
Wet wapens en munitie
Artikel 3a
1
De artikelen 9, eerste lid, 13, eerste lid, 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste lid, en 27, eerste lid, zijn niet van toepassing op de krijgsmacht. Zij zijn evenmin van toepassing op personen die daarvan deel uitmaken of daarvoor werkzaam zijn, voor zover Onze Minister van Defensie dit bij regeling heeft bepaald.
2
De artikelen 9, eerste lid, 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste lid, en 27, eerste lid, zijn niet van toepassing op de politie. Zij zijn evenmin van toepassing op personen die daarvan deel uitmaken of daarvoor werkzaam zijn, voor zover Onze Minister en Onze Minister van Binnenlandse Zaken dit bij regeling hebben bepaald.
3
De artikelen 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste lid, en 27, eerste lid, zijn niet van toepassing op de overige openbare dienst en op personen die daarvan deel uitmaken of daarvoor werkzaam zijn, daaronder begrepen opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en buitengewone opsporingsambtenaren, voor zover Onze Minister dit bij regeling heeft bepaald.
4
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder krijgsmacht, politie en overige openbare dienst mede verstaan niet-Nederlandse krijgsmacht, politie of openbare dienst.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN BI1366, Eerste aanleg - meervoudig, 16/510353-06
Rechtsoort
Straf
Datum uitspraak
29-12-2008
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Eerste aanleg - meervoudig
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Rechtbank UtrechtDe rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden en tot betaling van een geldboete van ⬠20.000. Dit voor onder andere medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.