Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Elektriciteitswet 1998 en Gaswet (nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer)

 

Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een onafhankelijke positie van netbeheerders ten aanzien van productie-, handels- en leveringsbedrijven van elektriciteit en gas te bevorderen en ook overigens nadere eisen te stellen aan de taken van netbeheerders en aan de uitvoering daarvan;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Wijzigt de Elektriciteitswet 1998.]

Artikel II
[Wijzigt de Gaswet.]

Artikel III
[Wijzigt de Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer.]

Artikel IV
1
De rechtspersoon die de vennootschap heeft aangewezen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de in artikel I, onderdeel A, voorgestelde wijziging van artikel 10 van de Elektriciteitswet 1998 de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is, draagt ervoor zorg dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de hiervoor bedoelde wijziging de aanwijzing van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet mede betrekking heeft op de netten met een spanningsniveau van 110 kV en van 150 kV.
2
De in het eerste lid bedoelde wijziging van de aanwijzing als beheerder van het landelijk hoogspanningsnet behoeft de instemming van Onze Minister. Artikel 12, eerste lid, eerste volzin, van de Elektriciteitswet 1998 is van toepassing.
3
Onze Minister onthoudt zijn instemming of kan voorschriften verbinden aan de instemming, indien niet is voldaan aan artikel 16 van de Elektriciteitswet 1998.

Artikel V
1
In de artikelen VI tot en met VId wordt onder overeenkomst verstaan een overeenkomst van huur en verhuur of een soortgelijke overeenkomst met betrekking tot een net waarbij partij is een naar buitenlands recht opgerichte entiteit, of diens rechtsopvolger, en die is gesloten voor 14 juli 2004. Onder rechtsopvolger als bedoeld in de vorige volzin wordt niet begrepen een vennootschap of rechtspersoon naar Nederlands recht die bij het aangaan van de overeenkomst partij was, of een groepsmaatschappij van deze rechtspersoon of vennootschap.
2
In de artikelen VI tot en met VId wordt onder economische eigendom van een net mede verstaan een recht van gebruik van het net op grond van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid en onder degene die de economische eigendom verkrijgt wordt mede verstaan degene die op grond van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid het recht verkrijgt of dient te verkrijgen om het net in bezit te nemen of te gebruiken.
3
In de artikelen VI tot en met VId wordt onder net verstaan een net als bedoeld in de Elektriciteitswet 1998 of een gastransportnet als bedoeld in de Gaswet.
4
In de artikelen VIb en VIc wordt onder Onze Minister verstaan Onze Minister van Economische Zaken.

Artikel VI
1
Een netbeheerder voldoet aan artikel 10a van de Elektriciteitswet 1998 onderscheidenlijk artikel 3b van de Gaswet, indien hij of een vennootschap waarin hij alle aandelen houdt, over de economische eigendom van het net beschikt, behoudens de rechten van derden die voortvloeien uit of verband houden met een overeenkomst met betrekking tot dat net.
2
Indien uit een overeenkomst voortvloeit dat een ander dan de aangewezen netbeheerder van het net waarop die overeenkomst betrekking heeft de economische eigendom van dat net verkrijgt, zijn de artikelen 10a van de Elektriciteitwet 1998 onderscheidenlijk 3b van de Gaswet niet van toepassing gedurende dertien weken na het tijdstip van die verkrijging.
3
Indien het tweede lid toepassing vindt, kan degene die de economische eigendom verkrijgt binnen de in dat lid genoemde termijn van dertien weken een nieuwe netbeheerder aanwijzen, met inachtneming van alle daarvoor bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 onderscheidenlijk de Gaswet gestelde regels, waaronder de verplichting om de economische eigendom te verschaffen aan de netbeheerder. Evenwel zijn op deze aanwijzing de artikelen 10, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998 onderscheidenlijk 2, derde lid, van de Gaswet niet van toepassing.
4
Indien het derde lid toepassing vindt, heeft degene die de economische eigendom verschaft aan de netbeheerder recht op een tegenprestatie die de marktwaarde van de verschafte rechten op het net vertegenwoordigt.

Artikel VIa
1
Het beheer van een net met een spanningsniveau van 110 kV of van 150 kV door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ingevolge de in artikel I, onderdeel A, voorgestelde wijziging van artikel 10, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, geschiedt voor zover dat en op een wijze die in overeenstemming is met de rechten van derden die voortvloeien uit een overeenkomst met betrekking tot dat net.
2
Indien uit een overeenkomst voortvloeit dat met ingang van een datum gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, een ander de economische eigendom van een net met een spanningsniveau van 110 kV of van 150 kV verkrijgt dan degene die voor dat tijdstip over de economische eigendom beschikte, wijst degene die de economische eigendom verkrijgt binnen dertien weken na die verkrijging voor het beheer van het desbetreffende deel van het net een naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aan met inachtneming van alle daarvoor bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 vastgestelde regels.
3
In een geval als bedoeld in het tweede lid kan een andere vennootschap worden aangewezen dan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Tenzij zulks afbreuk zou doen aan de rechten van de in artikel V, eerste lid, bedoelde partij bij de overeenkomst, zal worden aangewezen een vennootschap waarvan de aandelen van die vennootschap direct of indirect worden gehouden door dan wel waarover de zeggenschap berust bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Een aanwijzing als bedoeld in dit lid geschiedt voor een termijn die eindigt op het tijdstip waarop de aanwijzing van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet eindigt. Zolang nadien nog een overeenkomst van kracht is, geschiedt een nieuwe aanwijzing overeenkomstig dit artikel.
4
Voor zover ingevolge de toepassing van het tweede of derde lid de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet of een vennootschap waarin deze de aandelen direct of indirect houdt of waarover deze de zeggenschap heeft, wordt aangewezen als netbeheerder, is de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verplicht eraan mee te werken dat de ander bij wie de economische eigendom van een net alsdan berust, een verworven economisch belang in de desbetreffende netten kan behouden.
5
Ingeval van overtreding van het vierde lid kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de overtreder een last onder dwangsom opleggen. De artikelen 77h, tweede tot en met vijfde lid, en 77k, 77n en 77o van de Elektriciteitswet 1998 zijn van toepassing.
6
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in staat wordt gesteld zorg te dragen voor het beheer van netten met een spanningsniveau van 110 kV of van 150 kV. Daarbij kunnen taken en bevoegdheden worden opgedragen aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

Artikel VIb
Indien uit een overeenkomst met betrekking tot een net of een ander bedrijfsmiddel voortvloeit dat met ingang van een datum, gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, een netbeheerder behoort tot een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland elektriciteit produceert, is het in dat artikel voorgestelde artikel 10b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 niet van toepassing gedurende dertien weken na die datum. Deze termijn kan door Onze Minister bij beschikking of ministeriële regeling worden verlengd.

Artikel VIc
1
Instemming van Onze Minister in de zin van artikel 93, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 of van artikel 85, tweede lid, van de Gaswet, is niet vereist voor de overgang van de economische eigendom van een net als bedoeld in de artikelen VI, tweede lid, en VIa, tweede lid, noch voor de verschaffing van de economische eigendom aan de netbeheerder bij een aanwijzing als bedoeld in artikel VI, derde lid, of in artikel VIa, derde lid, of aan een derde, dan wel voor de overdracht van de aandelen in een aldus aangewezen netbeheerder en evenmin voor de overgang van de eigendom van een net ingevolge een overeenkomst.
2
In het geval van een verschaffing van de economische eigendom als bedoeld in het eerste lid of een aanwijzing als bedoeld in artikel VI, derde lid, of artikel VIa, derde lid, wordt een redelijke termijn als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 onderscheidenlijk artikel 6, eerste lid, van de Gaswet geacht in acht te zijn genomen.
3
Indien een vennootschap of rechtspersoon op grond van een overeenkomst het recht heeft om de economische eigendom van het betreffende net te verkrijgen tegen een vaste prijs, wordt een voorgenomen besluit omtrent de uitoefening van de bevoegdheid tot verkrijging tijdig voor de uitvoering daarvan ter kennis gebracht aan Onze Minister.

Artikel VId
1
Netbeheerders of maatschappijen die daarmee in een groep verbonden zijn of waren kunnen garanties, contragaranties of andere zekerheden verstrekken in verband met een overeenkomst die betrekking heeft op een net of op een ander bedrijfsmiddel, mits dat bedrijfsmiddel voor 14 juli 2004 werd aangewend in het bedrijf van een groepsmaatschappij van die netbeheerder. Dit wordt niet belet door het bepaalde in de artikelen 17, tweede en derde lid, 17a, tweede lid, en 18, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 onderscheidenlijk de artikelen 10b, tweede en derde lid, 10c, tweede lid, en 10d, eerste en tweede lid, van de Gaswet.
2
Indien uit een overeenkomst voortvloeit dat met ingang van een datum, gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, dan wel artikel II, onderdeel B, een netbeheerder behoort tot een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die handelingen of activiteiten verricht die niet op enigerlei wijze betrekking hebben op of verband houden met infrastructurele voorzieningen of aanverwante activiteiten, is het in artikel I, onderdeel I, derde lid, voorgestelde artikel 17, derde lid, onder a, van de Elektriciteitswet 1998, onderscheidenlijk het onder artikel II, onderdeel I, derde lid voorgestelde artikel 10b, derde lid, onder a, van de Gaswet, niet van toepassing.

Artikel VII
1
Indien met het oog op de naleving van het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 10b van de Elektriciteitswet 1998 onderscheidenlijk het in artikel II, onderdeel B, voorgestelde artikel 2c van de Gaswet de inrichting van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waartoe een rechtspersoon behoort die beschikt over de economische eigendom van een net met een spanningsniveau van 110 kV of van 150kV, wordt gewijzigd, wordt bij die wijziging er zorg voor gedragen dat de netbeheerder of een rechtspersoon die deel uitmaakt van de groep waartoe de netbeheerder behoort, zal beschikken over de economische eigendom van het hiervoor bedoelde net.
2
Aan het eerste lid is voldaan indien een netbeheerder of een rechtspersoon of vennootschap die deel uitmaakt van een groep waartoe ook een netbeheerder behoort over de economische eigendom van het net beschikt behoudens de rechten van derden die voortvloeien uit een overeenkomst als bedoeld in artikel V, eerste lid.
3
Ingeval van overtreding van het eerste lid kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de overtreder een last onder dwangsom opleggen. De artikelen 77h, tweede tot en met vijfde lid, 77k, 77n en 77o van de Elektriciteitswet 1998 onderscheidenlijk de artikelen 60ac, tweede tot en met vijfde lid, 60af, 60ai en 60aj van de Gaswet zijn van toepassing.

Artikel VIII
1
Netbeheerders die voor het tijdstip van inwerkingtreding van het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 10b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 op grond van artikel 10, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 zijn aangewezen en met wier aanwijzing instemming als bedoeld in artikel 12, tweede lid, is verleend, voldoen binnen twee jaar en zes maanden na dat tijdstip aan artikel 10b, eerste lid, aan artikel 11, tweede lid, onderdeel b, en indien het derde lid van toepassing is, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998.
2
De netbeheerder die voor het tijdstip van inwerkingtreding van het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 10b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 op grond van artikel 10, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 is aangewezen en met wiens aanwijzing instemming als bedoeld in artikel 12, tweede lid, is verleend, voldoet binnen twee jaar en zes maanden na dat tijdstip aan artikel 10b, eerste lid, indien artikel 11a, vijfde lid, van toepassing is aan artikel 11a, zesde lid van de Elektriciteitswet 1998.
3
Netbeheerders die voor het tijdstip van inwerkingtreding van het in artikel II, onderdeel B, voorgestelde artikel 2c, eerste lid, van de Gaswet op grond van artikel 2, eerste lid, van de Gaswet zijn aangewezen en met wier aanwijzing instemming als bedoeld in artikel 4, tweede lid, is verleend, voldoen binnen twee jaar en zes maanden na dat tijdstip aan artikel 2c, eerste lid, indien artikel 3, derde lid, van toepassing is aan artikel 3, vierde lid van de Gaswet.
4
De netbeheerder die voor het tijdstip van inwerkingtreding van het in artikel II, onderdeel B, voorgestelde artikel 2c, eerste lid, van de Gaswet op grond van artikel 2, tweede lid, van de Gaswet is aangewezen en met wiens aanwijzing instemming als bedoeld in artikel 4, tweede lid, is verleend, voldoet binnen twee jaar en zes maanden na dat tijdstip aan artikel 2c, eerste lid, indien artikel 3a, tweede lid, van toepassing is aan artikel 3a, derde lid van de Gaswet.

Artikel IX
1
Artikel 2c van de Gaswet geldt niet voor de netbeheerders B.V. Netbeheer Haarlemmermeer en Obragas Net N.V. en Intergas Netbeheer B.V., met wier aanwijzing bij besluiten van Onze Minister van Economische Zaken van onderscheidenlijk 22 augustus 2002, 28 augustus 2002 en 4 juni 2003 is ingestemd, en evenmin voor rechtspersonen en vennootschappen die op een wijze als omschreven in dat artikel, zijn verbonden met deze netbeheerders.
2
Na afloop van de in artikel VIII, derde lid, genoemde termijn van twee jaar en zes maanden na de inwerkingtreding van artikel 2c, eerste lid, van de Gaswet:
a
houden rechtspersonen en vennootschappen die gas produceren of leveren of daarin handelen en hun deelnemingen, alsmede in Nederland gevestigde rechtspersonen en vennootschappen die direct of indirect aandelen houden in rechtspersonen of vennootschappen die in Nederland gas produceren of leveren of daarin handelen, geen aandelen in de in het eerste lid genoemde netbeheerders of hun deelnemingen, dan wel in in Nederland gevestigde rechtspersonen die direct of indirect aandelen houden in deze netbeheerders;
b
houden de in het eerste lid genoemde netbeheerders en hun deelnemingen, alsmede in Nederland gevestigde rechtspersonen en vennootschappen die direct of indirect aandelen houden in deze netbeheerders, geen aandelen in rechtspersonen en vennootschappen die gas produceren of leveren of daarin handelen, of in deelnemingen van laatstgenoemde rechtspersonen en vennootschappen, dan wel in in Nederland gevestigde rechtspersonen die direct of indirect aandelen houden in rechtspersonen en vennootschappen die gas produceren of leveren of daarin handelen.
3
Het tweede lid, onderdeel a, geldt niet voor rechtspersonen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel aandelen houden in de rechtspersoon, bedoeld in artikel 54, eerste lid, van de Gaswet.
4
Een wijziging met betrekking tot de eigendom van de gastransportnetten die worden beheerd door de in het eerste lid bedoelde netbeheerders of van de eigendom van de aandelen in deze netbeheerders behoeft geen instemming op grond van artikel 85, tweede lid, van de Gaswet indien:
a
deze wijziging strekt tot naleving van het tweede lid en
b
de eigendom niet wordt overgedragen aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel niet reeds direct of indirect aandelen houdt in deze netbeheerders.
5
Het eerste, tweede, derde en vierde lid vervallen op het tijdstip dat twee jaar en zes maanden zijn verstreken na de datum die is bepaald in de op grond van de in artikel 85, vierde lid, tweede volzin, van de Gaswet vastgestelde ministeriële regeling.
6
Ingeval van overtreding van het tweede lid kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de overtreder een last onder dwangsom opleggen. De artikelen 60ac, tweede tot en met vijfde lid, 60af, 60ai en 60aj van de Gaswet zijn van toepassing.

Artikel IXa
1
Kosten, veroorzaakt door handelingen die na 20 maart 2006 zijn verricht, en die voortvloeien uit de gevolgen van een overeenkomst als bedoeld in artikel V, eerste lid, met betrekking tot een net als bedoeld in het derde lid van dat artikel of een ander bedrijfsmiddel, worden niet doorberekend in de tarieven die netbeheerders, producenten, handelaren en leveranciers van elektriciteit, gas of warmte hun afnemers in rekening brengen.
2
De kosten ter uitvoering van een splitsingsplan als bedoeld in artikel IXb, tweede lid, worden niet doorberekend in de tarieven die netbeheerders, producenten, handelaren en leveranciers van elektriciteit, gas of warmte die op enigerlei wijze zijn betrokken bij de uitvoering van dat plan, aan hun afnemers in rekening brengen.
3
De toebedeling van vermogensbestanddelen, anders dan als gevolg van toepassing van het eerste en tweede lid, in een splitsingsplan als bedoeld in artikel IXb, tweede lid, vindt zodanig plaats dat deze zoveel mogelijk bijdraagt aan een beheerste ontwikkeling van de tarieven die afnemers zijn verschuldigd voor het transport en de levering van elektriciteit, gas of warmte.
4
Het tweede lid vervalt na vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel.
5
Bij de toepassing van de artikelen 27, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en 12a van de Gaswet, en van de artikelen 36, eerste, derde en vierde lid, 37 en 41 tot en met 41c van de Elektriciteitwet 1998 en 12f, eerste, derde en vierde lid, 12g en 81 tot en met 81c van de Gaswet nemen de gezamenlijke netbeheerders onderscheidenlijk de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit het eerst en tweede lid in acht.

Artikel IXb
1
Het bestuur van de rechtspersoon, die alleen of samen met een andere groepsmaatschappij, aan het hoofd staat van een groep waartoe een netbeheerder als bedoeld in artikel VIII, eerste of derde lid behoort, stelt binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 10b van de Elektriciteitswet 1998 of het in artikel II, onderdeel B, voorgestelde artikel 2c van de Gaswet, een splitsingsplan op.
2
Het splitsingsplan beschrijft:
a
welke vermogensbestanddelen na de splitsing zullen berusten bij de onderscheiden rechtspersonen;
b
de wijze waarop netbeheerders in staat worden gesteld de naleving van de artikelen 10a en 16Aa van de Elektriciteitswet 1998 en 3b en 7a van de Gaswet te verzekeren;
c
op welke wijze artikel IXa, eerste, tweede en derde lid, wordt nageleefd.
3
Het plan wordt, tezamen met een verklaring van een onafhankelijke deskundige omtrent de resultaten van zijn onderzoek naar de wijze waarop aan het tweede lid is voldaan en omtrent de juistheid van de in dat plan opgenomen cijfers, ter inzage gegeven aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.
4
De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit zendt het plan en de in het derde lid bedoelde verklaring, vergezeld van zijn oordeel omtrent de wijze waarop is voldaan aan het tweede lid, binnen zes weken na ontvangst aan Onze Minister van Economische Zaken. De raad van bestuur kan deze termijn eenmaal met vier weken verlengen. Een van de genoemde termijnen kan door de raad van bestuur eenmaal met ten hoogste vier weken worden verlengd met ingang van de dag waarop de raad van bestuur nadere gegevens vraagt aan bij het plan betrokken rechtspersonen en vennootschappen.
5
Onze Minister van Economische Zaken kan naar aanleiding van het splitsingsplan binnen zes weken na ontvangst ervan aanwijzingen geven die het bestuur, bedoeld in het eerste lid, in acht dient te nemen, zonodig in afwijking van het splitsingplan.
6
Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de splitsing overeenkomstig het splitsingsplan, zo nodig met inachtneming van een aanwijzing als bedoeld in het vijfde lid.
7
Het bestuur kan het splitsingsplan wijzigen. Op een wijziging is het tweede tot en met zesde lid van overeenkomstige toepassing.
8
Onze Minister van Economische Zaken stelt regels omtrent de inrichting van een splitsingsplan en de categorieën van gegevens die daarin moeten worden opgenomen.
9
Een krachtens het achtste lid vast te stellen ministeriële regeling treedt niet eerder in werking dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
10
Het in het eerste lid bedoelde bestuur dan wel het bestuur van een andere, in het splitsingsplan aangewezen rechtspersoon, legt binnen zes maanden na afloop van de in artikel VIII, eerste en derde lid, genoemde termijn van twee jaar en zes maanden aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een verklaring over van een onafhankelijke deskundige omtrent de uitvoering van het splitsingsplan overeenkomstig de inhoud daarvan.

Artikel IXc
1
De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan, indien hij het vermoeden heeft dat artikel IXa, eerste of tweede lid, niet wordt nageleefd, aan de desbetreffende producenten, handelaren of leveranciers vragen om overlegging van een verklaring van een onafhankelijke deskundige omtrent de wijze waarop de in die leden bedoelde kosten zijn verwerkt.
2
Over de eerstvolgende vijf kalenderjaren na de inwerkingtreding van de artikelen IXa en IXb verstrekt de netbeheerder bij de overzichten die hij op grond van artikel 19b van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 35b van de Gaswet moet verstrekken, tevens een overzicht van de wijze waarop hij de artikelen IXa, eerste en tweede lid, heeft nageleefd, vergezeld van een verklaring van een onafhankelijke deskundige daaromtrent.
3
De artikelen 7 en 78 van de Elektriciteitswet 1998 en 34 en 35 van de Gaswet zijn van toepassing bij de uitvoering van de artikelen IXa en IXb.
4
Ingeval van overtreding van artikel IXa, eerste of tweede lid, kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de overtreder:
a
een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste 10% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking;
b
een last onder dwangsom opleggen.
5
Ingeval van overtreding van artikel IXb, eerste tot en met derde lid, vijfde, zesde, zevende of negende lid, of het eerste of tweede lid van dit artikel, kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de overtreder:
a
een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000 of, indien dat meer is, 1% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking;
b
een last onder dwangsom opleggen.
6
Bij de toepassing van het vierde en vijfde lid zijn hoofdstuk 5A van de Elektriciteitswet 1998 onderscheidenlijk paragraaf 5.5a van de Gaswet van toepassing.

Artikel X
In afwijking van artikel 41a, eerste lid, en artikel 41e, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 bedraagt de in die artikelen bedoelde periode, welke aanvangt met ingang van 1 januari 2007, één jaar.

Artikel Xa
Bij de vaststelling van de tarieven, bedoeld in artikel 41c, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 voor het jaar 2008 wordt de formule, vervat in artikel 41b, eerste lid, onderdeel d, van de Elektriciteitswet 1998, toegepast met een zodanige correctie voor de gevolgen van de wijziging in het beheer van de netten met een spanningsniveau van 110 kV of 150 kV door de in artikel I, onderdeel A, voorgestelde wijziging van artikel 10, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, dat deze wijziging geen gevolgen heeft voor de betrokken netbeheerders anders dan voortvloeit uit de wijziging van het beheer.

Artikel XI
1
Indien met het oog op de naleving van artikel 10a of artikel 10b van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 2c of artikel 3b van de Gaswet door een belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting activa of passiva worden overgedragen, wordt voor de bepaling van de winst, bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, van de overdrager en van de verkrijger, de overdracht geacht plaats te vinden tegen de fiscale boekwaarde van die activa of passiva op het direct aan de overdracht voorafgaande tijdstip. De eerste volzin is slechts van toepassing indien de verkrijger van de activa of passiva een lichaam is waarvan de aandeelhouders, deelnemers of leden direct of indirect uitsluitend of nagenoeg uitsluitend dezelfde zijn als de directe of indirecte aandeelhouders, deelnemers of leden van de overdrager.
2
Indien een overdracht als bedoeld in het eerste lid plaatsvindt tegen de fiscale boekwaarde, wordt de verkrijger van die activa of passiva met betrekking tot die activa of passiva voor het bepalen van de winst, bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de vennootschapsbelasting1969, geacht in de plaats te zijn getreden van degene die de activa of passiva heeft overgedragen.
3
Indien met het oog op de naleving van artikel 10b van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 2c van de Gaswet een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 eindigt, vindt artikel 15ai van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 geen toepassing, ingeval de beëindiging plaatsvindt door een overdracht van aandelen aan een lichaam waarvan de aandeelhouders direct of indirect uitsluitend of nagenoeg uitsluitend dezelfde zijn als de directe of indirecte aandeelhouders van de fiscale eenheid die wordt beëindigd.
4
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien activa of passiva worden overgedragen met het oog op de naleving van artikel IX, tweede lid, van deze wet, mits de overgedragen activa of passiva gaan behoren tot het vermogen van een in Nederland gedreven onderneming of tot het vermogen van een in Nederland gedreven gedeelte van een onderneming.
5
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing indien een fiscale eenheid eindigt met het oog op de naleving van artikel IX, tweede lid, van deze wet.

Artikel XII
1
Van overdrachtsbelasting is vrijgesteld de verkrijging die plaatsvindt met het oog op naleving van artikel 10b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 2c, eerste lid, van de Gaswet. De vorige volzin is alleen van toepassing indien de verkrijging plaatsvindt binnen de termijn, genoemd in artikel VIII, en alleen voor zover er geen wijziging optreedt in de uiteindelijke eigendomsverhoudingen in de onroerende zaken.
2
Indien onroerende zaken die deel uitmaken van een verkrijging als bedoeld in het eerste lid, in de voorafgaande periode van drie jaren door de vervreemder zijn verkregen met een vrijstelling van overdrachtsbelasting wegens fusie, splitsing of interne reorganisatie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, komen de bij de laatstgenoemde vrijstelling gestelde voorwaarden waarbij een termijn van drie jaren is gesteld te vervallen.
3
Artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer is bij een verkrijging als bedoeld in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
4
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien een verkrijging plaatsvindt met het oog op de naleving van artikel IX, tweede lid, van deze wet, mits de verkrijging plaatsvindt binnen de in dat artikellid genoemde termijn.

Artikel XIII
1
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2
Artikel I, onderdeel A, treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ?s-Gravenhage, 23 november 2006
Beatrix
De Minister van Economische Zaken ,J. G. Wijn
Uitgegeven de zevende december 2006
De Minister van Justitie ,
e
M. H. Hirsch Ballin