Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Pensioen- en spaarfondsenwet, enz. (wijziging PSW in verband met toezicht, verbod op uitstelfinanciering en waardeoverdracht)

 

Wet van 22 december 1999 tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enkele andere wetten onder meer met het oog op verbetering van het toezicht op de uitvoering van aanvullende pensioenregelingen, invoering van een verbod op uitstelfinanciering van pensioenaanspraken en verduidelijking van de regels inzake waardeoverdracht van pensioen en aanspraken op pensioen (wijziging PSW in verband met toezicht, verbod op uitstelfinanciering en waardeoverdracht)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Pensioen- en spaarfondsenwet te wijzigen teneinde het toezicht op de uitvoering van aanvullende pensioenregelingen te verbeteren, om financiering achteraf van pensioenaanspraken te verbieden, alsmede te komen tot verduidelijking van de regels inzake waardeoverdracht van pensioen en aanspraken op pensioen en voorts om in die wet en andere wetten enkele daarmee verband houdende en overige wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Wijzigt de Pensioen- en spaarfondsenwet.]

Artikel II
[Wijzigt de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds.]

Artikel III
[Wijzigt de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling.]

Artikel IV
[Wijzigt de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.]

Artikel V
[Wijzigt de Beroepswet.]

Artikel VI
Artikel 3a, tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet zoals dat ingevolge deze wet komt te luiden is ten aanzien van op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel bestaande voorzieningen als bedoeld in dat artikellid, eerst na afloop van het kalenderjaar waarin dat artikellid in werking treedt van toepassing.

Artikel VII
1
Artikel 5, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet zoals dat ingevolge deze wet komt te luiden is ten aanzien van op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel bestaande pensioenen spaarfondsen en beroepspensioenfondsen eerst twee jaar na dat tijdstip van toepassing.
2
Ten aanzien van personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 5, achtste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet zoals dat ingevolge deze wet komt te luiden, het beleid van een pensioen- of spaarfonds of van een beroepspensioenfonds bepalen of mede bepalen, kan een beoordeling als bedoeld in artikel 5, tweede en derde lid, van die wet zoals dat ingevolge deze wet komt te luiden, achterwege blijven voor de resterende duur van hun aanstellings- of benoemingstermijn.
3
Artikel 5a, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet zoals dat ingevolge deze wet komt te luiden is ten aanzien van op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikellid bestaande pensioen- en spaarfondsen en beroepspensioenfondsen eerst één jaar na dat tijdstip van toepassing.

Artikel VIII
1
De artikelen 8, tweede, derde en vierde lid, en 1, eerste lid, onderdeel g, van de Pensioen en spaarfondsenwet en artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A en I, van deze wet, blijven van toepassing ten aanzien van pensioenfondsen die aan die bepalingen voordien toepassing gaven, en wel in de gevallen en gedurende de termijn die daarvoor al waren vastgesteld, doch in elk geval niet langer dan gedurende tien jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A en I, van deze wet en met dien verstande dat de financiering ingevolge die bepalingen ten minste in gelijke delen per kalenderjaar plaatsvindt.
2
De Pensioen- & Verzekeringskamer kan toestaan dat, in afwijking van het eerste lid, een pensioenfonds gedurende een langere periode dan daar bedoeld, maar niet langer dan gedurende vijftien jaar, toepassing geeft aan de daar genoemde bepalingen, voor zover dat noodzakelijk is ter voorkoming van onaanvaardbare financiële gevolgen voor het betrokken pensioenfonds of de betrokken werkgever.
3
In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van het tweede lid de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

Artikel IX
Artikel 9c van de Pensioen- en spaarfondsenwet zoals dat ingevolge deze wet komt te luiden is ten aanzien van pensioenfondsen en beroepspensioenfondsen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel niet verplicht zijn tot vaststelling van een actuariële en bedrijfstechnische nota als bedoeld in die wet, eerst één jaar na dat tijdstip van toepassing.

Artikel X
Artikel 1, achtste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet zoals dat ingevolge deze wet komt te luiden, is niet van toepassing ten aanzien van een pensioenfonds jegens welk op het tijdstip van inwerkingtreding van die artikelen ten minste 2000 personen aanspraak of recht op ouderdomspensioen hebben, terwijl tot dat pensioenfonds geen nieuwe deelnemers kunnen toetreden en de bezittingen van dat fonds tezamen met de te verwachten inkomsten toereikend zijn ter dekking van 115% van de uit de statuten en reglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen.

Artikel XI
1
Artikel 10b, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet zoals dat ingevolge deze wet komt te luiden is ten aanzien van op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel bestaande pensioen- en spaarfondsen en beroepspensioenfondsen eerst van toepassing met ingang van de eerste dag van het tweede kalenderjaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikellid.
2
Artikel 10b, tweede, derde en vierde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet zoals deze ingevolge deze wet komt te luiden is voor het eerst van toepassing met betrekking tot het eerste volle boekjaar gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van deze artikelleden.

Artikel XII
Indien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift, dan wel de termijn voor het indienen van een beroepschrift, tegen een besluit op grond van:
a
de Pensioen- en spaarfondsenwet;
b
de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds; of
c
de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling, is aangevangen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft ten aanzien van de mogelijkheid om beroep in te stellen het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.

Artikel XIII
De straffen en maatregelen gesteld op strafbare feiten waarvoor ingevolge deze wet slechts een dwangsom of een bestuurlijke boete kan worden opgelegd en die zijn begaan voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, blijven van toepassing.

Artikel XIV
[Wijzigingswet Pensioen- en spaarfondsenwet, enz. (wettelijk recht op waarde-overdracht en enige andere maatregelen op het aanvullende pensioenterrein).]

Artikel XV
[Wijzigt de Pensioen - en spaarfondsenwet.]

Artikel XVI
[Wijzigt de Pensioen - en spaarfondsenwet.]

Artikel XVII
1
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2
In afwijking van het eerste lid treedt artikel 5, achtste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet, in werking één jaar na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 22 december 1999
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst
Uitgegeven de dertigste december 1999
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals