Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs (vereenvoudiging bekostigingsbepalingen)

 

Wet van 6 juli 2004 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer vereenvoudiging van de bekostigingsbepalingen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is, de regels ten aanzien van de bekostiging die zijn opgenomen in de Wet op het voortgezet onderwijs te vereenvoudigen en te actualiseren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I Wijziging Wet op het voortgezet onderwijs
[Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.]

Artikel II Overgangsbepaling bekostiging periode start schooljaar - inwerkingtreding miv. 1 januari
De aanspraak op bekostiging op grond van de artikelen 84, 84b, 85b en 86 van de Wet op het voortgezet onderwijs van de scholen voor voortgezet onderwijs voor het schooljaar dat aanvangt in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin deze wet in werking treedt, eindigt met ingang van de inwerkingtreding van deze wet. In de periode tussen de aanvang van het in de vorige volzin bedoelde schooljaar en de inwerkingtreding van deze wet heeft een school aanspraak op 32% van de personele bekostiging onderscheidenlijk 5/12 van de materiële bekostiging die voor dat schooljaar voor de desbetreffende school op grond van de artikelen 84, 84b en 85b respectievelijk 86 van de Wet op het voortgezet onderwijs is vastgesteld.

Artikel III Overgangsbepaling periode ABB
Voor scholen waaraan voor de inwerkingtreding van deze wet bekostiging voor administratie, beheer en bestuur is toegekend als bedoeld in artikel 96g1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, eindigt de in het eerste lid van dat artikel bedoelde periode met ingang van het kalenderjaar volgend op de ingang van het zevende schooljaar na aanvang van die bekostiging.

Artikel IV Overgangsbepaling personele bekostiging
1
Indien de berekende bekostiging op grond van de artikelen 84, 84b en 85b van de Wet op het voortgezet onderwijs en op grond van de daarop gebaseerde lagere regelgeving zoals luidend nà inwerkingtreding van artikel I van deze wet van de scholen van een bevoegd gezag waarop voor het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze wet in werking treedt, aanspraak zou bestaan, hoger onderscheidenlijk 1,5% of meer lager is dan de berekende bekostiging waarop voor het schooljaar dat aanvangt in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin deze wet in werking treedt aanspraak zou bestaan op grond van genoemde artikelen en op grond van de daarop gebaseerde lagere regelgeving zoals luidend vóór inwerkingtreding van artikel I van deze wet waarbij de leerlingfluctuatiefactor op 1 wordt gesteld, wordt de bekostiging:
a
voor het jaar waarin deze wet in werking treedt, verminderd met 95% van het verschil onderscheidenlijk vermeerderd met 100% van het verschil voorzover dat boven 1,5% uitgaat,
b
voor het eerste jaar volgend op het jaar waarin deze wet in werking treedt, vermeerderd met 80% van het verschil voorzover dat boven 1,5% uitgaat,
c
voor het tweede jaar volgend op het jaar waarin deze wet in werking treedt, vermeerderd met 60% van het verschil voorzover dat boven 1,5% uitgaat,
d
voor het derde jaar volgend op het jaar waarin deze wet in werking treedt, vermeerderd met 40% van het verschil voorzover dat boven 1,5% uitgaat, en
e
voor het vierde jaar volgend op het jaar waarin deze wet in werking treedt, vermeerderd met 20% van het verschil voorzover dat boven 1,5% uitgaat.
2
Voor de toepassing van het eerste lid wordt uitgegaan van het aantal leerlingen op de peildatum 1 oktober van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarin deze wet in werking treedt.
3
De vermeerderingen onderscheidenlijk verminderingen berekend op grond van het eerste lid, onderdelen a tot en met e onderscheidenlijk onderdeel a, vinden plaats in het jaar waarin deze wet in werking treedt.
4
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven voor de overgangssystematiek bij de personele bekostiging zoals neergelegd in het eerste tot en met derde lid.

Artikel V Tijdelijke afwijking i.v.m. goede invoering
Voorzover deze wet daarin niet voorziet, alsmede indien nodig in afwijking van het bij of krachtens deze wet bepaalde, kunnen bij ministeriële regeling voor bepaalde tijd regels worden vastgesteld ten behoeve van een goede invoering van de door deze wet gewijzigde of toegevoegde bepalingen van de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten behoeve van de goede invoering van de in de eerste volzin bedoelde gewijzigde of toegevoegde bepalingen kan bij ministeriële regeling voor bepaalde tijd eveneens worden afgeweken van het overigens bepaalde bij of krachtens de in die volzin genoemde wet.

Artikel VI Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip met dien verstande dat de nieuwe bekostigingsbepalingen in de Wet op het voortgezet onderwijs voor het eerst van toepassing zijn ten aanzien van de bekostiging voor het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin deze wet in het Staatsblad wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 6 juli 2004
Beatrix
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap , M. J. A. van der Hoeven
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit , C. P. Veerman
Uitgegeven de achttiende januari 2005
De Minister van Justitie ,
j
P. H. Donner