Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Mediawet (privatisering van het Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V.)

 

Wet van 4 maart 1999 tot wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met de privatisering van het Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is derden te laten deelnemen in het kapitaal van het Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V.;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Wijzigt de Mediawet.]

Artikel IA
[Wijzigt de Telecommunicatiewet.]

Artikel II
[Wijzigt deze wet.]

Artikel III
[Wijzigt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.]

Artikel IV
1
De Stichting tot beheer van de aandelen van de naamloze vennootschap Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V. houdt van rechtswege op te bestaan met ingang van de dag na de datum van inwerkingtreding van deze wet. Het bestuur doet daarvan opgaaf aan de registers waar de stichting is ingeschreven.
2
Het vermogen van de stichting gaat onder algemene titel over op de Staat. De opbrengst van vervreemding van het vermogen zal, minus een bedrag van € 70 335 933,49, worden toegevoegd aan de algemene omroepreserve, bedoeld in artikel 170c van de Mediawet. De rentebaten uit de opbrengst, voor zover zij een bedrag van € 8 168 043,89 per jaar niet te boven gaan, worden jaarlijks aangewend ten behoeve van het verstrekken van subsidies voor cultuuruitingen als bedoeld in de Wet op het specifiek cultuurbeleid.
3
Het laatste boekjaar van de stichting eindigt op de datum waarop de stichting ophoudt te bestaan.
4
Tot verkrijging van aandelen als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de Comptabiliteitswet is Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gemachtigd.

Artikel V
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 4 maart 1999
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, F. van der Ploeg
De Minister van Financiën, G. Zalm
Uitgegeven de dertigste maart 1999
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals