Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Huurprijzenwet woonruimte, enz. (wijziging percentages)

 

Wet van 5 juni 2000 tot wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte en van de wet van 19 juni 1996 tot wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte, de Wet op de huurcommissies en de Wet individuele huursubsidie in verband met de zogenaamde huursombenadering (Stb. 323) (wijziging percentages)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut ! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het percentage in artikel 19, eerste lid, onder f, en tweede en derde lid, van de Huurprijzenwet woonruimte en in artikel IV, derde lid, van de wet van 19 juni 1996 tot wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte, de Wet op de huurcommissies en de Wet individuele huursubsidie in verband met de zogenaamde huursombenadering (Stb. 323) te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Wijzigt de Huurprijzenwet woonruimte.]

Artikel II
1
Artikel I is van toepassing op voorstellen tot verhoging van de huurprijs waarin als voorgestelde datum van ingang van de voorgestelde huurprijs een datum is vermeld die gelegen is op of na 1 juli 2000.
2
Indien de verhuurder voor 1 juli 2000 een voorstel tot verhoging van de huurprijs heeft gedaan dat niet voldoet aan het bepaalde in artikel 19, eerste lid, onder f, en derde lid, van de Huurprijzenwet woonruimte, zoals gewijzigd door deze wet, en waarin als voorgestelde datum van ingang van de voorgestelde huurprijs een datum is vermeld die gelegen is in het tijdvak van 1 juli 2000 tot en met 1 september 2000, heeft hij de gelegenheid dat voorstel tot twaalf weken na het tijdstip waarop de verhoging van de huurprijs blijkens het voorstel had moeten ingaan, daarmee in overeenstemming te brengen.
3
In afwijking van artikel 20, eerste en tweede lid, van de Huurprijzenwet woonruimte vangt in het geval, bedoeld in het tweede lid, de in de eerstgenoemde artikelleden bedoelde termijn van zes weken, onderscheidenlijk twaalf weken, aan op het tijdstip dat de in het tweede lid bedoelde termijn van twaalf weken is verstreken.

Artikel III
[Wijzigt de wet van 19 juni 1996 tot wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte, de Wet op de huurcommissies en de Wet individuele huursubsidie in verband met de zogenaamde huursombenadering (Stb. 323).]

Artikel IV
De bedragen die zijn genoemd in de artikelen 13, eerste lid, onderdelen a en b (maximale huurgrenzen), en 20, eerste en tweede lid (kwaliteitskortingsgrens en aftoppingsgrenzen), van de Huursubsidiewet worden voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2001, in afwijking van artikel 27, eerste en derde lid, van die wet, met ingang van 1 juli 2000 aangepast met het in de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 15 van de Huurprijzenwet woonruimte, genoemde maximaal huurverhogingspercentage.

Artikel V
Een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 15 van de Huurprijzenwet woonruimte, waarbij het maximale huurverhogingspercentage voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2001 anders wordt vastgesteld dan het op 30 juni 2000 in die maatregel genoemde percentage, treedt in afwijking van artikel 15, vierde lid, van die wet niet eerder in werking dan een maand na de dagtekening van het Staatsblad waarin de eerstgenoemde maatregel is geplaatst.

Artikel VI
1
De artikelen I tot en met III treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
2
De artikelen IV en V treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 5 juni 2000
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. W. Remkes
Uitgegeven de twintigste juni 2000
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals