Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet vernieuwing hypothecaire inschrijvingen ten hypotheekkantore Nijmegen

 

Wet van 25 juli 1947, tot het treffen van maatregelen in zake de vernieuwing van hypothecaire inschrijvingen ten hypotheekkantore te Nijmegen
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is gebleken, maatregelen te treffen inzake de vernieuwing van hypothecaire inschrijvingen, genomen ten kantore van bewaring van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen te Nijmegen;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1
Met afwijking van de bepaling van artikel 1236 van het Burgerlijk Wetboek zijn alle vóór of op 20 September 1944 ten kantore van bewaring van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen te Nijmegen genomen hypothecaire inschrijvingen op onroerende zaken onderworpen aan vernieuwing binnen een tijdvak van één jaar, aanvangende op een door Onzen Minister van Financiën vast te stellen tijdstip.

Artikel 2
1
De aanvraag tot vernieuwing geschiedt door of namens den schuldeischer of door of namens dengene die ten genoegen van den hypotheekbewaarder aantoont, dat hij belanghebbende is. Zij geschiedt door tusschenkomst van een notaris.
2
Te dien einde worden ten kantore van bewaring te Nijmegen overgelegd twee door hem die de aanvraag doet, onderteekende borderellen bevattende:
1
vermelding van den schuldeischer en den schuldenaar op het tijdstip van opmaking van de borderellen; indien de schuldeischer een andere is dan die ten tijde van de oorspronkelijke inschrijving, behoort tevens, ten genoegen van den hypotheekbewaarder, opgave te worden gedaan van de wijze waarop of van de titels uit welke de tegenwoordige schuldeischer zijn recht heeft verkregen;
2
opgave der woonplaats, door den schuldeischer gekozen binnen den kring van voormeld kantoor; wijkt deze woonplaats af van de in het borderel der oorspronkelijke inschrijving gekozene, dan behoort ook van die woonplaats melding te worden gemaakt;
3
de dagteekening en den aard van den rechtstitel met opgave van den ambtenaar door of ten overstaan van wien de akte is verleden of van den rechter in het geval van artikel 1217 van het Burgerlijk Wetboek;
4
het beloop der inschuld of de begrooting der voorwaardelijke of onbepaalde rechten, welke verzekerd moeten worden en den tijd waarop de schuld opeischbaar is; een en ander zoowel naar de gegevens van het borderel der oorspronkelijke inschrijving als naar den toestand op het tijdstip van overlegging der onderwerpelijke borderellen;
5
een verwijzing naar het borderel der oorspronkelijke inschrijving, zulks door vermelding van de dagteekening waarop en het deel en nummer waarin de inschrijving heeft plaats gehad; indien en voorzoover in dat borderel vermeld zijn de bedingen, bedoeld in de artikelen 1223, tweede lid, 1230, eerste lid, en 1254, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, moet daarvan in de onderwerpelijke borderellen door verwijzing naar die wetsbepalingen melding worden gemaakt;
6
het verlangen van den schuldeischer tot geheele of gedeeltelijke vernieuwing van de inschrijving, met aanduiding van den aard en de ligging der goederen waarop de hypotheek is gevestigd overeenkomstig de kadastrale indeeling dier goederen op het tijdstip waarop de borderellen worden overgelegd, onverminderd het bepaalde bij het tweede lid van artikel 1219 van het Burgerlijk Wetboek.
3
Nevens de twee hiervoor bedoelde borderellen moet een afschrift daarvan worden overgelegd, gesteld op een door Onzen Minister van Financiën vast te stellen formulier en ook overigens voldoende aan de door dezen te stellen vormvereischten. Indien daarbij wordt bepaald dat het afschrift moet worden voorzien van een verklaring van eensluidendheid, is de hypotheekbewaarder niet gehouden de juistheid van die verklaring te onderzoeken en is de Staat niet aansprakelijk voor uit een eventueele onjuistheid voortvloeiende schade.
4
Indien de borderellen andere kadastrale perceelen of perceelsgedeelten bevatten dan volgens de registers van den hypotheekbewaarder met de inschrijving waarvan de vernieuwing wordt verzocht, bezwaard zouden zijn, teekent hij dit naast de vernieuwde inschrijving en op de borderellen aan.
5
Voorts wordt gehandeld gelijk in artikel 1232 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald.
6
Op de vernieuwde inschrijvingen zijn alle bepalingen van het Burgerlijk Wetboek omtrent de inschrijvingen van toepassing, voor zooveel daarvan bij dit besluit niet uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3
1
De in artikel 2, derde lid, bedoelde formulieren worden, nadat de borderellen op de gewone wijze in het dagregister zijn geboekt, samengevoegd tot een register, dat zal worden bewerkt en bijgehouden overeenkomstig de door Onzen Minister van Financiën te geven voorschriften.
2
De boeking van de borderellen op het dagregister gevolgd door de in het vorige lid bedoelde samenvoeging geldt als inschrijving in den zin van de artikelen 1224 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 4
1
De vernieuwing, binnen den bij artikel 1 gestelden termijn aangevraagd, verzekert aan de belanghebbenden denzelfden rang en dezelfde rechten, die zij door de oorspronkelijke inschrijving verkregen hadden.
2
Is de inschrijving binnen dien termijn niet vernieuwd, zoo houdt zij op van kracht te zijn, kan zij niet meer worden vernieuwd en wordt zij door den hypotheekbewaarder op het door hem af te geven afschrift of getuigschrift, bedoeld in artikel 1265 van het Burgerlijk Wetboek, niet vermeld.
3
Door of namens den schuldeischer of door of namens dengene, die ten genoegen van den hypotheekbewaarder aantoont, dat hij belanghebbende is, kan de binnen genoemden termijn niet vernieuwde inschrijving opnieuw worden bewerkstelligd overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, doch in dat geval worden de kracht en de rang bepaald naar de dagteekening der nieuwe inschrijving en is artikel 7 niet van toepassing.

Artikel 5
1
Toeziende voogden en toeziende curators zijn op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, verplicht toe te zien, dat de hypothecaire inschrijvingen, tot zekerheid van het beheer van voogden of curatoren genomen, binnen den bij artikel 1 gestelden termijn worden vernieuwd.
2
De getrouwde vrouw, die bij huwelijksche voorwaarden hypotheek heeft bedongen, kan, zonder bijstand van haar man of machtiging van den rechter, de hypothecaire inschrijving doen vernieuwen.

Artikel 6
1
De overschrijvingen van processen-verbaal van beslag op onroerende goederen, die vóór of op 20 September 1944 hebben plaats gehad, kunnen binnen den bij artikel 1 gestelden termijn worden vernieuwd op het oorspronkelijk proces-verbaal van inbeslagneming, dat te dien einde door den beslaglegger of zijn procureur aan den hypotheekbewaarder zal worden aangeboden. De vernieuwde overschrijving, mits tijdig aangevraagd, treedt geheel in de plaats van de oorspronkelijke overschrijving en heeft kracht van het tijdstip af, waarop deze laatste overschrijving heeft plaats gehad.
2
Alle overschrijvingen, in het eerste lid bedoeld, waarvan op het tijdstip van het verstrijken van den daar bedoelden termijn de vernieuwing niet is aangevraagd, vervallen van rechtswege en verliezen alsdan haar kracht.

Artikel 7
1
De verrichtingen van den hypotheekbewaarder, betrekking hebbende op de voorbereiding of de totstandkoming van een vernieuwing, geschieden kosteloos.
2
De ingevolge het vorig lid door den hypotheekbewaarder afgegeven stukken, alsmede de in artikel 2, tweede lid, bedoelde borderellen, zijn vrij van zegelrecht.
3
De notarissen zijn verplicht op verzoek van belanghebbenden hun tusschenkomst voor de aanvrage tot vernieuwing te verleenen en daartoe verder het noodige te verrichten. Zij zijn bevoegd voor hun diensten een bedrag in rekening te brengen van f 2,50 voor een hypothecaire vordering van f 2000,- of minder, f 5,- voor een vordering van meer dan f 2000,-, doch niet meer dan f 5000,-, en f 7,50 voor een vordering van meer dan f 5000,-, behoudens vergoeding van hetgeen door hen voor belanghebbenden mocht zijn voorgeschoten.

Artikel 8
Deze wet treedt in werking met ingang van de maand, volgende op die waarin zij is afgekondigd.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Het Loo, den 25sten Juli 1947
wilhelmina
De Minister van Financiën,
p
LIEFTINCK.
De Minister van Justitie,
j
H. VAN MAARSEVEEN.
Uitgegeven de zes en twintigste Augustus 1947.
De Minister van Justitie,
j
H. VAN MAARSEVEEN.