Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op het primair onderwijs, enz. (verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs)

 

Wet van 17 december 2003 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, met het oog op deregulering en vereenvoudiging van regelgeving, wenselijk is in het primair onderwijs een aantal specifieke budgetten samen te voegen tot een schoolbudget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid en mogelijk te maken dat schoolbesturen op beperkte schaal praktijkervaring op doen met vrijere bestedingsmogelijkheden, en dat het voorts wenselijk is in het voortgezet onderwijs de oormerking van de bekostiging voor nascholing van het personeel te schrappen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Wijzigt de Wet op het primair onderwijs.]

Artikel II
[Wijzigt de Wet op de expertisecentra.]

Artikel III
[Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.]

Artikel IV
[Wijzigt de Wet medezeggenschap onderwijs 1992.]

Artikel V
[Wijzigt deze wet.]

Artikel VI
De wijzigingen, opgenomen in de artikelen I, II en III, zijn voor de eerste maal van toepassing op het schooljaar 2001/2002, met uitzondering van de wijzigingen, bedoeld in de artikelen I, onderdeel B, en II, onderdeel B, en met uitzondering van de wijzigingen, bedoeld in artikel I, onderdelen I voor zover betrekking hebbend op artikel 148, eerste lid, Ia en J, zesde lid, en de wijzigingen, bedoeld in artikel II, onderdelen I voor zover betrekking hebbend op artikel 143, eerste lid, Ia en J, zesde lid.

Artikel VII
1
Onverminderd artikel 113, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 111, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 228, vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, kunnen een of meer vergoedingsbedragen, opgenomen in de programma's van eisen scholen voor basisonderwijs, onderscheidenlijk (voortgezet) speciaal onderwijs en speciaal voortgezet onderwijs, vastgesteld voor de jaren 2002 tot en met 2006, met ingang van 1 januari 2003 bij ministeriële regeling worden verhoogd in verband met de bekostiging voor de bedrijfsgezondheidszorg, in verband met de bekostiging voor studie- en beroepskeuzebegeleiding en in verband met gebouwenonderhoud.
2
Artikel 113, zevende en achtste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 111, zevende en achtste lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 228, zevende en achtste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs zijn van overeenkomstige toepassing op de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid.

Artikel VIII
1
Het bedrag dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is ondergebracht in het fonds, bedoeld in artikel 131 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 126 van de Wet op de expertisecentra zoals die artikelen luidden op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet, wordt toegevoegd aan het schoolbudget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de Wet op het primair onderwijs, onderscheidenlijk artikel 124 van de Wet op de expertisecentra.
2
Het bedrag dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is ondergebracht in het fonds, bedoeld in artikel 99, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die bepaling luidde op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet, wordt voor de kosten van het personeel, zoals onderscheiden in de artikelen 32 en 32a, of voor voorzieningen in de exploitatie aangewend en kan in geval van een overschot op dat bedrag worden aangewend voor voorzieningen in de huisvesting. Artikel 99, zesde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs is van overeenkomstige toepassing op het bedrag, bedoeld in de eerste volzin.

Artikel IX
1
De ingevolge deze wet gewijzigde of vervallen artikelen van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die artikelen luidden op de dag voor de ingangsdatum van de wijzigingen ingevolge deze wet, blijven van toepassing op de tijdvakken waarvoor zij gelding hadden.
2
Op geschillen die op grond van de ingevolge deze wet gewijzigde of vervallen artikelen van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die artikelen luidden op de dag voor de ingangsdatum van de wijzigingen ingevolge deze wet, op die datum in bezwaar of beroep aanhangig zijn of na die datum binnen de bezwaar- of beroepstermijn aanhangig zijn gemaakt, blijven de op die datum geldende regelingen van toepassing. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheid tot het intrekken en vervangen van besluiten die tot de aldaar bedoelde geschillen hebben geleid.

Artikel X
1
Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat de artikelen I tot en met III, met uitzondering van de artikelen I, onderdeel B, en II, onderdeel B, terugwerken tot en met 1 augustus 2001 en met dien verstande dat artikel VII terugwerkt tot en met 1 september 2002.
2
In afwijking van het eerste lid, treden artikel I, onderdelen I voor zover betrekking hebbend op artikel 148 , eerste lid, Ia en J, zesde lid, en artikel II, onderdelen I voor zover betrekking hebbend op artikel 143, eerste lid, Ia en J, zesde lid, en artikel IV, onderdeel C, in werking met ingang van 1 augustus 2004.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 17 december 2003
Beatrix
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap , M. J. A. van der Hoeven
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit , C. P. Veerman
Uitgegeven de tweeëntwintigste januari 2004
De Minister van Justitie ,
j
P. H. Donner