Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op het basisonderwijs, enz. (aanpassingen in de bekostigingsstelsels)

 

Wet van 18 juni 1992, tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs en de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs in verband met aanpassingen in de bekostigingsstelsels
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bekostigingsstelsels in de Wet op het basisonderwijs en de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs aan te passen met betrekking tot onder meer de vaststelling van de vergoedingsbedragen en de geldigheidsduur van huisvestingsbeschikkingen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel II
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel III
1
De goedkeuring op grond van artikel 95, zesde of zevende lid, de beslissing tot bekostiging van een voorziening in de huisvesting op grond van artikel 96, vijfde lid, en de beslissing tot vergoeding van een voorziening in de huisvesting als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, alsmede de toestemming op grond van artikel E42, derde lid, van de Overgangswet WBO (Stb. 1986, 257), vervallen indien de goedkeuring, de beslissing tot bekostiging, de beslissing tot vergoeding of de toestemming heeft plaatsgevonden:
a
voor 1 januari 1990: 1 maand na de inwerkingtreding van deze wet tenzij binnen 2 maanden na het verstrijken van laatstgenoemde termijn door toezending van een afschrift van de bouwopdracht aan Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen wordt aangetoond dat voor het verstrijken van die termijn de bouwopdracht is gegeven;
b
in 1990: op 1 juli 1992, tenzij binnen twee maanden na die datum door toezending van een afschrift van de bouwopdracht aan Onze minister van Onderwijs en Wetenschappen wordt aangetoond dat voor die datum de bouwopdracht is gegeven;
c
in 1991, dan wel in 1992, voor de inwerkingtreding van deze wet: op 1 juli 1993, tenzij binnen twee maanden na die datum door toezending van een afschrift van de bouwopdracht aan Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen wordt aangetoond dat voor die datum de bouwopdracht is gegeven.
2
De in het eerste lid bedoelde bouwopdracht is onherroepelijk. Indien zij wordt gegeven na de inwerkingtreding van deze wet, vermeldt zij tevens de aanvangsdatum van de bouw en het aantal werkbare dagen dat met de bouw is gemoeid.
3
Op grond van bijzondere omstandigheden die niet aan de gemeente of het bevoegd gezag zijn toe te rekenen, keurt Onze minister naar aanleiding van een daartoe door burgemeester en wethouders of het bevoegd gezag binnen 2 maanden na afloop van een termijn voor het geven van een bouwopdracht als bedoeld in dit artikel ingediend verzoek goed dat deze termijn met een door Onze minister bepaalde periode wordt verlengd. Onze minister beslist op het verzoek binnen 2 maanden na ontvangst daarvan. Onze minister kan voor het eind van laatstgenoemde termijn deze eenmaal met ten hoogste 2 maanden verlengen, onder mededeling aan de indiener van het verzoek. Op voorzieningen die zijn toegekend voor het jaar 1993 is artikel 98, eerste lid, vierde volzin, van de Wet op het basisonderwijs van overeenkomstige toepassing.
4
Voorzieningen waarvoor de goedkeuring, de beslissing tot bekostiging, de beslissing tot vergoeding of de toestemming op grond van het eerste lid is vervallen, komen niet voor vergoeding door het Rijk of, in het geval van een bijzondere school, de gemeente in aanmerking.

Artikel IV
Op de goedkeuring op grond van artikel 93, zesde of zevende lid, de beslissing tot bekostiging van een voorziening in de huisvesting op grond van artikel 94, vijfde lid, en de beslissing tot vergoeding van een voorziening in de huisvesting als bedoeld in artikel 97, eerste of vierde lid, van de Wet op de expertisecentra is artikel III van overeenkomstige toepassing.

Artikel V
1
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I, onderdeel N, en artikel II, onderdeel N, voor het eerst van toepassing zijn op voorzieningen die zijn toegekend voor het jaar 1993 en dat artikel II, onderdeel O, terugwerkt tot en met 1 januari 1992.
2
Besluiten van Onze minister tot vaststelling van de definitieve vergoedingsbedragen die onder het voorbehoud van inwerkingtreding van deze wet zijn genomen, worden gelijkgesteld met besluiten, genomen met inachtneming van de artikelen 90c en 115 van de Wet op het primair onderwijs zoals deze luidden op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet.
3
Besluiten van Onze minister tot vaststelling van de definitieve vergoedingsbedragen die onder het voorbehoud van inwerkingtreding van deze wet zijn genomen, worden gelijkgesteld met besluiten, genomen met inachtneming van de artikelen 88m en 91 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zoals deze luidden op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ?s-Gravenhage, 18 juni 1992
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen,
j
Wallage
Uitgegeven de vijfentwintigste juni 1992
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin