Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op de bedrijfsorganisatie en enige andere wetten

 

Wet van 3 april 1999 tot wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en enige andere wetten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele wijzigingen aan te brengen in het stelsel van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, met name op het punt van de verhouding tussen de organen van het stelsel en de rijksoverheid, en dat het daartoe noodzakelijk is, de Wet op de bedrijfsorganisatie en enkele andere wetten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I Wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie
[Wijzigt de Wet op de bedrijfsorganisatie.]

Artikel II Wijziging van de Meststoffenwet
[Wijzigt de Meststoffenwet.]

Artikel III Wijziging van de Landbouwwet
[Wijzigt de Landbouwwet.]

Artikel IV Wijziging van de Noodwet voedselvoorziening
[Wijzigt de Noodwet voedselvoorziening.]

Artikel V Wijziging van de Diergeneesmiddelenwet
[Wijzigt de Diergeneesmiddelenwet.]

Artikel VI Wijziging van de Landbouwkwaliteitswet
[Wijzigt de Landbouwkwaliteitswet.]

Artikel VII Wijziging van de Visserijwet 1963
[Wijzigt de Visserijwet 1963.]

Artikel VIII Wijziging van de Plantenziektenwet
[Wijzigt de Plantenziektenwet.]

Artikel IX Wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962
[Wijzigt de Bestrijdingsmiddelenwet 1962.]

Artikel X Wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
[Wijzigt de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.]

Artikel XI Wijziging van de Flora- en faunawet
[Wijzigt de Flora- en faunawet.]

Artikel XII Wijziging van de Arbeidstijdenwet en van de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag
[Wijzigt de Arbeidstijdenwet en de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag.]

Artikel XIII Wijziging van de In- en uitvoerwet
[Wijzigt de In- en uitvoerwet.]

Artikel XIV Overgangsrecht met betrekking tot bestaande bedrijfslichamen
1
Ten aanzien van een bedrijfslichaam, ingesteld vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, gelden de volgende bepalingen.
2
De regeling, waarbij het bedrijfslichaam is ingesteld, blijft van kracht, totdat het wordt ingesteld op de in artikel 67 van de Wet op de bedrijfsorganisatie voorziene wijze; zodanige instelling geschiedt zodra voor de eerste maal na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een wijziging in de betrokken regeling moet worden aangebracht, doch uiterlijk binnen vier jaar na dat tijdstip.
3
De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van kracht zijnde verordeningen en andere besluiten van een bedrijfslichaam blijven van kracht. Deze verordeningen vervallen vier jaar na dat tijdstip; dat geldt niet voor verordeningen, opgesteld in het kader van bij of krachtens een wet gevorderde medewerking, tenzij bij of krachtens die wet anders wordt bepaald. Bepalingen in verordeningen omtrent onderwerpen, die geen grondslag meer vinden in het door deze wet gewijzigde artikel 93, tweede lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, worden ingetrokken, zodra de betrokken verordening voor de eerste maal na de inwerkingtreding van deze wet wordt gewijzigd dan wel wordt vervangen door een nieuwe verordening.
4
Bepalingen in een verordening, van kracht op het tijdstip van inwerkingtreding van dit lid, waarin tuchtrechtelijke maatregelen zijn gesteld op overtredingen die als strafbare feiten zijn aangewezen, worden aangepast aan het door deze wet gewijzigde artikel 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie zodra de betrokken verordening voor de eerste maal na de inwerkingtreding van deze wet wordt gewijzigd dan wel wordt vervangen door een nieuwe verordening. Tot dat tijdstip beslist in dat geval de officier van justitie of een overtreding tuchtrechtelijk zal worden afgedaan; in het bevestigende geval verwijst hij de zaak naar het bevoegde tuchtgerecht.
5
Nadere voorschriften omtrent bij een verordening geregelde onderwerpen als bedoeld in artikel 95, derde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, zoals dat artikel luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet, blijven van kracht, totdat de betrokken verordening voor de eerste maal na de inwerkingtreding van deze wet wordt gewijzigd dan wel wordt vervangen door een nieuwe verordening. Het geven van nieuwe nadere voorschriften of het wijzigen van bestaande nadere voorschriften door andere organen van een bedrijfslichaam dan het bestuur, is na de inwerkingtreding van deze wet niet meer mogelijk.
6
Een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 110 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, dat is opgericht vóór de inwerkingtreding van deze wet, blijft bestaan. Verordeningen van een orgaan van zo'n lichaam blijven van kracht, totdat de voorziening waarbij het lichaam is ingesteld voor de eerste maal na de inwerkingtreding van deze wet wordt gewijzigd dan wel wordt vervangen door een nieuwe voorziening. Deze verordeningen vervallen uiterlijk vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet; dat geldt niet voor verordeningen, opgesteld in het kader van bij of krachtens een wet gevorderde medewerking, tenzij bij of krachtens die wet anders wordt bepaald. De organen van zo'n lichaam maken na de datum van inwerkingtreding van deze wet geen gebruik meer van hun gedelegeerde bevoegdheid om bij verordening regelen te stellen.
7
Een bedrijfslichaam meldt aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, welke rechtspersonen het op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds heeft opgericht en in welke rechtspersonen het op dat tijdstip deelneemt.

Artikel XV Herplaatsing in het Staatsblad
De tekst van de Wet op de bedrijfsorganisatie wordt in het Staatsblad geplaatst.

Artikel XVI Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld, waarop artikel I, onderdelen X, Y, en Z, onderdeel 2, en artikel XIV, vierde lid, in werking treden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Tavarnelle, 3 april 1999
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, K. G. de Vries
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, H. H. Apotheker
De Minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink
Uitgegeven de negenentwintigste juni 1999
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals