Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet uitvoering EG-mededingingsverordeningen

 

Wet van 27 februari 1997, houdende enige regels ter uitvoering van een aantal EG-verordeningen op het gebied van de mededinging (Wet uitvoering EG-mededingingsverordeningen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het nodig is ter uitvoering van een aantal EG-verordeningen op het gebied van de mededinging enige regels te stellen ten aanzien van het verrichten van verificaties bij ondernemingen en ondernemersverenigingen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
Commissie: de Commissie van de Europese Gemeenschappen;
EG-mededingingsverordeningen: verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PbEG L 83);
Onze Ministers: Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister, wie de zaak mede aangaat, tezamen.

Artikel 2
1
Indien de Commissie op grond van een van de EG-mededingingsverordeningen verzoekt daarbij omschreven verificaties te verrichten, geven Onze Ministers daartoe opdracht aan voor ieder afzonderlijk geval schriftelijk aangewezen ambtenaren.
2
Deze ambtenaren beschikken voor het verrichten van de in het eerste lid bedoelde verificaties ten aanzien van ondernemingen en ondernemersverenigingen over dezelfde bevoegdheden als waarover de functionarissen van de Commissie ingevolge de EG-mededingingsverordeningen voor dat doel beschikken. Deze bevoegdheden hebben betrekking op:
a
de inzage van zakelijke gegevens en bescheiden;
b
het maken of verlangen van afschriften of uittreksels van deze zakelijke gegevens en bescheiden;
c
het ter plaatse vragen van mondelinge inlichtingen;
d
het betreden van alle plaatsen.
3
De bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, onder d, strekt zich niet uit tot het betreden van woningen zonder toestemming van de bewoner.
4
In geval van het verrichten van een verificatie die de Commissie krachtens een van de EG-mededingingsverordeningen bij beschikking heeft gelast, zijn de in het eerste lid bedoelde ambtenaren voorts bevoegd om bedrijfsruimten en voorwerpen te verzegelen gedurende de tijd gelegen tussen 18.00 uur en 8.00 uur.
5
Deze ambtenaren maken van hun bevoegdheden, bedoeld in het tweede en vierde lid, slechts gebruik, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Artikel 3
1
Indien op grond van een van de EG-mededingingsverordeningen functionarissen van de Commissie zijn belast met het verrichten van een verificatie, kunnen Onze Ministers aan voor ieder afzonderlijk geval schriftelijk aangewezen ambtenaren opdracht geven die functionarissen bij te staan.
2
Onze Ministers wijzen op grond van het eerste lid in elk geval ambtenaren aan, indien de daar bedoelde verificatie door de Commissie bij beschikking is gelast.
3
De aangewezen ambtenaren beschikken voor het verlenen van de in het eerste lid bedoelde bijstand over de in artikel 2, tweede en vierde lid, bedoelde bevoegdheden. Artikel 2, derde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4
Wanneer van de zijde van een onderneming of een ondernemersvereniging verzet wordt gepleegd tegen het verrichten van een verificatie, die de Commissie krachtens een van de EG-mededingingsverordeningen bij beschikking heeft gelast, kunnen de ingevolge artikel 2, eerste lid, en artikel 3, eerste lid, aangewezen ambtenaren hun bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, b en d, en vierde lid, zo nodig uitoefenen met behulp van de sterke arm.

Artikel 5
1
Wanneer van de zijde van een onderneming of een ondernemersvereniging verzet wordt gepleegd tegen het verrichten van een verificatie, die de Commissie krachtens een van de EG-mededingingsverordeningen bij beschikking heeft gelast, kan Onze Minister van Economische Zaken vorderen dat door de rechter-commissaris onverwijld wordt overgegaan tot het doen van een doorzoeking van een plaats als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder d, gericht op voor de verificatie noodzakelijke zakelijke gegevens en bescheiden. De vordering wordt gericht tot de rechter-commissaris bij de rechtbank in het arrondissement waar die plaats is gelegen.
2
De vordering, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een afschrift van de beschikking van de Commissie waarbij de verificatie is gelast en een schriftelijke opgave van de redenen die naar het oordeel van Onze Minister van Economische Zaken een doorzoeking noodzakelijk maken.
3
De vordering tot het doen van een doorzoeking wordt door de rechter-commissaris afgewezen, indien deze vordering kennelijk ongegrond is.
4
De afwijzende beschikking van de rechter-commissaris is met redenen omkleed.
5
Tegen de beschikking op de vordering staat geen beroep open.

Artikel 6
De ingevolge artikel 2, eerste lid, of 3, eerste lid, aangewezen ambtenaren kunnen, vanaf het tijdstip waarop van de zijde van een onderneming of ondernemersvereniging verzet wordt gepleegd, met het oog op een te vorderen of gevorderde doorzoeking, de maatregelen nemen die redelijkerwijs nodig zijn om wegmaking, onbruikbaarmaking, onklaarmaking of beschadiging van zakelijke gegevens en bescheiden waarop de doorzoeking zal worden gericht te voorkomen. Deze maatregelen kunnen de vrijheid van personen die zich ter plaatse bevinden beperken.

Artikel 7
1
De rechter-commissaris kan zich in het in artikel 2 bedoelde geval bij de doorzoeking laten bijstaan door de ingevolge het eerste lid van dat artikel aangewezen ambtenaren en in het in artikel 3 bedoelde geval door de functionarissen van de Commissie en de ingevolge het eerste lid van dat artikel aangewezen ambtenaren.
2
Zo nodig kan de rechter-commissaris de doorzoeking doen met behulp van de sterke arm.
3
De artikelen 124 en 125 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
4
Van de doorzoeking wordt door de rechter-commissaris een proces-verbaal opgemaakt. De rechter-commissaris zendt een afschrift van het proces-verbaal aan de Minister van Economische Zaken en de desbetreffende onderneming of ondernemersvereniging.

Artikel 8
De door middel van de doorzoeking verkregen zakelijke gegevens en bescheiden worden door de rechter-commissaris in het in artikel 2 bedoelde geval verstrekt aan de ingevolge het eerste lid van dat artikel aangewezen ambtenaren en in het in artikel 3 bedoelde geval aan de functionarissen van de Commissie en de ingevolge het eerste lid van dat artikel aangewezen ambtenaren.

Artikel 9
Leidt een doorzoeking tot het maken van afschriften of uittreksels van zakelijke gegevens of bescheiden, dan wordt aan de onderneming of de ondernemersvereniging waar de doorzoeking plaatsvindt een opgave van deze gegevens gedaan. Dit geschiedt in het in artikel 2 bedoelde geval door de ingevolge het eerste lid van dat artikel aangewezen ambtenaren en in het in artikel 3 bedoelde geval door de functionarissen van de Commissie en de ingevolge het eerste lid van dat artikel aangewezen ambtenaren gezamenlijk.

Artikel 10
Bij de uitoefening van de door deze wet verleende bevoegdheden worden de rechten van de verdediging inachtgenomen die voortvloeien uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen; dit betreft in ieder geval:
a
het recht van de onderneming of ondernemersvereniging zich te voorzien van rechtsbijstand;
b
het vertrouwelijk karakter van correspondentie tussen de onderneming of ondernemersvereniging en haar advocaten.

Artikel 11
1
Artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht is mede van toepassing op een ieder, die betrokken is bij de uitvoering van een van de EG-mededingingsverordeningen, voor zover het gegevens betreft, die betrekking hebben op een of meer in Nederland gevestigde ondernemingen of ondernemersverenigingen en ten aanzien waarvan voor hem een verplichting tot geheimhouding voortvloeit uit die verordening en voor zover de toepasselijkheid van voornoemd artikel niet reeds uit een andere wettelijke bepaling voortvloeit.
2
De Nederlandse strafwet is ook toepasselijk op een ieder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan overtreding van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht en ten aanzien van wie niet reeds artikel 5, eerste lid, onder 1°, van dat wetboek geldt, voor zover deze overtreding bestaat uit het handelen in strijd met de in het eerste lid bedoelde verplichting.

Artikel 12
De functionarissen van de Commissie, die met het verrichten van een verificatie in Nederland zijn belast, worden met Nederlandse ambtenaren gelijkgesteld ten aanzien van het tegenover hen begaan van feiten, die, indien zij worden begaan tegenover Nederlandse ambtenaren, strafbaar zijn.

Artikel 13
De wet van 10 juli 1968 tot uitvoering van de Verordening No. 17 van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap (Stb. 395) wordt ingetrokken.

Artikel 14
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 15
Deze wet wordt aangehaald als: Wet uitvoering EG-mededingingsverordeningen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 27 februari 1997
Beatrix
De Minister van Economische Zaken, G. J. Wijers
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink
Uitgegeven de vijfentwintigste maart 1997
De Minister van Justitie,
w
Sorgdrager