Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op het consumentenkrediet

 

Wet van 14 november 1991, houdende aanpassing van de Wet op het consumentenkrediet aan de Boeken 3, 5 en 6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek alsmede enige correctie in de Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op het consumentenkrediet aan te passen aan de Boeken 3, 5 en 6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek alsmede enige correcties aan te brengen in het zesde en zevende gedeelte Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel II
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel IIA
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel IIB
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel III
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel IV
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel IVA
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel IVB
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel IVC
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel V
1
De artikelen 68a tot en met 75 en 79 tot en met 81 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek gelden mede voor de wijzigingen die bij deze wet worden aangebracht in de Wet op het consumentenkrediet.
2
De artikelen 40 tot en met 43 van de Wet op het consumentenkrediet, zoals die bij deze wet zijn gewijzigd, zijn van toepassing op een pandrecht waarin een vóór de inwerkingtreding van deze wet bedongen eigendom tot zekerheid of eigendomsvoorbehoud krachtens artikel 86 of 89 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek is omgezet.

Artikel VI
Onze Minister van Justitie brengt de in deze wet voorkomende aanhalingen van artikelen van het Burgerlijk Wetboek in overeenstemming met de nummering die op het tijdstip van het in werking treden van deze wet voor de Boeken 3 en 6 van dat Wetboek is vastgesteld.

Artikel VII
Deze wet treedt in werking op 1 januari 1992, met uitzondering van artikel IVC dat op 29 december 1991 in werking treedt.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ?s-Gravenhage, 14 november 1991
Beatrix
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
y
C. M. T. van Rooy
Uitgegeven de vijfde december 1991
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin