benoemd lid dezelve heeft gedaan, verzoeken bij een verzoekschrift, waarop niet wordt beschikt, dan nadat de belanghebbenden voor twee commissarissen uit het collegie, daartoe benoemd, zijn opgeroepen, om in hunne belangen te worden gehoord.

Artikel 38
De begrootingen van den regter zijn niet aan regten van registratie of griffie onderworpen.

Artikel 39
De schuldenaar wordt tot de betaling genoodzaakt, hetzij krachtens het bevelschrift van ten uitvoer legging van den voorzitter of benoemden regter, hetzij krachtens de beschikking, door het collegie op een verzoek tot herziening genomen.

Artikel 40
[1.] Degene, ten wiens laste zoodanig bevelschrift is afgegeven, kan daartegen verzet doen.
[2.] Dit verzet wordt gebragt voor het collegie, welks voorzitter of benoemd lid het bevelschrift heeft afgegeven, en wordt als eene summiere zaak afgedaan.
[3.] De uitspraak op het verzet en de beschikking op een verzoek om herziening, zijn niet vatbaar voor verzet, hooger beroep of voorziening in cassatie.

Artikel 41 [Vervallen per 01-08-1879]

Artikel 42 [Vervallen per 01-08-1879]

Titel 4. [Vervallen per 01-09-2008]

Artikel 43 [Vervallen per 01-09-2008]

Artikel 44 [Vervallen per 01-09-2008]

Artikel 45 [Vervallen per 01-09-2008]

Artikel 46 [Vervallen per 01-09-2008]

Artikel 47 [Vervallen per 01-09-2008]

Artikel 48 [Vervallen per 01-09-2008]

Artikel 49 [Vervallen per 01-09-2008]

Artikel 50 [Vervallen per 01-09-2008]

Artikel 51 [Vervallen per 01-08-1879]

Artikel 52 [Vervallen per 01-09-2008]

Titel 5.

Artikel 53 [Vervallen per 15-07-2001]

Artikel 54 [Vervallen per 01-01-2002]

Artikel 55 [Vervallen per 15-07-2001]

Artikel 56 [Vervallen per 15-07-2001]

Titel 6. Slotbepalingen

Artikel 57
Wij stellen, bij algemene maatregel van bestuur, de bedragen vast, welke wegens werkzaamheden, tijdverzuim en daarmede verband houdende noodzakelijke kosten, en wegens reis- en verblijfkosten toekomen aan:
a
houders of bewaarders van stukken, die opgeroepen worden om stukken, welke onder hun berusting of bewaring zijn, voor de rechter te brengen;
b
deskundigen;
c
getuigen.

Artikel 58
In de gevallen, waarin de partijen, tengevolge van een rechterlijke uitspraak verplicht zijn te reizen, worden de kosten, daardoor veroorzaakt, ten laste gebracht van de in de kosten veroordeelde partij, overeenkomstig de daarvan door de rechter vast te stellen begroting.

Artikel 59
Deze wet kan worden aangehaald als Wet tarieven in burgerlijke zaken.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Kollegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ?s Gravenhage, den 28sten Augustus 1843.
willem
Van wege den Koning,De Directeur van het Kabinet des Konings,
a
G. A. VAN RAPPARD.
Uitgegeven den dertigsten Augustus 1843.
De Directeur van het Kabinet des Konings,
a
G. A. VAN RAPPARD.