Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet tot regeling van pensioenen reserve-officieren der Koninklijke landmacht

 

Wet van 22 december 1938, tot regeling van de pensioenen voor reserve-officieren der Koninklijke landmacht, die zich - ter aanvulling van een bestaand tekort aan beroeps-officieren - krachtens een daartoe gesloten verbintenis in actieven dienst bevinden met bestemming om naar het korps beroeps-officieren bij het leger hier te lande over te gaan, alsmede voor hunne weduwen en weezen
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is, afzonderlijke bepalingen te treffen ten aanzien van de pensionneering van reserve-officieren der Koninklijke landmacht, die zich - ter aanvulling van een bestaand tekort aan beroeps-officieren - krachtens een daartoe gesloten vrijwillige verbintenis in actieven dienst bevinden met bestemming om naar het korps beroeps-officieren bij het leger hier te lande over te gaan, alsmede ten aanzien van de pensionneering van hunne weduwen en weezen;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1
Ten aanzien van de reserve-officieren der Koninklijke landmacht, die zich - ter aanvulling van een bestaand tekort aan beroeps-officieren - krachtens een daartoe gesloten vrijwillige verbintenis in actieven dienst bevinden met bestemming om naar het korps beroeps-officieren bij het leger hier te lande over te gaan, worden, tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, van toepassing verklaard de bepalingen van de Pensioenwet voor de landmacht (Staatsblad 1922, No. 66), een en ander met afwijking in zooverre van het bepaalde in artikel 1 der evenaangehaalde pensioenwet.

Artikel 2
Ten aanzien van de in artikel 1 dezer wet bedoelde reserve-officieren worden, tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, eveneens van toepassing verklaard de bepalingen van de Militaire Weduwenwet 1922, een en ander met afwijking in zooverre van het bepaalde onder a van artikel 2 der evenaangehaalde wet.

Artikel 3
1
Behoudens het bepaalde in het tweede lid zal ten aanzien van de in artikel 1 dezer wet bedoelde reserve-officieren de Pensioenwet voor het reserve-personeel der landmacht (Staatsblad 1923, No. 356) geen toepassing vinden.
2
Indien in eenig geval pensionneering van de in artikel 1 dezer wet bedoelde reserve-officieren met toepassing van deze wet voor hen minder voordeelig mocht blijken te zijn dan pensionneering krachtens de bepalingen der Pensioenwet voor het reserve-personeel der landmacht (Staatsblad 1923, No. 356) en die der wetten, waarbij die wet is of nog zal worden aangevuld of gewijzigd, blijft pensionneering ingevolge deze wet achterwege en zal het pensioen worden geregeld met inachtneming van evenbedoelde bepalingen.

Artikel 4
Deze wet treedt in werking met ingang van den dag, volgende op dien der afkondiging.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize het Loo, den 22sten December 1938
wilhelmina
De Minister van Defensie,
VAN DIJK.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
VAN BOEYEN.
Uitgegeven den tienden Januari 1939.
De Minister van Justitie,
c
GOSELING.