Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Pensioen- en spaarfondsenwet met betrekking tot medezeggenschap van gepensioneerden en gelijkstelling in pensioenregelingen van geregistreerde partners met gehuwden

 

Wet van 25 mei 2000 tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet met betrekking tot de medezeggenschap van gepensioneerden en de gelijkstelling in pensioenregelingen van geregistreerde partners met gehuwden
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enkele wijzigingen in de Pensioen- en spaarfondsenwet aan te brengen ter verbetering van de medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen en ter realisering van een gelijkstelling in pensioenregelingen van geregistreerde partners met gehuwden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Wijzigt de Pensioen- en spaarfondsenwet.]

Artikel II
Artikel 2c van de Pensioen- en spaarfondsenwet, zoals dat artikel luidde voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, blijft van toepassing op personen wier deelnemerschap aan een pensioenregeling waarin wijzigingen in rechten en verplichtingen op grond van genoemd artikel 2c zijn ontstaan, voor de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van deze wet is geëindigd.

Artikel III
1
Onze Minister kan verenigingen aanwijzen op wie artikel 6a, eerste lid, vierde zin, en vierde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet, zoals dat artikel luidt na inwerkingtreding van deze wet, tot 1 januari 2001 niet van toepassing zijn.
2
Met betrekking tot op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bestaande deelnemersraden als bedoeld in artikel 6a, eerste en tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet, zoals dat luidde op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet, moeten de statuten en reglementen van een fonds binnen vijf jaren na dat tijdstip voldoen aan dat artikel.

Artikel IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen, onderdelen van artikelen of leden van artikelen verschillend kan luiden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 25 mei 2000
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst
Uitgegeven de tweeëntwintigste juni 2000
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals