Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet Nationale ombudsman en de Wet openbaarheid van bestuur

 

Wet van 18 juni 1998 tot wijziging van de Wet Nationale ombudsman en de Wet openbaarheid van bestuur
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet Nationale ombudsman te wijzigen in verband met het aanpassen van de bevoegdheidsomschrijving van de Nationale ombudsman, het openen van de mogelijkheid van vrijwillige aansluiting door gemeenten, provincies, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen bij de klachtvoorziening die de Wet Nationale ombudsman biedt, enkele wijzigingen van technische aard aan te brengen alsmede enkele overgangsmaatregelen te treffen en de Wet openbaarheid van bestuur te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Wijzigt de Wet Nationale ombudsman.]

Artikel II
1
[Vervallen.]
2
Het eerste lid is niet van toepassing indien een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid is beëindigd op een datum gelegen voor 1 januari 1998.
3
Het eerste lid vervalt met ingang van de dag, waarop een besluit als bedoeld in artikel 1b, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman in werking treedt.

Artikel III
Tot een jaar na de beëindiging van een aanwijzing van bestuursorganen van een provincie, gemeente of waterschap op grond van de Wet Nationale ombudsman, zoals deze wet luidde voor inwerkingtreding van deze wet, kan met betrekking tot een gedraging van het desbetreffende bestuursorgaan die heeft plaatsgevonden voordat de aanwijzing werd beëindigd, een verzoekschrift als bedoeld in artikel 12 bij de Nationale ombudsman worden ingediend.

Artikel IV
Het Aanwijzingsbesluit bestuursorganen Wob en WNo, het koninklijk besluit van 1 september 1993 houdende aanwijzing van bestuursorganen van waterschappen als administratieve organen in de zin van de Wet Nationale ombudsman (Stb. 488), alsmede het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende aanwijzing op grond van de Wet Nationale ombudsman van bestuursorganen van gemeenten en provincies voor de gedragingen van buitengewoon opsporingsambtenaren (Stb. 218) worden ingetrokken.

Artikel V
[Wijzigt de Wet openbaarheid van bestuur.]

Artikel VI
[Wijzigt de Wet Nationale ombudsman en Wet openbaarheid van bestuur.]

Artikel VII
De tekst van de Wet Nationale ombudsman wordt in het Staatsblad geplaatst.

Artikel VIII
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 18 juni 1998
Beatrix
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, W. Kok
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
Uitgegeven de vijfentwintigste juni 1998
De Minister van Justitie,
w
Sorgdrager